Besluit der dichtlievende uitspanningen, met verscheidene byvoegzelen
(1762)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 179]
| |
Byvoegzel van vrienden-gedichten, my toegezonden. | |
[pagina 181]
| |
Vriendelyke en nederige zeegenwensch Van een oud VriendGa naar voetnoot* Ter bruylofte van
| |
Met mejonkvrouwe Joanna Maria Wreede, Getrouwt den 30. Sept. 1737.
MAuritius, myn waerde Vriend,
Vergun dat ik myn Hert aen u mag openleggen.
| |
[pagina 182]
| |
Uw edel Hert is met geen ydele Eer gediend.
'k Had zeeker anders veel te zeggen,
En vond hier onuytputbre stof
Tot uw verdiende Roem en Lof.
Maer neen! men hoeft geen Krans by edlen Wyn te steeken.
Geen woorden zyn van doen, daer zaak, en daaden spreeken.
Men vraag het t' Amsterdam, daer g'in uw Kinderstand
Een Voorbeeld wierd genoemt van vlyt en vroeg Verstand,
Men vraag't te Leiden, daar reets op uw dertien Jaren
Op 't Hoogeschool uw deugd en gaven kenbaer waaren.
Men vraag het in den Haag, daar gy door Konst en Taal
Reets in uw eerste Jeugd uytmuntte in Themis Zaal,
Of in Nimwegen, daar men steets u Naam zal eeren,
Zo lang men immer zal Welsprekentheid waerdeeren.
Men vraag 't te Purmerend, daerg' als de Mond der Stad,
En 't hoofd der rechtbank, in vrouw Themis Vierschaar zat.
Of wil men 't vraagen in den Raad der vrye Staaten,
Alwaar gy als een Lid met Roem zyt toegelaten;
En steets met Wysheid en beleid
Voor het Gemeene Best gewaakt hebt en gepleit,
Of vraagt 't te Hamburg, daar gy wist elks Gunst te winnen,
En u van Groot en Klein ziet eeren en beminnen.
Dit weet een yder, die u maar van verre kent,
Maar wien is, zo als my, uw zachten Aard bekent,
| |
[pagina 183]
| |
Uw Lydzaamheid in krankte en droevige gevallen,
Uw trouwe Vriendschap, en uw goed Gemoed voor allen,
Zelf voor uw vyanden, en die 't niet waardig zyn,
Terwyl uw deugd bestaat in daaden, niet in schyn?
Dit weet ik beeter, dan een ander te verklaren,
Die u gekent heb in uw allerteerste Jaaren,
En weet hoe gy van jongs af aan
De zuyvre deugd waart toegedaen,
En schuw van al 't oneerlik mallen,
In reine Liefde zocht uw vreugd en welgevallen,
Gehoorzaam aan Gods eerste wet,
Die reets in 't Paradys den Echt heeft ingezet.
Ook toonde gy in het verkiezen van uw vrouwen,
Dat men alleen op deugd en min moet zien in 't trouwen,
Twee Harten eensgezind, twee Harten, saam gesmeed,
En steets getrouw in Lief en Leed.
't Behaagde God uw vreugd tweemaalen uyt te doven,
En van uw Ega's te berooven.
Men zag u kwynen, als een Tortel, die gescheurt
Van zyn beminde helft, zyn Eenzaamheid betreurt.
Doch God, wiens Hand u Steeds bestiert heeft in uw Leeven,
Heeft eyndelik een vrouw, weer na uw Hart gegeven,
Die uw Gezelschap, Troost en Hulpe weezen zal
In blydschap en in ongeval.
| |
[pagina 184]
| |
De welgepaste stal van haar volmaakte leeden,
Haer schoon gelaat en minzaam oog,
Was 't allerminst, dat u tot deeze keur bewoog.
Gy zaagt veel ernstiger op al d' aanminnigheeden
Van haer volmaakt Gemoed, en Christelyke ziel.
Haar deugd en nederige zeeden,
Dit was de Schoonheid, die u meest aan 't Hart geviel.
Dit zyn de Schatten, die een Man gelukkig maken.
En 't Hemelsch Paradys hem hier op aard doen smaken.
D' oprechte Eenvoudigheit van 't Nederlandsche Bloed
Bekoorde u 't Hert, en wyl gy met haar naaste Vrinden
In 't Vaderland meest zyt van Kindsbeen opgevoed,
Was 't u een vreugd, in dit eenvoudige Gemoed
Die eigen deugden weer te vinden,
Die g'in haar deftige geslagt
Altyd bemind hebt en geagt.
Dus word de blydschap haast volmaakt aan beide zyden.
Zy geeft aan uwe keur verschuldigd dank en eer,
En noemt u nederig met Sara haaren Heer,
Terwyl sig d' OomenGa naar voetnoot* om dees huwlyksband verblyden,
En deeze lieve nigt aen uwe liefde en deugd
Opoffren met een Hert, vervult met waare vreugd.
Het Scheepryk Y, de Rhyn, de Waal, de Zeeusche Stroomen,
Den Haag en 't gansche Nederland,
| |
[pagina 185]
| |
Daar deeze Stam rondom met Roem is voortgeplant,
Weergalmen van de vreugt, die 't hert heeft ingenomen.
Elk juycht en pryst uw keur. Alleen de swarte nyd
Zit in een pruylhoek, en verknaagt haar hart van Spyt.
'k Zie hoe de grootste van het Land, die u waardeeren,
Als elk om stryd, u met hun Zeegenwensch vereeren.
Zo wensch ik ook, dat God uw dierbre leevensdraad
Nog lange rekken wil, tot voordeel van den Staat.
Geen Ongeluk nog Smert moet ooit uw Echt bejeegnen,
Hy wil uw Echtgenoot en gansche Stamhuys zeegnen,
Tot dat gy eindelyk op een volmaakter wys,
Gelukkig weezen zult in 't Hemelfch Paradys.
|