Dichtlievende uitspanningen
(1753)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
Den 28 February MDCCLII.
VErrys, zo 't mooglyk is, met roozen in den mond,
O Winterzon, kon nu Uw glans het veld ontdooien,
Dat ik de Oranjezaal met bloemen mogt bestrooien,
Nu 'k eens dit Jaarfeest vier op Vaderlandschen grond!
Dan zou 'k hepatikaas en versche tulpjes plukken
Om tot een krans op 't hoofd van myn' Prinçes te drukken
In 't lieflyk dagen van haar leevens morgenstond.
Maar neen! wat bloemsieraad kan haalen by de roozen,
Die op het lcliwit van haar schoon aanzicht bloozen?
O Ed'le Puikbloem in den Tuin van Nederland,
Doorluchte Karolyn, God leide U met zyn' hand!
| |
[pagina 178]
| |
Ach! kon het leevend vuur van Uw' aanminnige oogen
Uw' Moeders dierb're traanen droogen!
Volg haar' volmaakte deugd, en blyf het pronksieraad,
't Plechtanker, 't Pallasbeeld van Neêrlands vryën Staat.
Gelukkig Vorst, wien eens de zeegen wordt geschonken
Van met die schoone Bloem te pronken!
|
|