| |
| |
| |
En ik keurde gretig: ‘Ja, nu lijk je zestig!’
| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk I
Ik ben Joop van Dil. De dochter van Joop ter Heul, die eens opzien heeft gebaard. Het lijkt wel, of ze een gifmengster is geweest. Ik ben zestien jaar en te stom om te leren. De hersens van de familie zijn mijn twee oudere broers toebedeeld, Hans van drieëntwintig en Leo, die Peter genoemd wordt, van twintig. Al gebruiken ze die dan niet, zoals Oom Kees zegt. De hersens, bedoelt hij.
Zopas is Mams in de kamer geweest. We worden altijd door mensen, die het niet kunnen weten, voor zusters versleten. Al zegt dit vrij weinig. Want laatst zag ik in een krant twee portretten, met een knallend opschrift: Ze konden Zusters zijn! Het was gravin van hm. tot hm. - de namen weet ik niet meer - en haar twintigjarige dochter. De gravin was stakerig en met zo'n volledig geretoucheerd gezicht, dat het geen gezicht meer was. De dochter was dikkig. Dus, nu zegt het mij vrij weinig, als een visite-dame kweelt: ‘Och, is dàt Uw dochtertje? Het kon Uw zusje zijn!’ Mams gaat er ook altijd vrij laconiek op in. Mams is een enigerd, al heeft ze dan al die boeken geschreven. En de familie uitgekleed van top tot teen.
Ja, zopas kwam Mams binnen met het beroemde kopje thee. Wat limonade wordt als het warm is.
‘Zo hard aan het werk, Jopie?’ En ze streek over mijn pijpekrullen, die echt zijn. En niemand vermoedt, waarvan ik
| |
| |
die heb geërfd. Al zegt Tante Julie dan, ‘dat zij vroeger als kind ook zulk beeldig haar had.’ Waarop Mams altijd antwoordt: ‘Gek, daar weet ik nièts meer van.’ En Mol, hun dochter van - laat 'es kijken, die is al oud - zeker zeven-en-twintig, en nog niet getrouwd en ongehumeurd, Mol draagt haar lokken in gepermanente pijpekrullen, die na drie dagen uitzakken.
Waar was ik......, o ja, Mam vroeg: ‘Zo hard aan het werk, Jopie?’
‘Het is geen werk,’ zei ik. ‘Ik schrijf.’ Je kunt gelukkig tegen Mams altijd eerlijk zijn.
‘En wat schrijf je? Een opstel?’
Ik beet op mijn vulpenhouder, zonder dop, die altijd een ravage aanricht. Zegt Mol.
‘Nee, ik schrijf een roman. Tenminste, dat denk ik.’
Daar ging Mams bij zitten. ‘Maar Joop twee maanden voor je overgang......’
‘Dat klinkt plechtig. Maar, je weet best, dat ik weer zitten blijf.’
‘En je wordt aan alle kanten bijgewerkt......’
‘O, dat zegt bij mij niets.’
‘Wat zal Vader zeggen......’
‘Vermoedelijk hetzelfde, wat Uw Vader heeft gezegd.’
‘Mijn Vader......’
‘Ja, in de HBS-tijd van Joop ter Heul.’
Toen lachte Mams. ‘O, schooier,’ zei ze. ‘Om me dat nu voor mijn voeten te gooien.’ Ik wreef mijn hoofd tegen haar arm. Dan werd ze beheerst. Ze trachtte een wijs Moedergezicht te trekken. En ze kondigde aan: ‘Als je maar een beetje zou willen meewerken......’
‘Ja, dat is het nu juist. Ik hèb wel meegewerkt. Heus. Maar ik snap het niet. Ik ben te stom. Dat zeggen Hans en Peter toch ook altijd.’
‘Maar, wat moet dit nu......’ Mams greep een pijpekrul, en wikkelde die om haar vinger. Niemand vermoedt, hoe ze me daarmee soms kunnen pijnigen.
| |
| |
‘Je moet dit onder de ogen zien,’ zei ik. ‘Vooreerst kan ik niet meer op het Lyceum blijven. Twee maal in de derde klas. Dan ga je d'r uit.’ Ik spiedde naar Mam's gezicht. Ze keek bedrukt. Daarom vervolgde ik opgewekt: ‘En daarom schrijf ik nu een roman.’
