Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] 164. Op het ambacht. Morgen ga ik op een ambacht, En, als 't maar een beetje kan, En ik wil ook, wel dan word ik Eens een flinke timmerman. Maar, wie timmerman wil worden, En dat zijn wil, flink en goed, Dient te weten, dat hij vóóraf Krullenjongen worden moet. Krullenjongen, niet pleizierig, Niet voordeelig ook, och neen, Maar ik bijt, om wát te worden, Door dien zuren appel heen. En mijn baas, - 't is een voorname, - Weet ge wat die heeft gedaan? Hij begon als krullenjongen, Zoo als ik, van meet af aan. Nu is hij de grootste baas wel Van de bazen uit de stad. 'K doe als hij, wie wàt wil worden, Zeker waar, die wordt ook wat. Vorige Volgende