Nochtans een christen(1962)–A. Marja– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] Laatste regels Nooit ben ik laf geweest, noch beefde ik ooit in 't wereldse getij: nu zie ik onbevreesd de glorie van het einde vlak voor mij. O god, die mij bewoont, almachtige eeuwige onaanrandbaarheid, het leven heeft getoond dat ik in u, gij in mij blijvend zijt! Wat maken woorden uit? vergeefs de vorm, die nooit uw wezen vat, vergeefs als dorrend kruid, vergeefs als schuim dat van de golven spat. - Geen twijfel kwelt een ziel als pijn en angst voorgoed verdreven zijn; waar zo het anker viel in vaste grond, kan sterven leven zijn. O liefde, die omspant het eeuwig zijn, het worden, het verval, gij houdt ook mij in stand, gij zijt het niets en tegelijk het al. [pagina 136] [p. 136] Zo aarde en mens verdween, als zon en sterren zouden zijn vergaan, en gij waart gans alleen, dan nog zou elk bestaan in u bestaan. De dood bezit geen macht, noch in de geest, noch in het lijflijk graf: gij - wezen, adem, kracht, gij zijt en blijft, nooit neemt uw straling af. (Emily Brontë) Vorige Volgende