Alles zingt
(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje
[pagina 188]
| |
‘Wij snaat'ren van den Winter;
Hij nadert meer en meer.
Wij vluchtten voor de koude
En zett'en ons hier neer.
‘Zeg, baas, hebt gij de kachel
Nog niet in orde staan?
Gij dient u dan te haasten,
Want Vriezeman komt aan.
‘Hij heeft een' heele lading
Van hagel, sneeuw en ijs,
Om uitverkoop te houden
Tot uiterst lagen prijs.
Dus, baasje, zet de kachel!
Koop kolen, turf en hout!
Dan lacht gij in uw vuistje,
Al is het nog zoo koud!’
Zoo snaterden de ganzen;
Geen die ze kon verstaan;
Maar ieder keek het luchtje,
Het blauwe luchtje eens aan.
En ieder keek naar 't vaantje,
Dat wees naar d' oosterkant,
Toen zeî men: ‘Zet de kachels!
De winter komt in 't land.
‘Dat zeggen ook de ganzen.
'T is schreeuwen, heb je niet!
Gak-gak, zoo zingen ze allen.
Dat heet: het ganzenlied.’
|
|