‘Nu ja, een roman, dat is natuurlijk nonsens. Je bent pas zestien......’
‘Ik schrijf de geschiedenis van mijn leven. En dat kan toch best een roman worden.’
‘Nu, dàt hoop ik niet.’ Mam had een andere krul te pakken. Ze staarde in het oneindige.
‘Toen U pas vijftien was, hebt U toch ook Uw levensroman geschreven!’
‘Mijn levensroman......’ herhaalde Mams. ‘O, die ellèndige boeken!’
‘U moet eens even luisteren,’ zei ik. ‘Jullie hadt me op de MULO moeten doen. Of nog beter op de ULO. Maar nee, ik moest op het Lyceum. Jullie waren veel te trots op me. En onder jullie trots heb ik moeten lijden.’
‘En dat is een kind, dat zegt, dat ze te stom is om te leren.’
‘Ben ik ook. Al heb ik wel mijn verstand,’ bekende ik vrij fier.
Toen kwam er zwijgen. Een krul sprong terug tot in mijn ogen.
‘Hoe moet ik het Vader zeggen?’
‘Zal ik het zelf doen?’ Vrij gretig. Want, als je op Paps zijn stoel klimt, en je gezicht legt op zijn geurige scheiding, dan kun je vlotweg een kleine misdaad bekennen, en Paps is als was. Neen was is te kneedbaar. Beter gips.
‘Neen, vanavond, als we samen zijn......’
‘Zoek een goed moment uit, Mams.’
Mam liep naar de deur. ‘Dat kun je gerust aan mij overlaten, Jopie.’
Hoog!
De deur viel dicht. Beneden blafte Buddy, de fox, die van mij is. Peter zegt altijd, dat hij op me lijkt. We zien er allebei
| |
| |
zo intelligent uit. Maar van Peter kan ik dit hebben. Ik ben dol op Peter.
Ziezo, nu ga ik verder met dit boek, wat misschien een roman wordt.
Ik ben pas zestien - ik geloof, dat ik dit al eerder gezegd heb - en ik kan alleen maar dansen. Niet gewoon dansen, maar zo ballettig op je tenen. En, als de telgen van Oom Kees en Tante Pop niet zulke enorme keiën waren geweest, - Bea van eenentwintig, die al Mr. in de Rechten is, en bij Oom op kantoor, waarover hij zanikt, en Bertie van negentien, die al studeert in geologie, en die doktor wordt, zegt Oom Kees - dan hadden Vader en Moeder me nooit naar dat klunzige Lyceum gestuurd. Want daar heb ik nooit gehoord.
Mam kwam net nog even binnen. ‘Zeg, wàt schrijf je?’
‘Een romàn, dat zei ik toch.’
‘Maar waarover?’
‘Over onze hele familie!’ Trots.
‘Spaar me,’ kreet Mams.
‘Dat hebt U toch ook gedaan!’
‘Ik word wel gestraft,’ zei Mams.
De deur viel weer dicht. Nu blaften beneden de fox van mij en de bouvier, die van Hans is, en hier logeert. De bouvier heet Nero.
Nog even kwam Mams binnen. ‘Als je maar niet te veel in finesses treedt. En als je in vredesnaam maar niet zegt, waar je woont.’
‘O, ik wil best schrijven “Ergens in Nederland”. En U mag het best eerst lezen.’
Mams greep naar haar hoofd. Ik knelde mijn armen om haar smalle heupen. ‘Doe niet zo tragisch Mammy. Misschien word ik nog beroemd. Ik heb pas gelezen van een beroemden man, die ook niet leren kon op school.’
‘Wie was dat dan?’
‘Ja, dat weet ik niet meer.’
‘Maar dat had je moeten interesseren. Dat had je moeten weten!’
‘Wou U hem dan schrijven?’ informeerde ik gretig. ‘Dan
| |
| |
ga ik nog wel even naar Renée. Daar stond het in de krant.’
‘Joop, spaar me.’ Iedereen zegt af en toe ‘spaar me’ tegen mij. Ook Peter. Dan voel ik me een gevaarlijk kind. Mams weer af.
