Dichtlievende uitspanningen
(1753)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Vertaaling Van de fabel van de kraan en den wolf.
EEn groote Wolf in 't woud,
Dien onder 't kluiven van een raauwen schaapenbout
Een scherpe mergpyp in den slokdarm was gebleeven,
Verzocht de Kraan: hy zou haar goed barbiersloon geeven,
Zo zy hem helpen wou.
Zy steekt haar langen bek en kop ter goeder trouw
In zyn' gewonden muil om 't been 'er uit te haalen.
Maar toen het heerschap wierdt gesprooken van betaalen,
Ondankbre, sprak hy, loop: gy zyt genoeg betaald,
Dat gy den kop zo gaaf hebt uit myn' bek gehaald.
Dus zyn de onnooslen steeds de speelpop van de quaaden,
Die waanen goed te doen, wanneer zy niemand schaaden.
Dus moet een man, die door een machtigers geweld
Zich overbeerd vindt en bekneld,
Zich troosten al wat God hem toelaat te gehengen.Ga naar voetnoot†
| |
[pagina 98]
| |
Hy houdt voor winst, wat hy kan bergen uit den slag,
En denkt, dat hy zich nog gelukkig reek'nen mag,
Als hy den kop maar heel en gaaf naar huis kan brengen.Ga naar voetnoot*
1720. |