Duytse lier
(1996)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
[pagina 89]
| |
Negende Verdeeling. Ga naar voetnoot(38)
Het ydele vermaak verdijft gelijk een stroom:
Nu is 't: nu is 't geweest; het leven is een droom.
Toon: Waer mag mijn Philida.
OP 't hoogste van de nacht, naar 't sinken, en voor 't
krieken
Des dageraats, wanneer de slaap die 't al verblind,
Met Mankop om de kruyn drijft op sijn vale wieken,
Ga naar margenootr3
En d' yd'le dromen, door een fluysterende wint
5[regelnummer]
Ten Olm-boom uytgejaagt,
Ga naar margenootr5
Door al de Weereld vliegen,
Om al wat harssens draegt,
Met schaduw te bedriegen,
Met list te domp'len in een treur, of vreugde-stroom,
10[regelnummer]
Toen viel mijn geest te beurt, dese allerschoonste
droom.
Mijn Laura dien ik min, quam in mijn Slaapsaal
treden,
Met lieffelijk gelaat, en moedernaakte leên,
Een kleetje alleen bedekte haar heupe naar beneden,
't Hing al van melk en bloed, en Maagdenwas aan een:
Ga naar margenootr14
15[regelnummer]
Een windje op haar verlieft,
Ten veynster ingeslopen,
Bedreef een stoute dieft,
Ga naar margenootr17
En spreyden 't kleetjen open,
Daar zach men dat een mensch, hoe koud, sette in een vlam.
20[regelnummer]
Men segt, dat Venus so wel eer ten oordeel quam.
Ga naar margenootr21
Zy naderden mijn koets; wat hart was niet bewogen
Ga naar margenoot*
Geworden, door soo schoone en goddelijk een swier?
De liefde blixemde uyt haar bruyne en drayende oogen,
Ga naar margenootr23
En setten al de Zaal in lichte vlam en vier;
25[regelnummer]
Zy lachte, en greep mijn hand,
Mijn boesem sloeg aan 't beven;
| |
[pagina 90]
| |
't Hart swoegde door de brand;
Ik swijmde, en blies het leven
Op roose lippen uyt; maar och! hoe onverwacht,
30[regelnummer]
Vond ik my toen gewaakt, in eene donk're nacht.
Air.
DRoom is 't leven, anders niet;
't Glijt voorby gelijk een vliet,
Die langs steyle boorden schiet,
Zonder ooyt te keeren.
5[regelnummer]
d' Arme mensch vergaapt sijn tijt,
Aan het schoon der ydelheyd,
Maar een schaduw die hem vlijt,
Ga naar margenootr7
Droevig! wie kan 't weeren?
Ga naar margenootr8
d' Oude grijse blijft een kint,
10[regelnummer]
Altijd slaap'rig, altijd blind;
Dag en uure,
Waart, en duure,
Ga naar margenootr12
Word verguygelt in de wind,
Ga naar margenootr13
Daar me glijt het leven heen,
Ga naar margenootr14
15[regelnummer]
't Huys van vel, en vlees, en been,
Slaat aan 't kraaken,
d' Oogen waaken,
Ga naar margenootr17-18
Met de dood in duysterheen.
|
|