Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
[pagina 389]
| |
In edities van literaire werken kunnen documenten een aparte plaats krijgen in een zogenaamd secundaire-documentendeel. Hierin staan niet alleen documenten zoals hierboven omschreven, maar allerlei soorten brieven, recensies, reacties, aanstellingen, etc. die voor de editie van belang zijn en niet door de auteur zelf geschreven zijn en niet tot de retourbrieven behoren. Dergelijke documenten worden opgenomen in een apart deel als een samenvattende verwerking in de commentaar er te weinig recht aan zou doen. Zowel historische als literaire documenten worden behandeld als teksten in een gewone editie. Bij reeds gepubliceerde documenten volgt men de tekst van de versie die relevant is. Handgeschreven, ongepubliceerde documenten behandelt men op de wijze die gebruikelijk is voor manuscripten of brieven. Een weergave van varianten is voor het documentendeel in een editie van volledig werk niet nodig. Hier gaat het primair om de weergave van de tekst die van belang geweest is voor het werk of de auteur. Het probleem ligt hier bij de selectie van de documenten (zie hiervoor par. 4.2.4 en 3.1.1).
Bij de uitgave van historische documenten om hunszelfs wille en niet als ‘bijprodukt’ ligt dit anders. Hier kan het weergeven van vroegere versies en de slottekst juist van eminent belang zijn als het gaat om politieke teksten en pamfletten of om gerechtszaken. Editeurs uit het historische vakgebied hebben hier vaak te weinig oog voor gehad. In de Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden, die speciaal voor historici zijn opgesteld, worden aan de editeurs vrijheden toegestaan die tot historisch gezien tweeslachtige teksten kunnen leiden. Met name daar waar toegestaan wordt interpunctie, aliniëring, accentuering etc. aan te passen aan hedendaags gebruik, dreigt het gevaar dat een tekst wordt aangeboden die noch historisch, noch modern is en die verkeerde suggesties kan geven. In het algemeen moet gesteld worden dat een editie van historische documenten zich aan dezelfde eisen moet houden als die we eerder geformuleerd hebben voor edities van manuscripten. Ook hier geldt weer dat een archiefeditie eventueel gedeponeerd kan worden en een schone leestekst in druk verschijnt. De editeursemendaties mogen echter niet verder gaan dan die in een literaire tekst, ook al zal de tekstvorm vaak minder doordacht zijn en geen interessante genese kennen. | |
Geselecteerde bibliografieEen goede inleiding in de problematiek van de brieveneditie geven twee verzamelbundels. Het gaat om de congresbundel Probleme der Brief-Edition. Hrsg. von W. Frühwald, H.-J. Mähl und W. Müller-Seidel. Boppard, 1977, waarin vooral de artikelen van Becker, Sudhof, Woesler en Oellers ter oriëntering aanbevolen worden. Becker schrijft in ‘Die Briefausgabe als Dokumenten-Biographie’, 11-25, over de mogelijkheid een brieveneditie als een soort documentenbiografie op te zetten, ongeveer zoals Enno Endt voor de Herman Gorter documentatie 1864-1897 heeft gedaan (2e, zeer vermeerderde dr. Amsterdam, 1986). Minder studieus dan de Duitse bundel, maar zeer leesbaar is Editing correspondence. Edited by J.A. Dainard. New York enz., 1979, ook | |
[pagina 390]
| |
een congresverslag. De inleiding en de artikelen van Lewis, Leich, Matthews en Walker zijn van belang. J.A. Walker snijdt hierin de problematiek van de open brief aan. J. Matthews laat in ‘The hunt for the Disraeli letters’ zien dat een editeur zijn zoektocht naar brieven niet te gauw moet opgeven. Ook het colloquiumnummer van Gezelliana: Editiewetenschap en de briefwisseling van G. Gezelle (1991) bevat algemene opmerkingen over het editeren van brieven. Stapert-Eggen behandelt hierin de mogelijkheid om tot computeredities van brieven te komen. Toegespitst op de theorie en de praktijk van het editeren van brieven en wat uitvoeriger dan het bovenstaande hoofdstuk is het derde deel van mijn proefschrift: M.T.C. Mathijsen-Verkooijen, Verantwoording. Amsterdam, 1987. (De Schoolmeester, De brieven, dl.3). Winfried Woesler geeft in zijn artikel ‘Vorschläge für eine Normierung von Briefeditionen’. In: Editio 2 (1988), 8-18, tot in de kleinste details voorstellen voor een uniformering van brievenedities. Definities vindt men onder andere in Martin-M. Langner, Der Brief als Problem der Edition. Dargestellt an der Korrespondenz von Christine Hebbel. Berlin, 1988; Irmtraut Schmid, ‘Was ist ein Brief?’