Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
[pagina 297]
| |||||||||||||
11.3. VariantensystemenWe komen nu op het gebied dat misschien nog wel de meeste kritiek gekregen heeft, omdat het zo hooggespecialiseerd is: dat van de variantensystemen en -apparaten. Omdat verscheidene editeurs in hun editie de grafische informatie van een manuscript nauwkeurig in druk willen weergeven in combinatie met de presentatie van de tekstontwikkeling van het hele werk in al zijn versies, zijn systemen ontworpen die bijna ontoegankelijk zijn voor nietgespecialiseerde lezers. De ontwikkeling van een model door Friedrich Beißner, waarin de genese van de varianten trapsgewijs werd voorgesteld, is een mijlpaal in de teksteditiegeschiedenis geweest.Ga naar voetnoot30 Gecompliceerde manuscripten konden daardoor in druk ‘leesbaar’ weergegeven worden, zoals hij liet zien in zijn uitgave van de gedichten van Hölderlin. Beißner beschrijft niet in detail alle grafische informatie zoals de plaats van varianten of de manieren van deletie. Na Beißner kwamen er editeurs die in hun apparaat niet alleen een presentatie van de genese en leesbaarheid nastreefden, maar bovendien de eis van controleerbaarheid van het editeurswerk stelden. Hans Zeller streefde er in zijn editie van de gedichten van C.F. Meyer naar dat de gebruiker optimale controlemogelijkheden had. Door de ‘Befund’, de materiële documenten, zo getrouw mogelijk weer te geven, kan de gebruiker van een editie meedenken en andere oplossingen zoeken voor de interpretaties van de editeur (voor de ‘Deutung’).Ga naar voetnoot31 Nog verder ging D.E. Sattler in een nieuwe editie van Hölderlin, waarin hij per document een facsimile en een ‘topografische’ transcriptie gaf, voor hij de documenten van één werk op elkaar betrok.Ga naar voetnoot32 Ook voor hem geldt dat ‘Befund’ en ‘Deutung’ gescheiden aangeboden moeten worden, zodat de gebruiker mee kan denken. Geen van de variantenapparaten die sinds Beißner ontwikkeld zijn, zijn makkelijk in het gebruik. Niet alleen de ontoegankelijkheid is ter discussie gesteld. Ook het geringe gebruik dat van de variantenapparaten wordt gemaakt, hanteert men als een argument tegen de vervaardiging ervan: ‘in einer Zeit eher wirkungsgeschichtlicher, sozialgeschichtlicher, literaturpsychologischer Orientierungen gleichen die Lesartenlabyrinthe gigantischen Friedhöfen, in die sich nur wenige Besucher verirren.’Ga naar voetnoot33 Daarenboven zouden de variantenapparaten de nagestreefde objectiviteit toch niet kunnen | |||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||
(Topo)grafisch systeem waarin het manuscript nagebootst wordt en de verschillende lagen gekenmerkt worden door verschillende lettertypen (zonder en met schreef) en vet, cursief of romein. J.H. Leopold, Gedichten uit de nalatenschap. Uitgeg. en van editie-technisch en genetischinterpretatief commentaar voorzien door G.J. Dorleijn. Amsterdam enz., 1984. Dl. 1, 153.
| |||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||
Imitatie van een stukje manuscript in druk in The Cornell Wordsworth (William Wordsworth, The thirteenth-book. Prelude. Ed. by Mark L. Reed. Ithaca enz., 1991; vol. 1, 795; vol. 2, 645).
