Bij de boer op bezoek
(1978)– Mechtelly– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Als ze uit het venster kijken, zien ze de kippen. Wat maken die een lawaai! Ze pikken rijst en koren, dat op de grond ligt en lopen steeds heen en weer. | |
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
Kijk daar: toké's! Dat zijn echte schreeuwers. Ze maken veel meer lawaai dan de kippen. | |
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
Die daar met de rode halzen. Wat zijn die groot! Weet jij al hoe ze heten? Dat zijn kalkoenen. | |
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
‘Kom eens buiten kijken’, zegt de boer. Daar is nog meer familie van de vogels. Doksen en eenden. Ze zwemmen graag, daarom staat hun hok dicht bij de sloot. | |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
Joewan en Sew gaan met de boer een wandeling maken. Ze zien duiven op het grasveld. Sew probeert er een te pakken. Mis! Die zit al veilig op het dak. Wat zijn ze vlug! Duiven laten zich niet gauw vangen. | |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Ze lopen over het grasveld. Ze kijken naar de geiten, die in het gras liggen. Die hebben veel gegeten. Nu zijn ze moe. | |
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
De schapen blaten. Ze hebben het warm van de wol. ‘Morgen’ zegt de boer, ‘zal ik de wol er af halen’. | |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
De boer gaat gras snijden. Sew en Joewan mogen mee. Hij spant de ezel voor de kar. Hop, hop, daar gaan ze. | |
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
Bello rent achter ze aan. Zijn tong hangt uit zijn bek. Hij heeft het warm. | |
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
Hoor je de koeien loeien? Het is melktijd. Als ze in de stal zijn, roept de boer: ‘Joosje, Betsie, Hasina!’ en hij klapt in de handen. | |
[pagina 23]
| |
[pagina 24]
| |
Joewan en Sew zien de koeien achter elkaar naar de stal toe lopen. Ze zijn bang en kruipen weg. ‘Kom, kom’ zegt de boer, ‘het zijn allemaal lieve dieren’. | |
[pagina 25]
| |
[pagina 26]
| |
Als Joosje, Betsie, Sarina en Hasina langs lopen, geeft de boer ze een tikje op hun kop. Dat vinden ze prettig. Ze gaan op hun plaats staan. De boer wast de emmers. Dan begint het melken. | |
[pagina 27]
| |
[pagina 28]
| |
Als de koeien gemolken zijn, gaan ze liggen. Ze herkauwen het gras, dat ze buiten opgegeten hebben. | |
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
Maar er zijn nog meer dieren in de stal. Zie je de rat? Hij is bang voor de poes. | |
[pagina 31]
| |
[pagina 32]
| |
De grote poes heet Minet. Hij vangt alle ratten, die hij in de stal ziet. | |
[pagina 33]
| |
[pagina 34]
| |
Daarna gaan Sew en Joewan met de boer naar huis. Achter het huis rusten ze uit. ‘Wat mooi, konijntjes, ’roept Sew. Het zijn ginipi's. Hun hokjes zijn van gaas, omdat ze alle plankjes doorknagen. | |
[pagina 35]
| |
[pagina 36]
| |
‘Piti kòò, piti kòò!’ ‘Kes'kesi's bijten’ roept Joewan en hij springt van zijn bankje. ‘Mijn aapje bijt niet’ zegt de boerin. ‘Piti kòò’. Kijk hem springen! ‘Stel je niet zo aan’ zegt de boer. | |
[pagina 37]
| |
[pagina 38]
| |
‘Dag, dag’. Dat is Lorre. Ze zit in een kooi, die aan de muur hangt. ‘Joe boi, joe boi’ roept ze. | |
[pagina 39]
| |
[pagina 40]
| |
Wat is er verder op de boerderij? Bosdieren! Zie je die pakira? ‘Knrr, knrr’ zegt hij en hij wroet met zijn snuit in het zand. ‘Net een varken’ zegt Joewan. | |
[pagina 41]
| |
[pagina 42]
| |
Er is ook een hert, dat ineens tussen het hoge gras vandaan schiet. Hij kijkt wat vreemd naar de jongens. Sew wil hem grijpen, maar hij is al weer weg. | |
[pagina 43]
| |
[pagina 44]
| |
Een luiaard in een boom, die te lui is om zich te bewegen. Hij hangt naar beneden en hoeft alleen maar zijn kop om te draaien om alles te zien. | |
[pagina 45]
| |
[pagina 46]
| |
Hij kijkt naar Joewan en Sew, die naar hem toelopen. ‘Pas op’ zegt de boerin, ‘hij kan zijn poot heel snel uithalen en je een harde klap geven. Dat doet pijn’. | |
[pagina 47]
| |
[pagina 48]
| |
De boer brengt wat wijn voor ze. ‘Heerlijk’ roept Joewan, ‘dat is djamoewijn’. | |
[pagina 49]
| |
[pagina 50]
| |
Op de boerderij is er altijd wat lekkers, bojo of doekoen, wijn van sinaasappelen of djamoe, ook gestoofde appelen of mopé. | |
[pagina 51]
| |
[pagina 52]
| |
Joewan en Sew willen graag op de boerderij wonen, maar er is geen school. Dat is jammer. De boer en de boerin vinden het ook jammer, dat de jongens vertrekken. Maar als Joewan en Sew niet naar school gaan, blijven ze dom. | |
[pagina 53]
| |
[pagina 54]
| |
Daarom stappen ze even later op de truck van de boer. Ze rijden naar de stad. Daar staat hun huis, waar vader en moeder op ze wachten. | |
[pagina 55]
| |
|