Alles zingt
(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje
[pagina 135]
| |
Hij rekt zich
En strekt zich!
Hij trekt wat hij kan!
Wat kracht heeft die man!
Het lijntje staat strak!
O, als het eens brak,
Dan viel onze maat
Pardoes op de straat.
Men nadert een' brug.
De knecht gaat terug.
De schipper boomt voort.
De knecht springt aan boord.
Hij is er vlug op.
De schipper houdt op.
Toch zegt het water nog: glipperde-glop!
Glip-glop!
Glip-glap!
Slip - - - slap! - -
--Flap!--
En juist, zooals de schipper wil,
Ligt nu zijn schuit ook even stil.
Maar als het hem vervelen gaat,
Dat men zoolang hem wachten laat,
Dan, met de handen voor den mond,
Klinkt zijn geroep heel ver in 't rond:
‘Ho-hop!
Bru-u-u-u-u-g op!’
De bruggeman
Doet wat hij kan,
En haalt heel vlug
De groote brug
Zóó hoog wel op,
Dat zelfs de top
| |
[pagina 136]
| |
Van mast en boegspriet zeggen kan:
‘Al plaats genoeg! Ik dank je, man!’
Nu is de schuit er onder door,
En volgt weer langzaam 't nieuwe spoor.
Het water zegt weer: ‘Slib-be-slap!
Glip-glap!
Flap!
|
|