Alles zingt
(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje
[pagina 23]
| |
Zij heet, maar Vader zegt het nooit,
Zooveel als onderdaan,
En moet ook onder Zijn bestuur
En Zijn' bevelen staan.
Zóó wordt verteld, zóó wordt geleerd;
Maar 'k zag er nooit iets van;
Want Moeder heerscht als Vrouw in huis,
En Vader heerscht als man.
Maar één dag is er toch in 't jaar.
Dat Moe' regeeren mag.
'T is de eerste dag van Sprokkelmaand
En 't heet dan Vrouwendag.
Des morgens vroeg zegt Vader dan,
Als wij zijn opgestaan:
‘Vrouw, Gij zijt heden Koningin,
Ik ben Uw onderdaan!
‘Doe wat Gij wilt, o Koningin,
Ik ben Uw slaaf vandaag!
En wat Uw' Majesteit beveelt,
Dat doe ik goed en graag!’
Wij allen kijken Moeder dan
Al lachend even aan,
Maar denken toch: ‘Die Vader is
Een heel rare onderdaan.’
Moe' lacht eens even en zegt ras:
‘Goed, luister dan naar mij.
'K zal eten, wat Gij niet graag eet!
'K trakteer op rijstenbrij!’
| |
[pagina 24]
| |
Als Moeder dat zoo heeft gezegd,
Buigt Vader 't hoofd en zeit:
‘'K zal eten wat vandaag de kok
Mij schaft, Uw' Majesteit!’
Wij lachen, dat wij schaat'ren, ja,
En juichen blij van zin:
‘Wij zullen smullen van den brij!
Lang leev' de Koningin!’
En 's middags, als de rijstenbrij
Op tafel komt, wat pret!
Dan wordt de volle schotel vlak
Voor Vader neergezet.
Deelt Moe' op and're dagen rond,
Dien dag doet zij het niet,
En Vader deelt zóó lang den brij
Tot niets meer overschiet.
Als Moe' dat ziet, dan zegt zij: ‘Wel,
‘Mijn hong'rige onderdaan,
Hebt Gij geen brij? Nu, 'k heb dan nog
Voor U een kliekje staan.’
Dan zet ze een' schotel voor hem neer,
Het deksel gaat er af,
En Vader kijkt nieuwsgierig uit,
Wat Moederlief hem gaf.
'T is kalfskop. Geen van allen eet
Dat rare kostje graag;
Maar Vader wel, en die roept dan:
‘Nu, ik smul ook vandaag!’
| |
[pagina 25]
| |
Zoo gaat het bij ons ieder jaar,
Als Moe' regeeren mag!
En daarom wenschen wij: Och, was 't
Maar altijd Vrouwendag!
|
|