2.2. Het doelpubliek
Het is niet mogelijk de keuze van een bepaald werk voor een editie te bepalen zonder het doelpubliek erbij te betrekken. Hoewel in de praktijk moeilijk te voorspellen is, wie een bepaalde editie zal gaan gebruiken, moet de editeur bij zijn werkzaamheden rekening houden met de lezers die hij wil bereiken. Dit hangt weer samen met de keuze van zijn tekst: een editie van de hermetische poëzie van de achttiende-eeuwse dichter Willem van Swaanenburg kan alleen op een zelfs binnen de academische wereld gespecialiseerd publiek rekenen, de editie van Couperus' romans is bedoeld voor een algemeen leespubliek, en heeft dit ook bereikt, getuige de oplagen. In het algemeen worden drie lezersgroepen onderscheiden, en daarmee hangen verschillende editietypen samen (zie daarvoor hoofdstuk 3).
a. | Gespecialiseerde lezers. Een editeur kan een editie maken voor vakgenoten met het doel dat het werk verder bestudeerd wordt. De editie draagt materiaal aan dat de gespecialiseerde vakgenoot in staat stelt het werk te onderzoeken zonder zelf opnieuw naar de bronnen te hoeven gaan. Alleen bij uitzondering blijft dat nog nodig. |
b. | Studerenden en beroepsmatig geïnteresseerden. Een editeur kan zich ook richten tot studenten en geïnteresseerde onderzoekers die niet zelf nieuwe studies willen beginnen op basis van de editie, maar die zich wel op de hoogte willen stellen van de stand van het onderzoek. De lezers uit deze groep zullen de editie gebruiken om inzicht te verwerven in een bepaalde periode van de literatuurgeschiedenis of om geïnformeerd te worden over de betekenis van het werk van een bepaalde auteur. Ook zullen er lezers zijn die het werk willen citeren in overzichtsartikelen. Men denke hierbij aan journalisten, dramaturgen, leraren en dergelijke. Wetenschappers uit disciplines die literaire teksten als historisch bronnenmateriaal gebruiken (historici, sociologen), horen ook bij deze publieksgroep. |