Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 192. Kus en gebed. Aan Vaders ziekbed stonden Twee knaapjes zwak en teer; De een telde negen jaren, En de ander was pas acht. Hun' lieve, goede Moeder Was jaren lang al dood; Ze wisten nog alleen maar, Dat zij blauwe oogen had. Blauwe oogen, ja, en krullen Van golvend, goudgeel haar; Maar, ach, haar' wangen waren Zoo mager en heel bleek. En nu bij Vaders ziekbed Daar stonden ze allebeî, En dachten droevig weenend: ‘Als Vader ook eens stierf!’ Doch wijl ze daar zoo stonden Viel Vader zacht in slaap, En de oudste van de knapen Ging even naar beneên. [pagina 185] [p. 185] Zoodra de jongste alleen was Boog hij zich over 't bed, En dacht: ‘Ik zal hem kussen, Wie weet of dat niet helpt!’ En zachtkens, nauw'lijks hoorbaar, Gaf hij op ied're wang Van d' armen, zieken Vader Voorzichtig eenen kus. Dat deed, in alle stilte, De jongste van de twee; Maar onderwijl lag de oudste Op 't kerkhof neêrgeknield. En op het graf der Moeder Rees zijne bede omhoog: ‘O, lieve Moeder, ga eens Naar onzen Lieven Heer! ‘Want, zie, onze arme Vader Ligt met de koorts op bed, En als hij ook moest sterven Wat werd er dan van ons?’ En toen was 't of een Engel Met golvend, goudgeel haar En blauwe, vriend'lijke oogen, Hem toeriep: ‘Wees gerust! ‘Uw Vader zal niet heengaan, Want onze Lieve Heer Weet dat gij nog zoo jong zijt En hem niet missen kunt. [pagina 186] [p. 186] Twee dagen vloden henen. De dokter kwam en zeî: ‘Hoort, jongenslief, uw Vader Zal nu gauw beter zijn!’ De jongste lachte eens even En dacht: ‘Dat deed die kus! ‘Zoo Vader nog eens ziek wordt, Ik doe het dan alweer.’ Maar de oudste zag naar boven En dacht: ‘De goede God ‘Verhoorde mijne bede, Die Moeder tot hem bracht.’ En beiden waren vroolijk, En - beiden bleven braaf. Dat duurde vele jaren, Want 't klaverblad werd oud. Vorige Volgende