Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
11.5. Volledige variantenweergave of een keuze?De kritiek op de historisch-kritische editie heeft ook de volledigheid van het variantenapparaat ter discussie gesteld. De complexheid van het apparaat en het gebrek aan onderscheid tussen details en ingrijpende veranderingen heeft ertoe geleid dat er voorstellen gekomen zijn om selectieve apparaten te ontwikkelen. In de critical-text-school wordt al jaren zonder bezwaren het onderscheid tussen accidentals en substantives gehanteerd, en variantenapparaten geven alleen veranderingen in de substantives weer. Ook in de Franse editiepraktijk is een keuze-apparaat niet ongebruikelijk. In Duitsland is er vooral in theoretische bespiegelingen veel bezwaar gemaakt tegen keuzeapparaten, terwijl er wel edities met een ‘Variantenauswahl’ tot stand zijn gebracht.Ga naar voetnoot45 Gunter Martens meent dat een dergelijke keuze ‘die ungünstigste | |||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||
aller denkbaren Lösungen darstellt’. Dan nog beter helemaal geen apparaat.Ga naar voetnoot46 Daarentegen beargumenteert Koopmann dat genese en ontwikkeling van teksten bij één auteur vaak op dezelfde manier verlopen, zodat de beschrijving van een exemplarisch gedeelte voldoende zou zijn om het proces weer te geven.Ga naar voetnoot47 In een artikel van Grésillon wordt een pleidooi gehouden om de varianten die in syntactische samenhang met andere optreden op verkorte wijze weer te geven.Ga naar voetnoot48 Detlev Lüders maakt een verschil tussen schrijvers die ‘met lichte hand’ werken en andere bij wie alles wat ze opschrijven een ‘goudkorrel’ is die bij kan dragen tot het begrip van duistere passages. Voor de eerste categorie schrijvers hoeft geen volledig variantenapparaat samengesteld te worden. Onder vier voorwaarden is dan, steeds nog volgens Lüders, een keuze mogelijk: (a) de keuze moet zo objectief mogelijk zijn, wat kan door zich te concentreren op ‘wesentliche Stationen der Genese’; (b) enige werken van de auteur moeten wel volledig gedocumenteerd worden; (c) de editeur kan af en toe bepaalde belangrijke gedeelten wel voorzien van een volledig apparaat; (d) de manuscripten of fotokopieën ervan moeten openbaar toegankelijk zijn.Ga naar voetnoot49 Andere editeurs laten spellingvarianten buiten beschouwing, voor zover die de klankwaarde onaangetast laten.Ga naar voetnoot50 Veel brievenedities menen ook met een keuzeapparaat te kunnen volstaan. ‘Obvious slips of the pen’ worden weggelaten in de brievenedities van Byron, Schiller, Goethe en Brentano.Ga naar voetnoot51 A. Kets-Vree sluit zich in haar historisch-kritische editie van Max Havelaar aan bij de Amerikaanse editiepraktijk en vermeldt geen ‘verschillen van ondergeschikt belang, zoals spelling- en interpunctievarianten’, want die zouden het zicht ontnemen op woordvarianten met betekenisverschil.Ga naar voetnoot52 De geprezen editie van Marx' en Engels' werken, de Gesamtausgabe (afgekort tot mega) laat in de variantenweergave gecorrigeerde schrijf- en zetfouten, en veranderingen in spelling en interpunctie buiten beschouwing. Ook wanneer de grondlaag onder een onmiddellijke correctie niet leesbaar is, of wanneer een onmiddellijke correctie een herstel van een grammaticale of stilistische fout inhoudt, wordt de vorm van de grondlaag niet in het variantenapparaat opgenomen.Ga naar voetnoot53
Wanneer een editeur besluit een selectief variantenapparaat aan te bieden, zal hij moeten proberen objectieve criteria te hanteren om bepaalde varianten uit | |||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||
te kunnen sluiten. De meeste selectieve variantenapparaten beperken zich tot woordvarianten en laten interpunctie-, buigings- en spellingvarianten buiten het apparaat. Andere criteria zijn eigenlijk niet te geven: zodra een editeur gaat spreken over ‘minder’ of ‘meer’ belangrijke varianten, neemt het subjectieve element steeds meer toe. In de Amerikaanse editiepraktijk wordt het onderscheid tussen ‘substantives’ en ‘accidentals’ gehanteerd om een selectief apparaat van substantiële varianten uit andere versies dan de basistekst aan te bieden. A. Kets-Vree geeft de volgende categorieën aan als buiten het apparaat vallend:
Belangrijk is dat de editeur die tot een selectie van het apparaat besluit zich verantwoordt over de keuzes die hij gemaakt heeft. Ook is het noodzakelijk dat het complete variantenmateriaal, dat door de editeur uiteraard wel is verzameld en gebruikt voor de editie, ter inzage ligt in een openbaar instituut. Volledige publikatie in drukvorm is zeker in Nederland, waar slechts een beperkt aantal raadplegers van edities bestaat en instellingen goed toegankelijk zijn, niet altijd noodzakelijk. Afdruk van een beperkt aantal exemplaren of beschikbaarstelling op diskette is vaak voldoende.
