Dichtlievende uitspanningen(1753)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] Gedicht, geschikt voor eenen hooggeëerden vrient. MEt opene Armen ziet Ge U buiten s'Lants ontfangen, Daer elk Uw' Wysheit, Uw Staetkunde en Deugden eert. Dat 's niet genoeg, myn Vrient! haest werde Uw Heil vermeêrt, Als 't voorwerp van uw ziels verlangen, Die schoone U 't Jawoort geeft, Gy met Haer herwaerts keert, Laet Jazon met het Vlies van Kolchos zich verryken; Wat schat moet voor 't Juweel, 't geen Gy verkrygt, niet wyken, Een' Roozemont, een' Leliegaerd', Die schoonheit met verstant en ed'le Deugden paert? 'k Zie Tritons en Najaên U leiden door de Baeren, Uw' Kiel in veiligheit voor Stormen en Gevaeren; Terwyl Neptuin van verre Uw' hartsvriendin belonkt, Die met nog schooner glans, dan Amfitrite, pronkt, Hoe heuchlyk wordt Gy door Uw' Vader niet bejegent, Die, als verjongt door vreugd', omhelst Uw' Gemalin! Leeft lang één hart, één' Ziel, één Zin, En ziet Uw Huw'lyks-koets met vruchten milt gezegent! Myn' Zanggodin belooft U wêer een nieuwen Toon, Als ze U geluk wenscht met één' eerstgebooren' Zoon. Vorige Volgende