Besluit der dichtlievende uitspanningen, met verscheidene byvoegzelen
(1762)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 227]
| |
in de Vergadering van haar Hoog Mogende, de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, wanneer ik voor de tweedemaal myn Eed deed, als Minister by den Nedersaxischen Kreits en Hanzeesteden, 1756.DEwyl ik binnen weinig daagen de reize sta aan te neemen tot aantreeding van de post, waar mede U. H. M. my gelieven te bekleeden, neem ik de vryheid my met alle respect voor U. H. M. te presenteeren. Ik zou het geene ik aan U. H. M. heb voor te draagen, konnen vervatten in weinig woorden, en ik zou my verpligt rekenen om de pretieuse momenten van U. H. M. zwaarwigtige deliberatien met respect te menageeren, zo ik my niet verbeelde te konnen bemerken, dat U H. M. in de singuliere omstandigheden, die den wonderlyken loop van myn zwervend leeven distingueeren en signaleeren, een par- | |
[pagina 228]
| |
ticulierder aanspraak van my schynen te verwachten, ten minsten, dat U. H. M. 't my niet qualyk zullen neemen: te minder, om dat het na alle menschelyke apparentie de laaste reize zal weezen, dat ik de Eer zal hebben van in Persoon in deeze illustre vergadering te verschynen. 't Is nu een en dertig jaaren geleeden, H. M. H. dat ik op deeze zelfde plaats de Eere heb gehad van eeven dezelfde pligtpleeging af te leggen. Zeeventien Jaaren lang heb ik dezelfde post bekleed, waar toe U. H. M. my tegenwoordig weder op nieuws hebben gelieven te despicieeren: en ik bidde permissie om te moogen rememoreeren met dankbaarheid, dat ik 't geluk heb gehad van die post te bekleeden met honorabele en weezentlyke blyken van U. H. M. genoegen en gunstige approbatie, gelyk ik ook loueeren moet het accueil, dat ik daar in genooten heb zo van de Hoven van Holstein, als van de Regeering van Hamburg. De Borstquaal, waar meede ik van Kindsbeen af elendig geworstelt heb, heest my op myn 50ste Jaar tegen 't adviesvan alle myn' goede vrienden de resolutie doen neemen om soulaaste soeken in een warme lucht aan de overzyde van de waereld. | |
[pagina 229]
| |
Ik heb de Eere daar gehad van bekleed te zyn met een Ampt van Eere en aansien, doch een Ampt, waar in ik de nietige ydelheid der menschelyke Digniteiten van naby heb leeren beschouwen, en waar in ik de doornen van de waereldse Eerekroonen smartelyk heb gevoeld. Neegen Jaaren lang heb ik dag en nacht gezorgd, gewaakt, geslaafd, geploegd, geswoegd, gesweet, en ik kan my niet reprocheeren iets, dat in myn vermogen was, verzuimd te hebben, om als een Eerlyk man, myn pligt te doen, en 't welzyn, de goede ordre en de securiteit van de dierbaare Colonie, die aan my toevertrouwt was, te bezorgen en te bevestigen. 't Is Gods aanbiddelyke wille geweest, dat ik weder op myn 60ste Jaar getransporteert ben geworden uit de hitte in de koude. De wederwaardigheeden, die ik door Gods bystand ben doorgeworsteld, zyn U. H. M. bekend, schoon aan U. H. M. onmogelyk konnen bekend weezen de ruineuse en verdrietige uitwerkingen, die myn gepraecipiteerd vertrek gehad heeft, met relatie, zo tot myn goederen als familie. En na een parenthese van vyf jaaren word ik weder door een byzondere schikking van den Hemel op myn | |
[pagina 230]
| |
vyf en zestigste Jaar niet van de ploeg, maar (om zo te spreeken) van de rustbank, daar ik myn gryze en zwakke hoofd reeds op had nedergelegt, door U. H. M. op nieuws geroepen tot dezelfde post, die ik over 14 Jaaren hier heb nedergelegd. Hoog Mogende Heeren, myn' Jaaren zyn geklommen, en myn kragten zyn niet alleen door de jaaren, maar nog meer door arbeid, ziektens, zwervingen, zorgen, en gevoeligo chagrynen versleeten en verteerd: behalven dat ook het koude klimaat, waar aan ik teegenwoordig nog sensibeler ben dan voorheen, my allen arbeid moeielyker maakt. Ik kan dus niet belooven, H. M. H. dat ik tegenwoordig met dezelfde vivaciteit, dezelfde diensten, als voorheen, presteeren zal konnen, en gelyk de post by de Nedersaxische Kreits meer defensief is, dan actief, is 't ook niet te hoopen, dat 'er voor eerst zaaken zullen voorkoomen van die natuur, als die toen ter tyd een geduurige attentie vereischten, en my stoffe gaven niet alleen tot brieven, maar zelfs tot opereuse en bewerkte geschriften. Alles, wat ik belooven kan, H. M. H. is, dat, schoon de kragten dezelfde niet meer zyn, de goede yver altyd de- | |
[pagina 231]
| |
zelfde zal blyven, en dat ik, zo lang ik adem schep, zal trachten myn plicht te doen, als een man van eere, en de Hooge gunste van myn' heeren en meesters waardig te blyven Ik profiteer van deeze occasie, H. M. H. om de Continuatie van die gunste voor myn' persoon op 't ootmoedigst te bidden: en dewyl 't menschelyker wyze niet aparent is, dat ik voor myn persoon lang van die gunste zal kunnen jouisseeren, voor al in een koud Climaat, recommandeer ik myn zwervende familie (die talryk en niet gelukkig is) in U H. M. protectie. Onderwyl wensche ik met een oprecht hart, dat de Almogende U. H. M. aanzienelyke persoonen en illustre familien met zyn genade bekroonen wil, en U H.M. regeering tot Heil van Kerk en Staat gezegend en bestendig maaken: dat hy de Koninklyke Princes (die ten voorbeeld niet alleen van Vorstinnen, maar zelfs van Vorsten, met een mannenhart alle haare vermaaken, alle haare vermoogens opoffert aan de zorge voor 't Gemeene best) ondersteune met zyn geest: dat hy haar K. H. 't genoegen wil geeven van de twee dierbaare Oranje-Spruyten onder haar wys beleid ie zien opgroeien in alle de deugden van haar Doorluchtig | |
[pagina 232]
| |
Geslacht: voor al, dat hy haare K. H. den zegen gelieve te vergunnen, datse in een hoogen ouderdom de de vruchten mag zien van haar tedere moederlyke zorge: en eindelyk dat hy 't lieve Vaderland wil bewaaren in vreede, en zo het onverdiend, en onrechtvaerdig in zyn vreede gestoord mogt worden, dat hy dan een teken wil geven ten goede, en zig betoonen een behoeder te zyn van deugd en goede trouwe. Het is met deeze sentimenten, H. M. H. dat ik bereid ben den Eed afteleggen, en te gelyk U. H. M. bidde om my te honoreeren met U H. M. laatste ordres. |
|