Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
15.4. Ordening in de editieWe hebben eerder gezien, dat onuitgegeven werken in een volledige uitgave geplaatst worden na de gepubliceerde. Soms komen alle genres bij elkaar in een of meer nalatenschapsdelen, maar het komt ook voor dat alle nagelaten gedichten als laatste bijeen staan in de poëzie-afdeling. In de leeseditie van de poëzie van Nijhoff staan de ongepubliceerde en niet-gebundelde gedichten aan het einde van een periode. Wanneer de schrijver zelf een ordening vastgelegd heeft, zal deze gevolgd worden, ook al zou die niet chronologisch zijn. Wanneer dit niet het geval is, kiest de editeur voor een chronologische ordening. Of hij hierbij dan nog rekening houdt met de genres, zal afhangen van de opzet van de editie. Een scheiding van onvoltooide en voltooide teksten uit een nalatenschap is volgens Van Vliet niet juist wanneer daardoor een door de auteur aangebrachte ordening, hoe voorlopig ook, doorbroken wordt.Ga naar voetnoot17 | |
[pagina 401]
| |
Geselecteerde bibliografieOnmisbaar voor de kennis van de nalatenschapsproblematiek zijn de historisch-kritische edities van J.H. Leopolds nalatenschap: Gedichten ii. Nagelaten poëzie (Historisch-kritische uitgave, verzorgd door H.T.M. van Vliet in samenwerking met A.L. Sötemann, 2 dln., 3 bdn. Amsterdam enz., 1985) en Gedichten uit de nalatenschap. Uitgegeven en van editie-technisch en genetischinterpretatief commentaar voorzien door G.J. Dorleijn. 2 dln. Amsterdam enz., 1984. Bij Dorleijn vindt men in dl.2 ook een theoretisch kader. Zie ook de uitvoerige bespreking van H.T.M. van Vliet, ‘J.H. Leopolds nalatenschap en de moderne editietechniek’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 101 (1985), 283-308, en die van G.J. Dorleijn, ‘De historisch-kritische Leopoldeditie’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 103 (1987), 185-213. Over algemene problemen bij literaire nalatenschappen schrijft Bernhard Zeller in Autor Nachlass Erben. Mainz enz., 1981. Er zijn twee verzamelbundels over de nalatenschap. Vooral praktijkbeschrijvingen vindt men in: Nachlass- und Editionsprobleme bei modernen Schriftstellern. Hrsg. von Marie-Louise Roth, Renate Schröder-Werle und Hans Zeller. Jahrbuch für internationale Germanistik 1981. Reihe A. Bd. 7. Theoretischer is Die Nachlassedition / La publication de manuscrits inédits. Hrsg. von Louis Hay und Winfried Woesler. Jahrbuch für internationale Germanistik 1979. Reihe A. Bd. 4. In deze laatste bundel het belangrijke artikel van Winfried Woesler: ‘Theorie und Praxis der Nachlassedition’, 42-53. Over het ‘werkkarakter’ het artikel van Lothar Jordan en Winfried Woesler, 201-205. Herbert Kraft benadrukt vooral het belang van de ruimtelijke presentatie van onvoltooide teksten in ‘Die Edition fragmentarischer Werke’. In: LiLi. Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik 5 (1975) 19/20, 142-146 (Sonderheft: Edition und Wirkung). Ook in hoofdstuk 4 van zijn Editionsphilologie (Darmstadt, 1990) gaat hij hierop in. Jean Louis Lebrave behandelt variantenapparaten bij fragmentarische overlevering: ‘Rough drafts: a challenge to uniformity in editing’. In: text. Transactions of the Society for Textual Scholarship 3 (1987), 135-142. |
|