meer en meer daar op bevlytigd hebbende, langs hoe minder ontbooden; ten deele door den niet verzetbaaren smaak der Landzaaten op al wat Vreemd, en de versmaading van al wat Inlandsch is. Het gewonnen geld baarde ook dat heil niet, 't welk men 'er van zou hebben mogen verhoopen. Veelen, door den Handel verrykt, volgden een reeds te lang betreeden spoor, om denzelven in te krimpen, of geheel te staaken, en het geld, dat werkloos in hunne Kisten lag, voor Rentegeevende Papieren, en meest Buitenlandsche, naar dien deeze de hoogste Rente opleverden, te verwisselen. Het getal der zo genaamde Renteniers groeide aan, en daar mede Pragt, Weelde en Werkloosheid; kwaalen, die met een verdubbelend verderf, op de Erfgenaamen overgaan. Het Geld, uit den omloop getrokken, meest aan Vreemden opgeschooten, mogt aangemerkt worden als het bloed uit de aderen van een handeldryvende Maatschappy getapt. De Koophandel en de Handwerken kwynden. Veele Kinderen van aanzienlyke Kooplieden, schaamden zich het voorig Beroep hunner Ouderen, een leefkring intreedende, hun en den Lande nadeelig; daar nog werkzaame, doch min bemiddelde Ingezetenen, tot het voortzetten van den hun overgelaaten Handel en Fabrieken, zeer bezwaarlyk penningen konden bekomen, tot eenige bewinbaare Rente; zo zeer was men verlekkerd op de hooge Rente, die de Vreemde Rentebrieven gaven. Uit welken hoofde de Burger-