Ik ga verder, en ik hoop, dat ik nu eens een uurtje niet word gestoord. Gek, en als ik mijn werk voor school moest maken, dan was elke afleiding me welkom. Dat klinkt, verdraaid! Ik wou, dat ik zulke zinnen had bedacht voor mijn opstellen op school, dan had ik nooit een drie gehaald. Van de tien. En een keer, in al die lijdensjaren, een zes!
Renée is mijn vriendin. Ik houd er niet als Mams, vanaf de schoolbanken, zes vriendinnen op na, met hun aanhang. En nu weer hun kinderen, die al, of niet, of maar zo-zo kunnen leren, en waarvoor Mams zich moet inspannen. Hoewel ik niet eens geloof, dat het een inspanning is. Nee, ik heb Renée op het water ontmoet, twee jaar geleden. Toen zat ik in een wherry met een knaap, die het me leerde, een knaap van de roeivereniging met flaporen, en Renée dreef ons voorbij, alleen en peinzend in een boot. De flaporen liepen rood aan, en ik wist niets beter te doen, dan tegen haar op te bonzen, zodat een kennismaking vlot volgde. Ze is leuk om te zien, ze heeft een goed figuur, maar dat zegt Peter, en ze is iemand, die me aanvult. Maar, dat zegt Mams. Renée is twee jaar ouder dan ik, twintig jaar verstandiger, zegt Peter, en een jolig, blij kind met inzinkingen. Die heb ik niet, de inzinkingen, omdat ik zelfs daarvoor te stom ben.
Renée is enig kind, ze is de dochter van een schrijvende Vader, wat ik machtig interessant vind, en van een oergenoeglijke, knappe Moeder, die ook Renée heet. Ze worden grote en kleine Renée genoemd in de kennissenkring, en dat is niks gek, want Moeder Renée is lang en slank en dochter Renée is ook slank, maar een half hoofd kleiner. Zo is het bij ons ook. Grote Joop en kleine Joop. Maar bij Tante Pien is het fnuikend! Die heeft een man, een ingezellige kleine dikkerd, die Johan heet, maar die Tante Pien de Bobbel heeft genoemd, wat ik vrij idioot vind. Toen kregen ze een kind, die ze natuurlijk aandoenlijk ook Johan noemden. Het was een
| |
| |
zoon. En zijn zoete bijnaampje werd ook de Bobbel. Nu is die knaap, geloof ik negentien, en nu zitten ze ermee. Want, het wàs grote Bobbel en kleine Bobbel. En grote Bobbel was de kleine Vader, en kleine Bobbel was het kind. Maar nu is kleine Bobbel 1 Meter 86, en grote Bobbel is nooit langer geweest dan 1 Meter 65. Tante Pien jammerde laatst, dat ze voor zulke komplicaties stond, en dat grote Bobbel kleine Bobbel niet eens meer goed kon uitstaan. Vanwege zijn lengte. Mams voelde met Tante Pien mee, dat zag ik. En toen zei ik, over het hoofd van Bud heen, waarom ze kleine Bobbel dan niet Johan noemden, en Tante Pien zei, dat dàt de oplossing was. En dat ik een pienter kind was. En dat ze niet kon begrijpen, dat ik niet kon leren. Dus, bij Tante Pien had Mam haar hart gelucht vanwege mijn stommiteit. Nu kan me dit bij Tante Pien niets schelen, want die mag ik graag. Maar bij Tante Noortje zou ik het afgrijselijk vinden. Trouwens, die heeft een dochter, die ook niet leren kan. Je hebt toch wel veel soesah met al die vriendinnen van Mams. En al die kinderen. Zeker twee stuks per echtpaar, en bij Tante Loutje en Oom Kaki vier. En die zijn allemaal knap. Van hersens.
