Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
Wijse: Repicavam.1. O! Ik, ô! Ik,
Voor my zoo schadelijk:
Behoeftig Ik, maar in een oogen rijk
In boosheid ken ik niemand uw's gelijk,
Ik moet om uwen t'wil Iesus nog derven,
Gy zult van hem nu nog nimmermeer
Pardon verwerven,
Ik, gy moet sterven,
Ik, moet zijn niet meer.
2. Dat Ik en mijn,
Is oorzaak van mijn pijn,
Dat maakt dat Ik na Ziel en Lighaam kwijn,
En dat Ik als een schaduwe verdwijn.
Dat doet u, ô! Heere, zoo verre vertrekken,
Dat is een Voorhang en een dikke Mein,
Ei! Wilt dit Hekke
Om verre trekken,
En word mijn gebuur.
3. O! Ik, zoo trots,
Bedrieglijk en snood,
Verwagt in uwen boesem schoot op schoot,
Ik zeg u aan in Iesus Naam de dood:
Hy zal u die nek en die beenen verbreken,
Die nek en zenuw' van onbuigbaar staal,
Die zal hy weeken,
En u doen spreken
Haast een ander taal.
4. Vyandig Ik,
Zoo vriendelijk in schijn,
Gy zult eerlang aan 't Kruis genageld zijn,
Daar zult gy sterven met een lange pijn;
U Vonnis dat leid al, leid al gestreken,
En dat besluit is onverbiddelijk:
| |
[pagina 75]
| |
Heer op uw spreken,
Of op uw teeken,
Zoo word ik een lijk.
5. De bitterheid,
Die wijkt van dese dood,
Sy nodigt my te rusten in haar schoot;
Ei! Magtig Heer, geef my de leste stoot,
't Eigen Ik laat dat ten grave dalen,
Of buigd en brengt het op een ander dreef,
'k Wil duizend malen,
Dit woord verhalen,
Sterf Ik, Iesus leef.
P. van Zorgen. |
|