. In: Editio 2 (1988), 1-7; Uta Motschmann, ‘Überlegungen zu einer Textologischen Begriffsbestimmung des Briefes in Zusammenhang mit dessen editorischer Bearbeitung’. In: Zu Werk und Text. Beiträge zur Textologie. Hrsg. von Siegfried Scheibe und Christel Laufer. Berlin, 1991, 183-194. Aardig voor de reflectie is een ouder artikel van Robert Halsband, ‘Editing the letters of letter-writers’. In: Art and error. Modern textual editing. London, 1973, 124-139 (oorspronkelijk uit 1958). Wijze opmerkingen over de constitutie maakt W.Gs Hellinga, ‘Notities bij het overwegen van het uitgeven van brieven’. In: De nieuwe taalgids 63 (1970), 80-87. Leerzaam om de praktische demonstratie is de inleiding van Van Tricht in Pieter Corneliszoon Hooft, De briefwisseling. Uitgegeven door H.W. van Tricht [...]. Culemborg, 1976. Dl.1. Omvangrijke collecties en de problemen daarvan komen aan de orde bij Frederick Burkhardt, ‘Editing the correspondence of Charles Darwin’. In: Studies in bibliography 41 (1988), 149-159. Ook in de studies over regestenuitgave komen deze aan de orde, bij voorbeeld bij Günther Fetzer, Das Briefwerk Hugo von Hoffmannsthals. Modelle für die Edition umfangreicher Korrespondenzen. Marbach am Neckar, 1980. Over de regestenuitgave ook: Hartmut Steinecke, ‘Brief-Regesten. Theorie und Praxis einer neuen Editionsform’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 101 (1982), 199-210 (Sonderheft: Probleme neugermanistischer Edition); Irmtraut Schmid, ‘Aus der Arbeit der Regestausgabe “Briefe an Goethe”’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 105 (1986), 136-150 (Sonderheft: Editionsprobleme der Literaturwissenschaft). Over de commentaar in brievenedities schrijft Jürgen Behrens, ‘Zur kommentierten Briefedition’. In: Probleme der Kommentierung, 183-197; Norbert Oellers, ‘Aspekte der Rezeptionsforschung. Rezeptionsorientierte Brief-Kommentierung’. In: LiLi. Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik 5 (1975), Heft 19/20, 68-81 (Sonderheft: Edition und Wirkung). | |
[pagina 391]
| |
Over dagboeken zijn niet veel specifieke studies geschreven. Klaus Hurlebusch geeft algemene aanwijzingen in ‘“Überrest” und “Tradition”. Editionsprobleme von Tagebüchern, dargestellt an Klopstocks Arbeitstagebuch’. In: Edition et manuscrits. Probleme der Prosa-Edition. Hrsg. von Michael Werner und Winfried Woesler. Jahrbuch für internationale Germanistik 1987, Reihe A, Bd. 7., 107-123. Een verkorte versie hiervan verscheen in Text 1987. Over geheimtaal in dagboeken leze men Ulrich Joost, ‘Lichtenbergs “geheime” Tagebücher. Probleme ihrer Edition und Kommentierung’. In: Edition et manuscrits, 219-241. Een opsomming van veelal onuitgegeven dagboeken en memoires tot 1800 die in Nederlandse archieven bewaard worden vindt men in R. Lindeman; Y. Scherf; R.M. Dekker, Egodocumenten van Noord-Nederlanders van de zestiende tot begin negentiende eeuw. Een chronologische lijst. Rotterdam, 1993. Het uitgeven van documenten wordt grondig behandeld door Mary-Jo Kline, A guide to documentary editing. Prepared for The Association for Documentary Editing. 2d ed. Baltimore enz., 1988. Historici gaven voor documentenpublikaties de brochure uit: Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden [...]. 6e herz. dr. 's-Gravenhage, 1988. Zie ook: G. Thomas Tanselle, ‘The editing of historical documents’. In: Studies in bibliography 31 (1978), 1-56. Het verschil tussen het editeren van historici en literair-historici komt aan de orde in de volgende discussie: G.J. Hooykaas, ‘Epistolaria’. In: Spektator 18 (1989), 365-367; Marita Mathijsen, ‘Het blozen van brievenediteurs: Een reactie op G.J. Hooykaas' Epistolaria’. In: idem, 375-379. Hooykaas vervolgt met ‘Het editeren van brieven: doel of middel’. In: Spektator 19 (1990), 343-349. Ook over dit verschil gaan artikelen in Literary & historical editing. Edited and with introductions by George L. Vogt and John Bush Jones. Lawrence, 1981. Recente brievenedities in Nederland die voldoen aan hedendaagse normen zijn die met een inclusief apparaat van J.C. Bloem, Brieven aan P.N. van Eyck. Uitgeg., ingel. en van aantekeningen voorzien door G.J. Dorleijn, A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. 2 dln. 's-Gravenhage 1980; en de uitgave van de brieven van De Schoolmeester met een exclusief apparaat. Ook J. Greshoff; A.A.M. Stols, Briefwisseling. Bezorgd door Salma Chen en S.A.J. van Faassen. 4 dln. ‘s-Gravenhage, 1990-1992 kan genoemd worden. Bij het Letterkundig Museum zijn voor de Achter het boek-reeks richtlijnen te verkrijgen voor het editeren van brieven en documenten, die overeenkomen met de normen die ik hierboven gegeven heb. |
|