Stichtelijcke gesangen
(1661)–Cornelis Maertsz.– Auteursrechtvrij
[pagina 244]
| |
Stem: Ons Speel-jacht nu al veerdigh leydt.BEthesda was de spoele-plas
Daer in dat Zions Burgers baden,
Maer daer met een de Herbergh was,
Van krancken, met haer druck beladen.
2. Vijf Zalen had dat water-badt
Vol siecken, die daer lagen wachten,
Tot dat Godts Engel roerd dat nat,
En segend het met heyls'me krachten.
3. Die dan daer na de eerst sijn mocht
Om in dat Water neer te dalen
Gevoeld tertondt, dat in dat vocht
Verdroncken al sijn bitt're qualen.
4. Hier heeft een Leer-gier weer sijn wensch,
Want nergens vindt hy yet bequamers,
| |
[pagina 245]
| |
Tot een uyt-drucksel van de Mensch,
Die sijn vijf sinnen als vijf Kamers
5. Gestapelt sijn vol vuyle drift,
Vol nijt, vol toorn, die hem ontstellen,
En even als een boos vergift
Sijn Mergh door-eet, 't welck hem doet quellen.
6. Tot dat van boven komt Godts Gheest
En doet het hert en ziel omvoeren:
Dan is 't dat hem dat quaedt geneest;
O Godt doet my by desen voeren.
|
|