| |
| |
| |
Stellingen
I
Sprekende over den Télémaque beweert Fénelon in een brief aan Le Tellier: ‘Il auroit fallu que j'eusse été non seulement l'homme le plus ingrat, mais encore le plus insensé pour y vouloir faire des portraits satiriques... je n'ai marqué aucun (de ces personnages) avec une affectation qui tende à aucun portrait, ni caractère’. Zonder aan de oprechtheid dezer woorden te twijfelen, zien wij toch in den Télémaque een scherpe critiek op de regeering van Lodewijk XIV.
| |
II
De opvoeding van Emma Ronault (Madame Bovary) is een mislukking, niettegenstaande ze beantwoordt aan de theorieën van Fénelon.
| |
III
In tegenspraak met Dr H.J. Minderhoud (La Henriade dans la Littérature hollandaise; Paris, Champion, 1927), meenen wij, dat niet zoozeer de Henriade-, als wel de Télémaque-berijming van Sybrand Feitama invloed gehad heeft op de ontwikkeling van het heldendicht in Nederland.
| |
IV
De meening van Emile Faguet (En lisant Corneille; Paris, Hachette, s.d.; 3me éd., p. 92), dat La Suite du Menteur een hoogerstaand werk is dan Le Menteur, is niet vol te houden.
| |
V
De Mémoires van Casanova zijn een zeer waardevolle bijdrage voor de kennis van het Frankrijk der XVIIIe eeuw, ook in letterkundig opzicht.
| |
| |
| |
VI
Van Deyssels oordeel over Mallarmé, dat hij ‘geen dichter is, maar een aestheticus, die intellectueele proeven van stijl-essence heeft gegeven’ (Verzamelde Opstellen; Amsterdam, Scheltema en Holkema, 1908; 4e bundel, p. 303), is te eenzijdig en verwaarloost de gevoelskwaliteiten, die verschillende gedichten van Mallarmé ver boven het verstandelijke uitheffen.
| |
VII
De opmerking van Arthur van Schendel (Verlaine; Amsterdam, Meulenhoff, 1927; p. 32), dat het gedichtje Chanson d'Automne misschien later door velen een aanleiding werd om van Fransche decadentie te spreken, is niet te aanvaarden.
| |
VIII
Ondanks zijn ernstige en oprechte pogingen om zich in te denken in den geest der middeleeuwen, blijkt toch herhaaldelijk uit den tekst, dat de scepticus en voltairiaan Anatole France niet de aangewezen persoon was om een Vie de Jeanne d'Arc te schrijven.
| |
IX
Het lijdt geen twijfel, dat het bas-relief in den voorgevel van de kathedraal van Borgo San Donnino, gelegen aan de Via Francigena, tusschen Pizanza en Parma, de bekende episode voorstelt van de fantastische luchtvaart van Alexander den Groote, uit den Roman d'Alexandre, zooals Emile Mâle (L'Art religieux du XIIe siècle; Paris, Colin, 1922; p. 272) aantoont en niet ‘la reine Berthe’ aan het spinrokken, die A. Kingsley Porter (Lombard Architecture; New-Haven - London, 1916; t. II, p. 191) meent te herkennen.
| |
X
Bij de behandeling van de ‘voix passive’ moet niet het gewicht gelegd worden op de dubbele beteekenis van het hulpwerkwoord ‘être’, maar op de beide waarden van het ‘participe passé’.
| |
XI
De klankveranderingen van de genasaliseerde i en ü moeten eerder aan acoustische dan aan physiologische invloeden toegeschreven worden.
| |
| |
| |
XII
De uitspraak van Mejuffrouw E. Brandon (Weekblad voor Midd. en Gymn. Onderwijs, 23 ste jg., 29 Februari 1927, p. 750); ‘Voor mij staat dit vast: wat wij de leerlingen van de Fransche klassieken kunnen doen genieten, staat in geen verhouding tot hun werkelijke waarde’, is in haar algemeenheid juist. |
|