Waar was ik, o ja, bij Renée. Renée is achttien, dat heb ik geloof ik al gezegd! En ze heeft een vriend, die Kik heet. Hij heet natuurlijk anders, maar zo wordt hij genoemd. Hij is dol op Renée, die afwezig doet. Ze stelt zich niet aan, want ze zegt eerlijk, dat hij - Kik - niet de grote Liefde van haar leven is, en dat ze daarop wacht. Op die grote Liefde. Grote Renée zegt, dat dat waanzin is, en dat ze beter kan gaan roeien dan wachten. Maar kleine Renée zegt, dat alle jongens van de Tros, zo heet onze roeivereniging verliefd op haar zijn, òf kwaad. En dat is waar! Mij beschouwen ze zo'n beetje als Buddy. En, dat vind ik best. Nu nog! Want ik ben, in tegenstelling met Mams, die alleen maar verliefd geweest is op de jongste bediende van Opa's kantoor, en toen op Paps, waarmee ze getrouwd is - wat een zaligheid, dat je dat in al die boeken lezen kunt, met alles, wat erbij hoort - vrij verliefderig van aard. Ik vind het niks erg, dat Mams dit lezen zou, want dan heeft ze tenminste geen illusies meer te koesteren, dat ik
| |
| |
‘nog zo'n kind ben’. Ik ben, laat eens kijken verliefd geweest op mijn gymnastiekonderwijzer, maar dat was Renée ook. Alleen een andere. En toen op een vrind van Hans. En toen op een vrind van Peter. En toen in de eerste klas Lyceum op mijn geschiedenisleraar, tot hij mij de klas uitstuurde. En toen heb ik een grote Vlam gehad voor een van Pap's zakenvrinden, die getrouwd is, en een zoon heeft, die al verloofd is. Maar, het was me al voldoende, die man - hij heette werkelijk Peter - maar aan te staren, als hij bij ons kwam koffiedrinken, tot Hans cru zei, of ik niet een beetje snuggerder kijken kon. En toen blikte Hij op me neer, legde zijn hand op mijn pijpekrullen, en hij zei achteloos: ‘Hoe heet je ook? Joop? Grote broers kunnen stout zijn hè?’ Alsof ik drie was. Ik versteende onder zijn aanraking, en de vlam was geblust!
We wonen ‘ergens in Nederland.’ In een vrij groot huis met een tuin, die Peter eens alleen heeft willen bewerken, maar toen bracht hij - de tuin - alleen dahlia's en onkruid voort. Wij zitten dicht bij een stad, ook ergens in Nederland, en dicht bij water. Waar de Roeivereniging ‘de Tros’ zetelt, en waar ik veel vertoef, want ik ben dol op roeien, wat ik maar zo-zo kan, op sturen, waarin ik een hele kei ben, en op zwemmen, waarmee ik drie eerste en twee tweede prijzen heb behaald, na. Vóór dit ‘ergens in Nederland’ hebben wij in Amsterdam gewoond, waar Paps nog elke dag heentijgt, omdat daar zijn Bank staat. Opa van Dil leeft ook nog plus Tante Susanna en Opa ter Heul plus Oma - Mol zegt Grootmama - zijn ook nog in het land der levenden. Het klinkt niet aardig, nu ik dit overlees, vooral, waar Opa Heultje zo dol op me is. En ik op hem.
En onze dienstbaren zijn nog steeds Grietje en Gijbertje. Mams heeft Grietje al willen pensioneren, maar Grietje zei, dat dàt haar dood worden zou, dus nu heeft Mams dat natuurlijk niet gedaan. Gijbertje beroemt er zich op ‘dat ze nog nooit kennis’ heeft gehad. Ze heeft ook helemaal geen S.A. Ze heeft haar, dat ‘gaar’ is. Dat zegt de kapper. Het breekt zo maar af. En ze loopt voorover. Tante Julie zegt, dat het niets geen wonder is, dat Mams haar personeel zo lang houdt, want
| |
| |
ze heeft helemaal geen overwicht. Dan lacht Mams en zwijgt.
Tante Julie en Oom Jog wonen nog steeds in Amsterdam, met een week-eindhuisje, ja, ik moet al weer zeggen, ook ergens in Nederland, want het is vlak bij ons in de buurt. Ik vind het altijd maar zeer matig, als ze verschijnen. Niet om Oom Jog, want dat is een reusachtige schat, met een bril en platvoeten. Maar Tante Julie is een bezoeking. En Mams hoeft heus niet tegen mij te zeggen, dat ik niet zo brutaal tegen haar moet zijn, want zij was het toch vroeger zeker ook?
Daar hoor ik beneden lawaai in de hal. Buddy keft als een razende. Dat is Paps, die thuiskomt. Hij is aardig tegen Buddy, maar niet liefdevol, zoals ik, en Buddy aanvaardt mijn liefde, alsof het vanzelf spreekt, en als hij Paps ziet, dan wringt hij zich van plezier, en zijn malle baardje trilt onophoudelijk. Ik hoop, dat Mams nu een kies moment vindt. Daar slaat de halklok zes uur. Wat schiet de tijd gauw op, als je aangenaam bezig bent.
