Beschouwing der wereld
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Enkelt is 't Doorluchtig. | |
Want ik zal water gieten op den dorstigen, en stroemen op het drooge: Ik zal mynen Geest op u zaad gieten, en mynen zegen op uwe nakomelingen. En zy zullen uitspruiten tussen in het gras, als de wilgen aan de waterbeeken. | |
[pagina 27]
| |
Zonder Aarde, Hoog van waarde.
Het Water, 't lieflyk Element,
Daar zich de dorst van alle dingen,
Met uitgestrekte zucht na wend,
Op dat zy laafenis ontvingen:
Dat alles maatigt en verkoeld,
Wat van de droogte word beneepen,
Dat alles zuiverd, wast en spoeld,
Wat van de vuilheid was begreepen,
Daar alle gras en kruid na haakt,
Daar alle Akkers na verlangen,
Dat alle vruchten wasbaar maakt,
Op dat 'er spyze werd ontfangen,
Dat nedrig en zachtmoedig is,
En altyd zoekt de laagste steede,
En met zyn koele laafenis,
Geduurig afloopt, na benede:
Dat wekke ons op, en wyze ons voort,
Om zynen oorsprong eens t'erlangen,
Wyl 't leven reeds al heeft gehoord,
Dat zulks van Jezus is t'ontfangen,
Die spring en leevende Fontein,
Die zich voor niet heeft aangeboden,
Op dat wy nimmer dorstig zyn,
In 't land, daar ons zyn Roep toe nooden.
| |
[pagina 28]
| |
Ten Tweede:
Het Water, enkel en alleen,
En onvermengt met and're zaaken
Is zuiver, klaar en ongemeen,
En kan het schouwend oog vermaaken:
Maar is 't verdubbelleerd met aard,
Zo is zyn Edelheid verlooren,
En is veracht'lyk en onwaard,
Zyn naam van Modder werd gebooren
ô Ziel! wel eer zo klaar geweest,
Zo zuiver uit Gods bron gevlooten,
Wat heeft de helse en werelds geest,
Al zwarte aarde in u gegooten!
ô Water! van het waard gemoed,
Zo helder in eenvuldigheden,
Vermengd u niet met 's werelds goed,
Die zwarte aarde hier beneden,
Op dat gy zyt tot een vermaak
Van d'allerklaarste en waarste oogen,
En zyn begeerte tot een smaak,
Zo zal u zyne gunst verhoogen,
Om in het Paradys te zyn,
In 't midden van de Hemels boomen,
Een spring en levende Fontein,
Van eeuwige Vrede en vreugde-stroomen:
Myd dan het mengsel (dat genaakt,)
Van 't helse stof en 't stof der aarde,
Dat u voor God verfoei'lyk maakt,
En voor zyn oogen in onwaarde,
| |
[pagina 29]
| |
Op dat gy niet als drek en slyk,
Versmeeten word in 't duister ryk.
| |
Mattheus VI: 22, 23. | |
Joannés III: 5. | |
Kapittel IV: 13, 14. |
|