Voor studie- en leesuitgaven is een selectie uit de varianten zonder meer geboden, als de editeur hier al varianten zou willen geven. Dit laatste is alleen zinvol wanneer de verschillende versies van een werk voor een niet-gespecia-liseerd publiek belangrijke inzichten kunnen geven over veranderde poëtica, invloeden van tijdsomstandigheden, genetische processen etc. Ook hier kan de selectie het beste volgens formele criteria plaats vinden. | |||||||||||
Geselecteerde bibliografieGoede overzichten van variantenapparaten en de geschiedenis van de ontwikkeling daarvan vindt men bij René Anglade, ‘Problèmes et techniques de l'édition des textes modernes. Esquisse d'une typologie des appareils de variantes’. In: Etudes Germaniques 27 (1972), 45-72; bij Hans Zeller, ‘Die Typen des germanistischen Varianten-Apparats und ein Vorschlag zu einem Apparat für Prosa’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 105 (1986), 42-69 (Sonderheft: Editionsprobleme der Literaturwissenschaft); bij Siegfried Scheibe in Vom Umgang mit Editionen. Berlin, 1988, 85-159; H.W. Seiffert, ‘Édition et interprétation. La fonction des nomenclatures de variantes’. In: Avant-texte, | |||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||
texte, après-texte. Hrsg. von Louis Hay und Péter Nagy. Paris enz., 1982, 109-114; John McClelland, ‘Critical editing in the modern languages’. In: text. Transactions of the Society for Textual Scholarship 1 (1984), 201-216. Zellers belangrijkste artikel over manuscriptweergave is: Hans Zeller, ‘Zur gegenwärtigen Aufgabe der Editionstechnik. Ein Versuch, komplizierte Handschriften darzustellen’. In: Euphorion 3. Folge, 52 (1958), 356-377. De verantwoording van zijn werkwijze in: ‘Befund und Deutung. Interpretation und Dokumentation als Ziel und Methode der Edition’. In: Texte und Varianten. Hrsg. von Gunter Martens und Hans Zeller. München, 1971, 45-89. Beißners opvattingen kan men nalezen in: Friedrich Beißner, ‘Editionsmethoden der neueren deutschen Philologie’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 83 (1964), Sonderheft, 72-96. De discussie over wat een ‘versie’, een ‘tekst’ of een ‘werk’ is kan gevolgd worden bij Louis Hay, ‘Le texte n'existe pas’. In: Edition et manuscrits. Probleme der Prosa-Edition. Hrsg. von Michael Werner und Winnfried Woesler. Jahrbuch für internationale Germanistik 1987, Reihe A, Bd. 7, 147-156; Gunter Martens, ‘Was ist ein Text? Ansätze zur Bestimmung eines Leitbegriffs der Textphilologie’. In: Poëtica. Zeitschrift für Sprach- und Literaturwissenschaft 21 (1989), 1-25; Siegfried Scheibe, ‘Zum editorischen Problem des Textes.’ In: Zeitschrift für deutsche Philologie 101 (1982), 12-29 (Sonderheft: Probleme neugermanistischer Edition); Peter L. Shillingsburg, ‘Textual variants, performance variants, and the concept of work’. In: Editio 7 (1993), 221-234; Hans Zeller und Jelka Schilt, ‘Werk oder Fassung eines Werks? Zum Problem der Werkdefinition nach Fassungen am Beispiel von Conrad Ferdinand Meyers Gedichten’. In: Zu Werk und Text. Hrsg. von Siegfried Scheibe und Christel Laufer. Berlin, 1991, 61-86. Over een geselecteerd variantenapparaat kan men raadplegen: Almuth Grésillon, ‘Les variantes de manuscrits: critères en degrés de pertinence’. In: Die Nachlassedition. La publication de manuscrits inédits. Hrsg. von Louis Hay und Winfried