Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– AuteursrechtvrijStem: Van den 91. Psalm.1. O! Iesu, gy die zijt alleen,
Des Werelds Zaligmaker,
En voor u schapen in 't gemeen
Een sterk' en trouwe waker;
Gy slaapt, of sluimt, noit op de wagt,
Dies kom ik u weer danken,
Dat gy my hebt in dese nagt
Behoed voor Zatans ranken.
2. Wat helpt den Vorst der duisternis
Sijn wrevel, nijd en liste,
Daar uw genaden luister is,
O! zoete Iesu Christe,
De sterk-gewapende in 't veld,
Met al sijn helsche magten,
| |
[pagina 3]
| |
En heeft gantsch niet, o! sterker Held,
By uw zeegbare kragten.
3. Gy zijt mijn erfdeel, en mijn goed,
Mijn heil staat in uw handen;
Dies bidd' ik, door uw dierbaar bloed,
Breekt voort des boosen banden;
Dat, schoon hy my te vangen tragt,
Ik nogtans niet en glijde,
Van uwe wegen onbedagt,
Na d'een of d'ander zijde.
4. Doet my nu in den morgen stond
Uw gunst en goedheid hooren,
Want ik betrouw op u, die kond
Mijn vyand haast verstooren.
Maakt my den weg dog kondig na,
Dien ik hier hebb' te treden;
Want ik verheff' mijn ziel tot u,
Met zugten en gebeden.
5. Wilt desen dag, en al den tijd
Mijns levens, by my wesen,
Op dat ik stry den goeden strijd,
Kloekmoedig zonder vreesen.
Tot dat ik uit dit jammer-dal
Zal afgevoorderd werden,
En zijn gekroond, wanneer ik zal
Ten einde toe volherden.
6. Al wat ik heb tog nog gedaan,
En is al niet te agten;
O! Iesu, helpt my voortaan,
Door uwe sterke kragten,
Waar door ik alle ding vermag,
Dat ik te regt beginne,
Na uw believen desen dag,
En daag'lijks meer gewinne.
7. Op dat ik alles wel verrigt',
En vrugtbaar werken konne,
Zijt gy my als des morgens 't ligt,
| |
[pagina 4]
| |
Wen op gaat eerst de Zonne,
Des morgens zonder wolk of zwerk,
Wen na een zoeten regen,
Van haren glans uitspruyten sterk
Gras-scheutkens aan de wegen.
|
|