De Koophandel herleeft.
Zieltoogend bleef de Handel, den ganschen, anders woelig drukke Oogst-, en het grootste gedeelte van Herfst-maand; dan deeze liep niet ten einde, of dezelve begon het hangend hoofd eenigzins op te beuren, verkwikt door de tydingen uit buitenlandsche Koopkantooren, by lange zo nadeelig niet, als de vrees ze in den beginne beevende verwagt hadt. De Handelaars schepten nieuwen moed, de eerste Handelhuizen beslooten, naar gewoonte, Credit te geeven, de heilstar van het goed Vertrouwen, zo lang droevig beneveld, blonk weder door. Men wist op welke Kassiers men staat kon maaken, de proef hadt, in dit netelig beloop van zaaken, de zodanigen uitgemonsterd, die de hun toevertrouwde Penningen, meer dan te veel, ten eigen voordeel aangelegd hadden. By dit alles kwam, dat buitenlandsche Koopkantooren te Hamburg, te Altona, te Berlyn, en elders, hunne Wisselbrieven in trokken; en