Woesler. Jahrbuch für internationale Germanistik 1979, Reihe A, Bd. 4, 179-189; Detlev Lüders, ‘Probleme der Varianten-Auswahl. Zu den Apparat-Prinzipien der vom Freien Deutschen Hochstift-Frankfurter Goethe-Museum veranstalteten Brentano- und Hofmannsthal-Editionen’. In: Die Nachlassedition, 224-228. Belangrijk voor de theorievorming zijn de artikelen van Gunter Martens, bij voorbeeld: ‘Textdynamik und Edition. Überlegungen zur Bedeutung und Darstellung variierender Textstufen’. In: Texte und Varianten, 165-201; ‘Texterschliessung durch Edition. Überlegungen zur rezeptionästhetischen Bedeutung textgenetischer Apparate’. In: LiLi. Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik 5 (1975) 19/20, 82-104 (Sonderheft: Edition und Wirkung); ‘Texte ohne Varianten? Überlegungen zur Bedeutung der Frankfurter Hölderlin-Ausgabe in der gegenwärtigen Situation der Editionsphilologie’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 101 (1982), 43-64 (Sonderheft: Probleme neugermanistischer Edition). Een ontwerp van een ingewikkeld inclusief apparaat vindt men bij Manfred Pape, ‘Integraler Apparat und Apparattext. Zur Edition von handschrift- | |||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||
lichen Prosaentwürfen am Beispiel von Hofmannsthals “Andreas”’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 95 (1976), 495-509. Over synoptische variantenapparaten schrijven: Siegfried Scheibe, ‘Zur Anwendung der synoptischen Variantendarstellung bei komplizierter Prosaüberlieferung. Mit einem Beispiel aus Franz Fühmanns “Das Judenauto”’. In: Editio 2 (1988), 142-191; Dirk O. Hoffmann, ‘Die konsequent synoptische Methode. Zur Edition des Rosenkavalier im Rahmen der Kritischen Hofmannsthal-Ausgabe’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 101 (1982), 80-93 (Sonderheft: Probleme neugermanistischer Edition); Elisabeth Höpker-Herberg, ‘Überlegungen zum synoptischen Verfahren der Variantenverzeichnung. Mit einem Beispiel aus Klopstocks “Messias”’. In: Texte und Varianten, 219-232. Voorstellen om tot meer eenheid te komen in terminologie, siglenaanduiding en diacritische tekens geven Siegfried Scheibe, ‘Einige grundsätzliche Vorüberlegungen zur Vereinheitlichung von Editionen’. In: Edition et manuscrits. Probleme der Prosa-Edition, 177-189; Siegfried Scheibe, ‘Editorische Grundmodelle’. In: Zu Werk und Text, 23-48; Jean Varloot, ‘Peut-on harmoniser les éditions critiques?’ In: Edition et manuscrits, 190-199; Winfried Woesler, ‘Editionstechnische Verzeichnung einfacher Varianten’. In: Zu Werk und Text, 49-60. Ook Fredson Bowers, ‘Transcription of manuscripts: The record of variants’. In: Studies in bibliography 29 (1976), 212-264, doet een poging tot uniformering. Amerikaanse artikelen op apparaatgebied zijn er van G. Thomas Tanselle, ‘Editorial apparatus for radiating texts’. In: The library 29 (1974), 330-337; idem, ‘Some principles for editorial apparatus’. In Studies in bibliography 25 (1972), 41-88; Albert J. von Frank, ‘Genetic versus clear texts: reading and writing Emerson’. In: Documentary editing 9 (1987), 5-9; Hershel Parker, ‘The aesthetics of editorial apparatuses’. In: The editorial quarterly 1 (1975), 4-8. In Scholarly editing in the computer age. Theory and practice van Peter L. Shillingsburg (Athens, 1986) is een hoofdstuk aan variantenapparaten gewijd. |
|