Gek, nu weet ik niets meer. Zou dit het eind van mijn levensroman zijn? Wat had Mams dan veel te vertellen. Het is droef. Ik heb al op mijn pennehouder geknaagd, en bij ongeluk een sloot inkt naar binnen gekregen. Nu ben ik naar het raam gelopen, en heb over de vensterbank gehangen, en in de tuin geblikt. Als ik me in tien bochten kronkel, kan ik net op het terras zien. Daar zitten Paps en Mams. Mams ziet eruit, alsof ze het vertelt. Want ik kan nog net zien, hoe ze met een klein zakdoekje aan haar ogen tipt. Wanneer ik niet oppas, stort ik nog naar beneden. Ik geloof, dat dan het schoolprobleem meteen volmaakt zou zijn opgelost, want de stenen van het terras lijken mij niet mee te geven.
Daar hoor ik stappen op de trap. Dat zal Paps zijn. Ik verstop gauw-gauw deze levensroman......
* * *
Uren later.
Paps kwam binnen. Hij zag er schattig uit in een lichtgrijs pak, en met een mooie das. Peter kleedt zich ook altijd zo goed, met dassen, die kleuren bij sokken, maar Hans is slordig.
| |
| |
Ik zei: ‘Ik heb nog nooit een man geroken, die zo lekker ruikt als U.’
| |
| |
Die kan genoegelijk rondwandelen in een blauwe plusfours met een heel oud, verschoten jasje van een pak, dat hij nog had, en met blauwe kousen, die daar weer niet bijpassen.
Ik begon met hem om de hals te vallen. Paps maakte echter vrij vlug mijn knellende armen los. Hij ging zitten in de stoel voor het raam, en ik klom op de leuning.
‘Wat heb ik nu van Mam gehoord over jou?’ zei hij.
‘Tja......’ zei ik aarzelend, omdat ik nog een moment dacht, dat het tòch misschien de levensroman zou zijn. En niet de school.
‘Heb je dan helemaal geen eerzucht?’ Dus, het was de school.
‘Nee,’ bekende ik. ‘Helemaal niet.’
‘Voor de tweede keer in de derde klas. Ik vind het wel erg voor mijn dochter!’ Paps blikte me doordringend en teleurgesteld aan.
‘Ja, maar het zou altijd nog erger geweest zijn voor een van Uw zoons.’
‘Maak daar geen grapjes over. Dat kan ik op het ogenblik niet verdragen.’
‘Maar het is toch zo. Stel je voor, dat Hans of Peter......’ Paps fronste. Ik zweeg. Ik boog me over zijn scheiding en snoof. Ik zei: ‘Ik heb nog nooit een man geroken, die zo lekker ruikt als U.’
Toen lachte Paps. Hij heeft hele mooie tanden. Die hebben Hans en Peter ook.
‘Wat moeten we nou met jou?’ zei hij.
Ik durfde toch niet over de balletschool te beginnen, waar Renée is geweest. Die heeft me ook voorgedaan, hoe je op je tenen danst.
‘Tja...... Misschien de huishoudschool? Ik kan al poffertjes bakken. Dat heb ik van Grietje geleerd.’
‘Nu, dat vind ik een prestatie.’ Paps lachte weer. Ik gaf opeens Tante Julie innerlijk gelijk, als ze zei, dat Paps me verwende. En dat Oom Jog Mol, maar Tante Julie zegt ‘Gaby’, omdat Mol eigenlijk Gabrielle heet, dat Oom Jog Mol nooit had verwend.
| |
| |
‘Is het ook. Grietje zegt, dat ik voor koken best aanleg heb.’
‘Maar een huishoudschool is niet alleen koken! Daar moet ook worden gewerkt.’
‘O ja?’ vroeg ik knullig.
‘Ja, wat dacht je dan?’
‘Nee, ik weet niet. Stuur me dan maar naar een kookschool.’
