Dichtlievende uitspanningen
(1753)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 257]
| |
Ter Gelukwenschinge aan Den Wel Edelen Grootachtbaren heere, Den heere burgermeester, De Dieu.
IK hang met hart en ziel myn zegel aan Uw dicht,
Huybert. Hoe wenschte ik thans myn' snaaren
Met Uw' beschaafden zang te paaren!
Dog ziekte en ongeneugt verhindert my naar pligt
Den braaven Burgerheer iets waardigs op te draagen.
Hy zal myn Zwygen niet misduiden, maar beklaagen.
| |
[pagina 258]
| |
Hy kent de eerbiedigheid, die 'k toedraag aan zyn deugd.
(Doch nu k' myn zucht, en wensch niet naar myn zin kan uiten)
Verstrekt het my tot eer, tot troost, tot waare Vreugd,
Dat ik myn Dichtwerk met zyn' ed'len Naam mag sluiten.
J.J. Mauricius. |
|