| |||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||
waarmaken, omdat iedere keuze interpretatiemomenten inhoudt.Ga naar voetnoot34 In een beroemd voorbeeld uit een gedicht van Hölderlin laat Beißner zien dat een toevoeging in het manuscript die een bepaalde editeur interpreteerde als boven de versregel geschreven, eerder gelezen moest worden als onder de voorgaande.Ga naar voetnoot35 Voor een deel kan het uitgebreid beschrijven van de ‘Befund’ overgenomen worden door de reproduktie van een manuscript. Maar een aantal elementen valt weg bij fotografie: dunne potloodaantekeningen, uitgegumde versies, verschillen in inktkleur, restanten van schrift onder een lakzegel, het verschil tussen een vlek of vezel op het papier en een punt of komma. Wil een editeur het manuscript zo getrouw mogelijk weergeven, dan zal hij een uitgebreid tekensysteem nodig hebben om recht te doen aan alles wat een manuscript meedeelt over de genese (zie hierboven bij de diacritische tekens). Bovendien staat hij dan nog voor de keuze hoe hij de verschillende documentaire bronnen, als die er zijn, zo zal verwerken dat de samenhang duidelijk wordt. In het algemeen kan in deze kwestie gesteld worden, dat het weergeven van de ‘Befund’ geen doel op zich moet worden. De editeur hoeft de ‘Deutung’ niet gescheiden van de ‘Befund’ weer te geven, behalve als de interpretatie problematisch is. De lees- en bruikbaarheid van een variantensysteem moeten prevaleren boven het streven naar absolute objectiviteit. De systemen die ontwikkeld zijn voor het onderbrengen van varianten, zijn terug te brengen op een aantal basismodellen. Afhankelijk van het doel van de editie, het materiaal, de ideeën over controleerbaarheid en over nabootsing van het manuscript zijn er verschillende mogelijkheden. De editeur kan het beste een keuze maken nadat hij met een deel van zijn materiaal enkele modellen uitgeprobeerd heeft. Enkele systemen zijn voor het ene genre beter bruikbaar dan voor het andere, bij voorbeeld geschikter voor poëzie dan voor proza, terwijl andere alleen voldoen bij weinig gecompliceerde overleveringen. De eerste keus die de editeur zal maken, is of hij een inclusief of een exclusief apparaat kiest: zal hij de varianten binnen de leestekst aanbieden, of daarvan isoleren? Een inclusief apparaat is ruimtebesparend en heeft bovendien het voordeel dat de gebruiker niet op en neer moet van het ene deel van de editie naar het andere. De lezer overziet de genese van een tekst bij wijze van spreken met één blik. Nadeel is het gebruik van diacritische tekens die de leestekst ontsieren en doorlezen bemoeilijken. Als een editeur voor een exclusief apparaat kiest, zijn er nog diverse mogelijkheden. Hij kan voor een synoptische weergave kiezen, waarbij de varianten als in een | |||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||
soort partituur verticaal onder elkaar komen te staan. De synoptische weergave neemt veel ruimte in beslag. Ze kan zeer overzichtelijk zijn bij een groot aantal versies. De gebruiker kan zowel de lopende tekst volgen als de genese door respectievelijk horizontaal of verticaal te lezen. Wanneer versies onderling grote verschillen vertonen en een andere syntactische structuur hebben, voldoet de synopsis minder. Een andere methode is het lemma-apparaat. De editeur isoleert dan de variante woorden en zinsdelen van de leestekst en laat de verschillen zien. Het lemma-apparaat is ruimtebesparend en levert een schone leestekst op, maar heeft als nadeel dat de varianten buiten hun context geplaatst worden. Wat de volgorde van de versies betreft, kan de editeur regressief of progressief werken, dus vanuit de laatste of vanuit de vroegste versie de reeks van veranderingen laten zien. Mengvormen van verschillende variantensystemen komen ook voor. Hieronder behandel ik de voornaamste variantensystemen aan de hand van één terugkerend voorbeeld, namelijk de derde strofe van het gedicht ‘De troubadour’ van Martinus Nijhoff uit de bundel De wandelaar:Ga naar voetnoot36 De troubadour
1[regelnummer]
Die 's nachts romancen floot onder de linden
En 's middags scherzo's op de markt der dorpen,
Hij heeft zijn fluit in een fontein geworpen,
En wilde een moeielijker wijsheid vinden.