Paps trok me lichtelijk naar zich toe. Ik was meteen een en al overgave, duwde mijn hoofd tegen zijn vest, en klemde mijn hand om de zijne. Maar dit was toch weer niet goed gezien, want Paps maakte zijn hand los, keek streng, en kondigde aan: ‘Ik zal er eens met Mama over spreken. Is er een huishoudschool in de stad?’
‘O ja, hopen. Zeker wel drie. En er is ook een kookschool. Op de Singel.’
‘Maar bedenk goed Joop, dat, waar je nu heengaat, dat daar gewerkt moet worden.’
‘O, ik wil best werken......’ Zou ik over de balletschool durven beginnen, na deze fiere woorden. Zou ik zeggen, dat daar mijn roeping misschien lag. Trouwens Mams wilde vroeger tooneelspeelster worden. Dat is feitelijk broer en zusje. Ik spiedde naar het gezicht van Paps, en dacht, hoe mooi bruin hij was. Nee, ik durfde toch niet. Maar, het zou wel een overgang zijn van de huishoudschool naar de balletschool. Ik denk wel niet, dat er veel balletdanseressen zijn, die ook nog kunnen koken.
Toen kwam Mams binnen.
‘En heb je nog iets bereikt, Leo?’
‘Kom even bij ons zitten, Joop.’ Paps kijkt Mams altijd dood-verrukt aan. En zij hem. Ja, ik heb wel een aandoenlijk stel Ouders.
Ik klom in de vensterbank. Ik keek eens in de tuin, die baadde in zonlicht. Die zin heb ik eens in het Frans moeten vertalen. Ik had er meer fouten in, dan er woorden waren.
‘Onze dochter wil wel naar de huishoudschool.’
| |
| |
Mams keek even ontzet. ‘Naar de huishoudschool? Hoe komt ze daarbij?’
Ik zei meteen: ‘Het is, alsof het iets boevigs is. Stel je voor, hopen Moeders zouden verrukt zijn......’
Paps hief zijn hand. ‘Kalm een beetje, Joop.’
‘Maar, hoe komt ze daarbij?’ En Mams keek naar Paps, alsof die me nog in de gauwigheid had opgestookt.
‘De poffertjes, die U verleden jaar met Oudjaar gehad heeft, weet U nog, die had ik gebakken. Tenminste zo goed als. En Grietje zei, dat ik er heus wel “genie” voor had. Voor het beslag in elk geval.’
‘Maar het leven is niet alleen poffertjes,’ zei Mams tragisch.
‘Nu bent U net een toneelspeelster!’ Diplomatiek. Ik zal dit nu veel naar voren brengen, gezien de toekomstige balletschool.
Paps en Mams keken mekaar aan. Ze glimlachten. Nu zat Mams op de stoel, en Paps knelde meteen zijn arm om haar heen. Ik bekeek ze wijs en aandachtig vanaf mijn vensterbank.
‘Vind jij het goed?’
‘Och, het kan geen kwaad, als jij eens informeert.’
‘Die Loukie Bos gaat ook op de Huishoudschool, niet Joop? Kind, val asjeblieft niet uit het raam.’ Want, ik had, als een balletteuse, mijn rechterhiel in mijn linkerhand gevleid, terwijl ik mijn linkerbeen fier uit het raam in de tuin had gestrekt.
‘O, dìt zegt mij niets.’ Hoog. ‘En ik vind die hele Loukie Bos een naar kind.’
‘Ja, als je nu al zo begint......’
‘U vondt toch zeker vroeger die Mies Brouwer ook een naar kind. Staat in de HBS-tijd.’
‘Leo, ze maakt me dòl met die boeken. Waar ze maar kan, verstopt ze er zich achter.’
Ik zag best, dat Paps niet wist, hoe hij kijken moest. Hij streelde zijn scheiding. Hij zei: ‘En, als je nu maar weet, dat er van vacantieplannetjes geen sprake is. Je zou toch gaan kamperen met Renée? Nu, dat zeg je maar af.’
Ik slikte in: ‘Dat kan me geen klap schelen.’ Want ik zou toch best een leuke vacantie hebben. En de flapoor op de
| |
| |
Tros kon zìjn vacantie besteden, om me kunstig te leren zeilen. Want de flapoor was voor een tentamen gezakt, en moest zijn vacantie met een repetitor doorbrengen. Die sleepten we ook wel op het water. En Renée ging natuurlijk kamperen, met nog drie andere Zussen, en kwam misschien een paar dagen eerder thuis, om met Kik ook nog op het water te deinen.
