Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Besluit van Katotje. Wijs: Annette vijftien jaar omtrent. De grijze Dormant mogt aan mij, Niet naar de kunst door vleijen, Maar, rond en plat, naar d'ouden trant, Schoon hoog van jaaren, Laatstmaal, verklaaren, Zijn minnebrand. * * * Wie raad mij nu, in dit geval, Of ik mijn trouw hem schenken zal? Drie tonnen gouds bezit Papa, En rijk te wezen, Alöm geprezen, Daar wensch ik na. * * * 't Is waar, hij is wel oud en koud, Maar, als men zulk een' schat beschouwd, Wie zegt dan neen? Dat lieve geld, Blinkt schoon in de oogen; 't Is zijn vermogen, Dat wetten steld. [pagina 53] [p. 53] * * * Te gaan, met zwier en pracht gekleed, Twee kleppers, voor de koets gereed! 't Zegt veel! - daar bij, een Vorsten disch, Denkt wat de schoonheid, Die zig ten toon spreid, Te zeggen is! * * * Lakeijen, Maagden, Kamenier, En alles naar den laatsten zwier Te vinden! - o! 't is zulk een smart, Dit af te wijzen, Wie kan het prijzen, Dat valt zoo hart. * * * Maar zie ik op den ouden zot, Dan denk ik aan het deerlijk lot, Dat mijne jeugd te duchten staat, Wat min - vermaaken Zal ik doch smaaken? Wie geeft mij raad? *** Doch, ik weet troost in dezen nood; Weldra zoen ik dien grijsaart dood, En word ik koud, door zijne kou', Philanders lonken Doen weêr ontvonken Dormantus Vrouw; [pagina 54] [p. 54] * * * Zoo word dan Dormant, voor zijn geld Gekroond, en ik in staat gesteld; Zoo leve ik naar mijn lust en smaak. Ik wil mij voegen Waar zijn genoegen, Het is mijn zaak. Vorige Volgende