5[regelnummer]
Hij heeft des nachts op een rivier gevaren,
Hij zag het zonlicht dat de straten kleurde -
En wist dat hij niet leefde, maar gebeurde,
Dat daden machtloos als seizoenen waren.
Hij was een reiziger, den dag lang droomend,
10[regelnummer]
Zijn doel was naar een horizon gericht,
Hij voelde 't leven uit zijn hart weg-stroomend -
En zijn gelaat was bleek, en blonk van licht,
Als van den man die, uit de bergen komend,
God zag van aangezicht tot aangezicht.
Van dit gedicht bestaan twee manuscripten (M1 en M2) met correcties. Er is een voorpublikatie geweest in De beweging (P) en er zijn vijf geautoriseerde drukken van De wandelaar (D1-5). | |||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||
M1 | |||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||
M2M. Nijhoff, ‘De troubadour’, derde strofe. Zie voor de beschrijving van de diverse bronnen: M. Nijhoff, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn. Assen enz., 1993. Dl. 3, 157-158. Manuscript: Letterkundig Museum Den Haag. Achtereenvolgens: Manuscript 1 (in zijn geheel links), Manuscript 2, Tijdschriftpublikatie: De beweging 1916, De wandelaar 1e-5e druk.
| |||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||
11.3.1. Inclusief apparaatWanneer de editeur er niet naar streeft de lezer een ‘schone’ leestekst aan te bieden, maar hem wil confronteren met de veranderingen zoals die door de auteur aangebracht zijn, isoleert de editeur de varianten niet van de leestekst. Hij geeft ze in de leestekst weer met een systeem van diacritische tekens of in een ander, grafisch systeem. Met name een editeur van manuscripten die ernaar streeft alle details te reproduceren, zal hier een voorkeur voor hebben. Sommige editeurs vinden dat het manuscript vanuit de weergave reconstrueerbaar moet zijn.Ga naar voetnoot37 Het inclusief apparaat dient dan om een diplomatische weergave van het manuscript te geven. De weergave van de bron kan zeer gedetailleerd zijn: de plaats en aard van correcties worden nauwgezet en gedetailleerd beschreven. Het genoemde diacritisch tekensysteem van Verkruijsse is ontworpen voor een zeer gedetailleerde beschrijving van een enkelvoudige bron. Maar ook een eenvoudig inclusief apparaat komt voor met een beperkt aantal diacritische tekens. Een inclusief apparaat voor de weergave van één bron met een beperkt aantal diacritische tekens treft men aan in de brieveneditie van Bloem. In het algemeen is een inclusief apparaat alleen aan te raden bij een weinig complexe overlevering. In de Amerikaanse handleiding voor editeurs van hetInclusief apparaat in een brieveneditie. J.C. Bloem, Brieven aan P.N. van Eyck. Uitg., ingel. en van aantekeningen voorzien door G.J. Dorleijn; A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. 's-Gravenhage, 1980. Dl. 1, 66. Gebruikte tekens: <-m> = verwijdering van m; <vind»vond = verandering van vind in vond.
| |||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||
Facsimile en weergave met inclusief apparaat van een (enkelvoudige) prozabron. Het China van Slauerhoff. Aantekeningen en ontwerpen voor de Cameron-romans. Verzorgd en van commentaar voorzien door W. Blok en K. Lekkerkerker. 's-Gravenhage, 1985, 201-202.
Gebruikte tekens: een [een] = een is overbodig woord; <-w> = w is geschrapt; /weer/ = weer is toegevoegd in een andere schrijfstof; <+ misschien> = misschien is toegevoegd in dezelfde schrijfstof; [] = nieuwe alinea. | |||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||
cse, het Statement, wordt een inclusief apparaat alleen aanbevolen als de basistekst een manuscript is en het geïntendeerde publiek uit geleerden bestaat, en dat lijkt mij heel terecht.Ga naar voetnoot38 Bij brieven- en dagboekuitgaven ziet men vaak inclusieve apparaten: er is dan maar één documentaire bron, en deze bevat doorgaans naast de grondlaag en de onmiddellijke correcties hooguit nog één correctielaag.
