Nochtans een christen(1962)–A. Marja– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Man van dag en nacht Naast haar gestrekt in nachten zonder dromen, veel wezenlijker dan zij kan vermoeden, ligt hij uit aderen die in hem stromen, zo diep dat er geen ruisen wordt vernomen, tot wat hij zich ziet worden te verbloeden. Ook zij wordt eens begraven of verbrand, dat doet er, als zij stof is, niet meer toe, daarom is hij ook nu aan haar verwant en keert zich in het donker, en doet zo zacht strelend wat hen samenhoudt gestand. Zij ligt zo zuiver in haar slaap gedoken: hij kent haar huid, haar adem en haar geuren, - dat hij zijn hand daarheen heeft uitgestoken heeft geen moment haar sluimer onderbroken, en hij verzwijgt straks wat hij zag gebeuren. Want hier ligt tussen hem en haar een kloof die geen gemeenschap, hoe ook, overbrugt: hoe zoet hij wat hij vreest in haar verdooft, hoe levend zij zich in zijn armen legt, - stil stroomt hij leeg in wat hij niet gelooft. [pagina 61] [p. 61] Het is een wonder dat hij elke morgen opnieuw haar ziet in een herrijzenis: zij loopt gewoon haar planten te verzorgen, en in het daglichthuis met haar geborgen is hij weer de ander, die hij ook nog is: Een ouder wordend man, aan wie het zijn veel geeft, waarom een glimlach niet misstaat, hoezeer hij weet heeft van die laatste pijn, die hij alleen in nachten ondergaat, verbloedend uit zijn diepste aderen. Vorige Volgende