Stichtelijcke gesangen
(1661)–Cornelis Maertsz.– AuteursrechtvrijStem: Des Winters Somers even groen.DOe Petrus in Herodes Slot
Met stale ketenen op-gesloten,
En daer twee woeste krijghs-liên, tot
Sijn nacht-gesels[c]hap heeft genoten,
En soo omringht met d'yseren Poort,
En met een wacht gegespt in Wapen,
| |
[pagina 252]
| |
Sijn wackerheydt door last versmoort,
Lach in dat yseren Bed te slapen.
2. Quam eenen Engel met de glants
Van Sonne-stralen om gehanghen,
Omgrendeld dese yseren Schants,
En is tot Petrus in-ganghen,
en weckt hem uyt die sluymeringh,
En schud de ketenen van sijn Leden,
En leyd hem door die stale ringh,
Om in Jerusalem vry te treden.
3. Dus leydt de Mensch oock van natuer
Geboeyt in sijn verdorventheden,
Met ketenen die in 't Helsche vuyr,
De Sathan voor hem heeft doen smeden,
En met sijn wacht omset altoos,
Om 't sonden-perck niet t'over-springhen.
Hier in soo slaept hy sorgeloos,
Ellendigh boven alle dinghen.
4. Tot dat Godts Gheest met Hemels licht,
| |
[pagina 253]
| |
Die donckere ziele komt doorstralen,
En uyt die doem-slaep hem opricht,
De Sonde-kluysters af doet halen,
En leydt hem uyt dat Sathans Rijck,
Om op het Hemels Pat te treden.
O Godt! gheeft dat ick eeuwighlijck
Mach melden uw' goet-gunstigheden.
|
|