Een weergave van Nijhoffs eerste documentaire bron (M1) zou er met een inclusief apparaat als volgt uitzien: Hij was een reiziger, den dag <-door> <+ ver> droomend, Zoals men kan zien, is een dergelijke beschrijving alleen zinvol als eerste beschrijving voor de editeur zelf. Aan een gebruiker kan deze weergave niet voorgelegd worden, omdat de verschillende versies er niet in verwerkt zijn en de samenhang tussen de varianten in deze bron er niet uit blijkt. Er zijn ook inclusieve apparaten ontworpen voor de weergave van versies uit verschillende documentaire bronnen.Ga naar voetnoot39 Voor proza-edities zou dit het voordeel hebben dat grote inlassingen uit latere versies op de juiste plaats aangeboden kunnen worden, en toch de oorspronkelijke versie ook ‘aanwezig’ is. Voorbeelden van een dergelijk gebruik ken ik niet, maar in een artikel van Manfred Pape wordt een poging gedaan een kladhandschrift met veel versies van Hugo von Hofmannsthal integraal weer te geven.Ga naar voetnoot40 Ook Siegfried Scheibe heeft een voorbeeld gegeven van hoe een integrale weergave van varianten uit verschillende bronnen er uit zou zien in een ‘Einblendungsapparat’.Ga naar voetnoot41
De negende regel van ‘De troubadour’ zou er, met verwerking van alle bronnen in het integrale inclusieve apparaat van Scheibe als volgt uitzien: Hij was een reiziger, den <>dag > dagen M2a dag M2b :P <>door droomend > verdroomend M1b lang droomend M2:P <>,>. P>,D1-5 | |||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||
a. Inclusief apparaat voor een prozamanuscript (h3) met een grondlaag (H.1) en twee correctielagen (h.x; h.y). Friedrich Gottlob Klopstock, Werke und Briefe. Historisch-kritische Ausgabe. Abteilung Addenda: 11. Klopstocks Arbeitstagebuch. Hrsg. von Klaus Hurlebusch. Berlin enz., 1977, 63.
Gebruikte tekens: = onmiddellijke correctie; ✓a = ‘als variationsbedürftig markierter Text’; ▷ :a ◁ = omsluiting van later aangebrachte variant; > = chronologisch indifferente variant. b. Inclusief apparaat voor een kladmanuscript van een prozatekst met open varianten en verschillende correctielagen. Bij ingewikkelde varianten wordt overgesprongen van een horizontale naar een verticale weergave (Hugo von Hofmannsthal, ‘Andreas’). Manfred Pape, ‘Integraler Apparat und Apparattext. Zur Edition von handschriftlichen Prosaentwürfen am Beispiel von Hofmannsthals “Andreas”.’ In: Zeitschrift für deutsche Philologie 95 (1976), 506-507.
