Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Jezaias LVII: 15.Want alzo zeid de Hooge en Verhevene, die in de eeuwigheid woond, en diens naame Heilig is: Ik woone [in] de hoogte, en [in] het Heilige: en by dien die eenes verbryzelden en nedrigen geestes is, op dat ik leevendig maake den geest der nederigen, en op dat ik leevendig maake het herte der verbryzelden. | |
Mattheus V: 10, 11, 12.Zalig [zyn] die vervolgd worden om der gerechtigheid wille: Want haarer is het Koningryk der Hemelen. Zalig zyt gy als u [de menschen] smaaden, en vervolgen, en liegende alle quaad tegen u spreeken, om mynent wille. Verblyd en verheugd [u,] want uwen loon [is] groot in de Hemelen: want alzo hebben zy vervolgd de Propheeten, die voor u [geweest zyn.] | |
2 Korinthen IV: 8, 9, 10, 11.Die in alles verdrukt worden, doch niet benaauwet: twyfelmoedig, doch niet mismoedig: Vervolgd, doch niet [daar] in verlaaten: neder geworpen, doch niet verdorven: Altyd de doodinge des Heeren Jezus in den lichaame ommedraagende, op dat ook het leven van Jezus in onzen lichaame zoude geopenbaart worden. Want wy die leeven worden altyd in den dood over gegeeven om Jezus wille: op dat ook 't leven van Jezus in ons sterflyk vlees zoude geopenbaard worden. | |
En Kapittel VIII: 2.Dat in veele beproevinge der verdrukkinge de overvloed haarer blydschap, en haare zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot den rykdom haarer goeddaadigheid. | |
[pagina 31]
| |
|