Ik zei: ‘Zal ik meteen even opbellen?’
‘Nee, je gaat er na het eten maar even heen. Ben je klaar met je werk?’
Ja, toen heb ik Paps aangezien met zo'n afgrijzen in mijn blik, dat Mams zei: ‘Dat kind is stukken erger dan ik vroeger was.’
‘Maar Mams, dat vind ik een compliment,’ jubelde ik. Ik zwaaide met mijn been, dat buitenraams hing. Ik zou nog meer hebben gezegd, en vermoedelijk de situatie absoluut hebben verknoeid, toen er van beneden heftige gromgeluiden opstegen. Een wild geblaf, in alle toonaarden, klom de trappen op. En een kalme stem betoogde iets.
‘Peter,’ zei ik. ‘Daar is Peter.’
Ik was de kamer al uit, de trappen af. In de hal stond werkelijk Peter. Peter met een onwijs groot beest tegen zich aangeklemd, dat wolvig te keer ging. Mijn Buddy kefte zo waanzinnig, dat hij zich verslikte en gewoon de hik kreeg. Ik greep Buddy, en ging met haar op de trap zitten, waar ze hikkend verder te keer ging. En de Nero van Hans had gebaren, alsof hij iedereen wilde verslinden.
‘Hoe komt die hier?’ Peter wees minachtend op Nero.
‘Die logeert hier. Hoe lang blijf jij?’
‘Dat weet ik nog niet. Waar zijn de ouwelui?’
‘Die waren boven bij mij. Zalig, dat je er bent, zeg Peter.’
Peter glimlachte minzaam. ‘Zeg, hou jij Adonis even vast, dan breng ik die mislukking van Hans even naar buiten.’
‘Voor geen miljoen,’ zei ik. En toen kwamen Paps en Mams naar beneden. Mams riep vanaf de trap: ‘Jongetje, wat een prettige verrassing.’ Maar Paps zei: ‘Wat is dat voor een gek beest?’
| |
| |
‘Het is een Ierse wolfshond,’ verklaarde Peter. ‘Ik heb hem mij vandaag aangeschaft. Hij is nog een beetje onwennig. En hij is ook niet helemaal ras.’
‘We kunnen mekaar gewoon niet verstaan.’ Paps deed beledigd. ‘Ik zal Nero naar buiten brengen. Hou jij dan dat beest van jou een beetje koest.’
Ik hield Buddy's bek dicht, wat gemeen van me was, want Buddy rilde van zenuwen. En Mams klaagde: ‘Nu heb je me helemaal nog niet begroet, Peter.’
‘Nou ja, het is hier een gekkenhuis,’ ontdekte ik blij. Mams ging naast me zitten.
‘Hebt U wat op Adonis tegen?’
‘Ad...... Heet dat beest zo?’ Toen lachte Mams. Paps kwam binnen, terwijl hij zijn handen afveegde. ‘En nu dat mormel van jou ook in de tuin. In dat ouwe hondenhok. We kunnen mekaar niet eens verstaan,’ zei hij nog eens.
Peter liep naar de deur. Hij zei achteloos: ‘Dat mormel heb ik me aangeschaft als beloning. Voor mijn vossen.’
‘Hoe dat zo?’
‘Ik ben geslaagd vandaag. Voor een tentamen.’
‘Maar Peter, waarom heb je niet even getelegrafeerd?’ kreet Mams.
‘Ik ben toch zelf gekomen.’
Paps bloeide zichtbaar op. Hij drukte Peter's hand, die nog voor een derde vrij was. En Mams schoot de trap af, en zoende hem op zijn haar. ‘Jongetje, wat héérlijk, o, wat vind ik dàt heerlijk.’
‘Ja, 't is prettig,’ zei Peter en schoof de hond door de deur naar buiten.
Maar toen wij aan tafel zaten, laat, - Mams keek met verrukking naar Peter, en Paps had net gezegd, dat deze triomf een feestelijk dinertje waard was - toen keek Peter op van zijn soepkop, en hij zei: ‘O nee Vader, dat is het niet. Want ziet U, ik ga niet terug naar Rotterdam.’
|
|