Gebruikte tekens: (1) (2) (3) symbolen voor de lagen; = kastlijntje, varianteinde; (a) (b) (c) symbolen voor werkfasen binnen een laag; o = ‘duktuswandel’, de schrijfwijze verandert; [s sehr langes] = verwijderd met potlood; <in dem> = toevoeging door de editeur | |||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||
11.3.2. Exclusieve apparatenOmdat een editie meestal niet alleen als doel heeft de tekstgeschiedenis weer te geven, maar ook een doorlopende leesversie wil presenteren, ligt het aanbieden van een daarvan gescheiden apparaat vaak voor de hand. Vooral bij ingrijpende wijzigingen en veel bronnen, zou een inclusief apparaat de leestekst te veel onderbreken. Bovendien heeft een scheiding het voordeel dat op basis van de leestekst meer editietypen uitgebracht kunnen worden. | |||||||||||||
11.3.2.1. Het gelemmatiseerd apparaatBij een gelemmatiseerd apparaat worden de afwijkingen van de leestekst geïsoleerd aangegeven in voetnoten, achter de leestekst of in een afzonderlijk boekdeel. Verwijzing vindt plaats via noten of regelnummering. Binnen het gelemmatiseerd apparaat onderscheidt men nog het positief en het negatief lemma-apparaat. Bij het negatief lemma-apparaat wordt alleen de afwijking ten opzichte van de leestekst gegeven, eventueel wordt een steunwoord meegeciteerd om de variant te kunnen plaatsen. Bij voorbeeld regel 4 uit Nijhoffs ‘De troubadour’:
Dit betekent dat alleen in de tweede druk ‘moeielijker’ vervangen werd door ‘moeilijker’. De overige bronnen, ook die van na D2, namelijk M2, P, D1 en D3-5 luiden hetzelfde als de leestekst (M1). Bij een positief lemma-apparaat wordt eerst de desbetreffende plaats uit de leestekst geciteerd en daarna de afwijking in andere bronnen. Zowel de vierkante ([) als de hoekige haak (<) worden gebruikt als lemmateken. Afhankelijk ervan of men een regressief of een progressief apparaat heeft, wijzen de punten van de haken naar links of rechts. Bij een regressief apparaat is de leestekst de laatste versie, en werkt de editeur terug naar vroegere versies. De naar links wijzende haak ([ of <) duidt aan: deze versie is ontstaan uit ... Bij een progressief apparaat geeft de leestekst de vroegste versie en via een naar rechts wijzende haak (] of >) duidt men aan: deze versie wordt tot ... Regel 4 van ‘De troubadour’ ziet er in een progressief positief lemma-apparaat als volgt uit:
De niet genoemde bronnen hebben dezelfde vorm als de leestekst. Bij een regressief positief lemma-apparaat zouden we deze vorm krijgen:
Niet vermeld hoeft te worden dat D4 en D3 identiek zijn aan D5, omdat blijkt uit de vermelding van D2, dat alle bronnen daarna de vorm van de leestekst hebben. | |||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||
Wanneer binnen een bepaalde regel eenzelfde woord tweemaal voorkomt, moet de editeur een steunwoord citeren. De laatste regel van ‘De troubadour’ luidt: ‘God zag van aangezicht tot aangezicht.’ Deze regel is in alle bronnen gelijkluidend, maar wanneer Nijhoff bij voorbeeld het tweede ‘aangezicht’ gewijzigd zou hebben tot ‘in zichzelf’, zou de editeur als steunwoord ‘tot’ mee moeten citeren in zijn lemma. Wanneer bepaalde varianten samenhangen, citeert de editeur grotere tekstdelen, soms zelfs een hele versregel, om het verband niet verloren te laten gaan. Bij voorbeeld regel 11 van ‘De troubadour’:
Als er weergegeven was: ‘voelde > zong en’ en ‘uit > was’ zou de grammaticale samenhang van de verandering verloren gaan.
Bij de weergave van handschriftelijke bronnen in een gelemmatiseerd apparaat kunnen diacritische tekens gebruikt worden, zowel in een negatief als in een positief apparaat. Deze lijken mij te prefereren boven editeursomschrijvingen als ‘uitgewist’ of ‘over ... heengeschreven’, wat men nogal eens in oudere edities aantreft. De editeur kan bepaalde tekens invoeren voor onmiddellijke correcties en samenhangen in de veranderingen. Zie de diacritische tekens hiervoor, pag. 294-295.
