Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Verduistert, door omsluitinge.
En om dat de ongerechtigheid vermeuigvuldigt zal worden, zo zal de liefde van veele verkonden. Maar wie volharden zal tot den einde, die zal zalig worden. Matth: XXIV: 12, 13.
| |
[pagina 19]
| |
Op Figuur VI.
De Kool, die helder leid te glooren,
Zo schoon, met een vergulde gloed,
Moet in de Doofpot haastig smooren,
En word eerlang zo zwart als roet.
Zo is 't ook met des menschen herte,
Wanneer 't in hemel-liefde gloeid,
En uit de door'ne struik van smerte,
Gelyk een schoone Rooze bloeid;
Wanneer dat, leider werd omgeeven,
Van 't aardse Vat dat weelden hiet,
Verliest het licht zyn gloeijend leeven,
En zyne glori word tot niet.
ô Waarde Zielen blyft in 't schroomen,
En laat uw eed'le vuurigheid,
Niet schand'lyk in verdooving komen
Door 't nietig Ding van dezen Tyd.
ô Vlees en bloed en werelds leeven,
Gy duist're Doofpot van 't gemoed,
Wat hebt gy menig Ziel omgeeven,
Tot nadeel van zyn Hemel-gloed!
| |
[pagina 20]
| |
ô Eed'le Ziel blyft onbeslooten,
En haald uw leevens lucht uit God,
Zo werd het Eeuwig licht genooten,
En word ontgaan de Helse Pot.
| |
Hoogelied VIII: 6.Zet my als een Zegel op u herte, als een Zegel op uwen arm: want de liefde is sterk als de dood: de iever is hart als het graf: haare koolen zyn vuurige koolen, vlammen des HEEREN. | |
Markus IV: 18, 19.En deze zyn, die in de doornen bezaaid worden, [namelyk] de geene die het woord hooren. En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleidinge des rykdoms, en de begeerlykheden ontrent de andere dingen inkomende, verstikken het woord, en het word onvruchtbaar. | |
Romeinen VIII: 35, 36, 37, 38, 39.Wie zal ons scheiden van Christus liefde? Verdrukkinge, of benaautheid, of vervolginge, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? (Gelyk geschreeven is, Want om uwent wille worden wy den gantsen dag gedood: wy zyn geacht als schaapen der slachtinge.) | |
[pagina 21]
| |
Maar in dezen allen zyn wy meer als overwinners, door hem die ons lief gehad heeft. Want ik ben verzekert, dat noch dood, noch leeven, noch Engelen, noch Overheden, noch Machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, Noch hoogte, noch diepte, noch eenig ander schepsel, ons zal konnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onzen Heere. | |
2 Korinthen VI: 1, 2.En wy [als] mede-arbeidende bidden [u] ook dat gy de genade Gods niet te vergeefs en moogt ontfangen hebben. Want hy zegt, In den aangenaamen tyd hebbe ik u verhoord, en in den dag der zaligheid hebbe ik u geholpen: ziet, nu is 't de wel aangenaame tyd, ziet nu is 't de dag der zaligheid. | |
Hebreen XII: 15.Toeziende dat niet iemant en verachtere van de genade Gods: dat niet eenige wortel der bitterheid opwaarts spruitende beroerte en maake, en door dezelve veele ontreinigt en worden. |
|