Lemma-apparaten zijn zeer geschikt voor edities van werken met weinig verschillen tussen de versies en met ongecompliceerde varianten. Voor brievenen dagboekedities en proza-edities geeft een gelemmatiseerd apparaat meestal voldoende mogelijkheden. Ook wanneer van een werk slechts enkele drukken verschenen zijn zonder grote afwijkingen, voldoet een lemma-apparaat uitstekend.Ga naar voetnoot42 In de Amerikaanse editiepraktijk, waar men over het algemeen in de overlevering meer drukken dan manuscripten aantreft, wordt vrijwel uitsluitend met een positief lemma-apparaat gewerkt. | |||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||
a. Negatief lemma-apparaat. Nescio, De uitvreter. Historisch-kritische uitgave met commentaar over de genese van verhaal en verhaalfiguur, verzorgd door Lieneke Frerichs. Assen enz., 1990. Dl. 2, 336. ‘p. 111’ verwijst naar de leestekst van het eerste deel, het cijfer achter de komma naar de regel. Om de variant te kennen, moet de leestekst geraadpleegd worden.
| |||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||
b. Positief lemma-apparaat. Vóór het lemmateken staat de versie van de leestekst, na het lemmateken vroegere versies en het sigle van de bron. De nummering verwijst naar de pagina's en regels van de leestekst. Louis Couperus, Langs lijnen van geleidelijkheid. Utrecht enz., 1989. Volledige werken Louis Couperus 16, 268. De variant is herkenbaar in het apparaat.
| |||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||
c. Negatief lemma-apparaat met diacritische tekens. De editeursingrepen zijn in een positief lemma-apparaat ondergebracht. Vgl. de manuscriptfragmenten van p. 273. Vgl. De Schoolmeester, De brieven. Documentair-kritische uitgave [door] Marita Mathijsen. Amsterdam, 1987, dl. 3, 145; dl. 1, 332: deel van de leestekst. Zie voor de gebruikte tekens p. 294-295.
| |||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||
d. Positief lemma-apparaat met editeursomschrijvingen. [F. von] Schiller. Briefwechsel. Schillers Briefe 1790-1794. Hrsg. von Edith Nahler und Horst Nahler. Bd. 26. Schillers Werke. Nationalausgabe. Weimar, 1992.
| |||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||
11.3.3. Het synoptisch apparaatIn het apparaat van de synoptische editie wordt één versie volledig horizontaal afgedrukt en daaronder verschijnen verticaal per regel de afwijkingen van de andere versies in chronologische volgorde. Wanneer bepaalde tekstgedeelten hetzelfde zijn gebleven, worden die niet herhaald. Een synoptisch apparaat kan zowel in horizontale richting gelezen worden als in verticale: de tekst van elke versie kan lineair gevolgd worden, en de opeenvolgende varianten kunnen paradigmatisch vergeleken worden. De gekozen versie voor de leestekst hoeft niet overeen te komen met die van de synopsis, die altijd de vroegste is. Synoptische apparaten zijn zeer overzichtelijk, omdat een variant altijd in zijn context verschijnt, en omdat alle versies tegelijk vergeleken kunnen worden. Vooral poëzie met haar afgemeten regellengte leent er zich goed voor. Bezwaren zijn de ruimte die dit apparaat nodig heeft en de beperking tot de regel, waardoor veranderingen over meer dan één regel niet meteen zichtbaar zijn. De synoptische weergave van strofe drie van ‘De troubadour’ ziet er als volgt uit:a. Synoptische weergave van de derde strofe van het gedicht ‘De troubadour’. M. Nijhoff, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn. Assen enz., 1993. Dl. 3, 157-158.
| |||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||
b. Synoptische weergave van een prozatekst van Willem Elsschot. A. Kets-Vree, Woord voor woord. Theorie en praktijk van de historisch-kritische uitgave van een prozatekst, gedemonstreerd aan ‘Een ontgoocheling’ van Willem Elsschot. Utrecht, 1983, 214 en 350.
| |||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||
11.3.4. Variatie en combinatie van synopsis- en lemma-apparaatOp het synopsis- en lemma-apparaat zijn variaties bedacht die de voordelen van beide systemen combineren, namelijk de ruimtebesparing van het lemma-apparaat en de overzichtelijkheid van de synopsis. Een variatie op het synoptische apparaat is het kolommenapparaat. Hierin wordt per (vers)regel de leestekst afgedrukt en daaronder worden de varianten van de verschillende versies kolommengewijs afgedrukt. Samenhangen tussen lagen en fasen worden aangegeven door accolades, siglen of andere grafische tekens (vette druk, spatiëring etc.). Verschil met het synoptische apparaat is, dat niet-afwijkende regels (zinsdelen) niet in het apparaat worden opgenomen. Een gelemmatiseerd kolommenapparaat ontstaat als in het apparaat alleen de variante plaatsen geciteerd worden zonder de context. In plaats van horizontaal achter het lemmateken de varianten samenvattend met siglen af te drukken zoals in het gewone lemma-apparaat, worden de varianten in verticale richting kolomsgewijze onder elkaar afgedrukt. a. Kolommenapparaat volgens H. Zeller. Vs. 21-24 uit het gedicht: ‘Brot und Wein’ van Hölderlin. Voorbeeld ontleend aan: Hans Zeller, ‘Die Typen des germanistischen Varianten-Apparats und ein Vorschlag zu einem Apparat für Prosa’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie 105 (1986), 49 (Sonderheft: Editionsprobleme der Literaturwissenschaft).
| |||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||
b. Gelemmatiseerd kolommenapparaat van het gedicht ‘Herfst’ van J.C. Bloem. (DW = Dichtwerken, T1 en T2 = typoscript 1 en 2). J.C. Bloem, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. Amsterdam enz., 1979. Dl. 2, 190. Leestekst: Dl. 1, 215.
| |||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||
c. Kolommenapparaat van één handgeschreven documentaire bron van het gedicht ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem. De lagen zijn beletterd van a-c. De samenhang in werkfasen is aangegeven met griekse letters: α, β. Zie voor bron onder b.
d. Het trapsgewijzeapparaat van F. Beißner in de Hölderlin-editie. Voorbeeld ontleend aan dezelfde bron als onder a. Lees‘voorschrift’: (2) heft de tekst van laag (1) op, (b) heft (a) op enz.
| |||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||
Een andere variant is het trapsgewijs apparaat. In het variantendeel worden de regels uit de leestekst weergegeven en die worden onderbroken zodra zich een variant uit een andere versie aandient, en voortgezet op een volgende regel. Als er nog een variant van dezelfde tekstplaats is, wordt deze weer een regel lager aangeboden. De leestekst wordt dan weer opgenomen tot een nieuwe variant optreedt. Noodzakelijkerwijs moet de vroegste min of meer complete versie als leestekst dienen, want dit apparaat probeert de genese van een werk uit te beelden door de opeenvolgende varianten trapsgewijs af te drukken. Beißner heeft dit apparaat ontwikkeld voor zijn grote Hölderlineditie. | |||||||||||||
11.3.5. ParalleldrukSoms zijn versies van een werk zo verschillend, dat onderbrengen in een apparaat ondoenlijk is. De editeur kan dan kiezen voor weergave in zogenaamde paralleldruk. De verschillende versies worden naast of onder elkaar afgedrukt, al dan niet in kolommen. Bij plaatsing naast elkaar staan parallelle tekstgedeelten links en rechts op dezelfde hoogte. Wanneer versie b uitgebreid is ten opzichte van versie a, kunnen enige lege regels, kolommen of zelfs bladzijden nodig zijn om het verschil te overbruggen. Ook komt paralleldruk in horizontale richting voor: de bladzijde is van boven naar onder in twee of meer delen gesplitst en onder elkaar verschijnen dan de parallelle tekstgedeelten. Ook hier kunnen weer ‘gaten’ vallen bij uitbreiding of inkrimping van een versie. Hele werken kunnen in paralleldruk weergegeven worden, zoals bij De dagboeken van Anne Frank gebeurde. De editeurs wilden drie versies laten zien: het eerste, oorspronkelijke dagboek (a), de herschrijving daarvan door Anne Frank met het oog op publikatie (b), en de bewerking van beide tot Het achterhuis door haar vader (c). Soms zal een editeur slechts voor een gedeelte van zijn editie deze oplossing nodig hebben. Enkele gedichten uit een oeuvre kunnen zo veranderd zijn, dat de varianten niet in een apparaat onder te brengen zijn. De editeur van Gerrit Achterberg, die de varianten van de gedrukte gedichten weergaf in een progressief positief lemma-apparaat, moest enkele versies van gedichten parallel afdrukken.Ga naar voetnoot43 | |||||||||||||
11.3.6. Combinaties van variantensystemen in één editieSoms voldoet één systeem niet om het complexe geheel van het ontstaan van een werk in al zijn versies weer te geven. Het komt voor dat binnen één editie met verschillende soorten apparaten gewerkt wordt, bij voorbeeld voor manuscriptversies en gedrukte bronnen. In de editie van Nescio's De uitvreter worden de manuscripten parallel afgedrukt. De drukversies worden weergegeven in een lemma-apparaat. Bij de historisch-kritische Bloem-editie worden | |||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||
a. Paralleldruk naast elkaar. Goethe, Urfaust - Faust. Ein Fragment Faust. Der Tragödie erster Theil (Paralleldruck). Bearbeiter des Bandes: Ernst Grumach und Inge Jensen. Berlin, 1958. (Werke Goethes. Hrsg. von der Deutschen Akademie der Wissenschaften zu Berlin). Ergänzungsband 3, 113.
| |||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||
b. Paralleldruk onder elkaar
Anne Frank, De dagboeken. Ingeleid door Harry Paape; Gerrold van der Stroom en David Barnouw [...]. Tekstverzorging door David Barnouw en Gerrold van der Stroom. 4e verbeterde druk. Amsterdam, 1990, 474. a is de oorspronkelijke versie van het dagboek, b de door Anne Frank zelf voor publikatie bewerkte versie, c is de naoorlogse versie van Het Achterhuis. In een apart apparaat zijn per bron de lagen weergegeven in een lemma-apparaat. | |||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||
Opeenvolging van facsimile, transcriptie, synopsis en leestekst. In het voorbeeld wordt gestart bij één documentaire bron (A-V), die pas aanvangt bij r. 9 van het hele gedicht, en die tot r. 12 wordt gevolgd. Bron: J.H. Leopold, Gedichten uit de nalatenschap, dl. 1, 168-174. Bron B is niet getranscribeerd, maar in de synopsis opgenomen. Een uitzondering is gemaakt voor r. 10, waarin drie correctielagen te onderscheiden zijn.
| |||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||
drukversies van één gedicht ook in een gelemmatiseerd kolommenapparaat verwerkt, en de manuscripten in een synoptisch apparaat. In de Hölderlin-editie van Sattler en de editie van nagelaten gedichten van Leopold door Dorleijn worden weer andere mogelijkheden gecombineerd. Daar worden zowel een diplomatische editie als een synoptisch apparaat gegeven om de scheiding tussen ‘Befund’ en ‘Deutung’ te realiseren en controle mogelijk te maken. De editeur geeft eerst facsimiles van zijn documentaire bronnen, daarna volgt een diplomatische transcriptie per bron. De verschillende lagen van een bron zijn nagebootst door het gebruik van verschillende lettertypen en de ‘topografische plaatsing’ van de varianten is aangehouden zoals in het origineel. Vervolgens worden de samenhangende documentaire bronnen ondergebracht in een synopsis, en ten slotte vloeit daar de leestekst uit voort. |
|