Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– AuteursrechtvrijOp de wijse: Herders maakt u uyt den Stal.1. O! Dat dog mijn hert en ziel,
U, mijn God, maar wel geviel,
Durfd' ik u dat geven;
Maar nu ben ik heel bevreest,
Want 't herte en mijn geest,
Schrikt en komt te beven.
| |
[pagina 34]
| |
2. Als ik denke dat mijn hert,
Zoo in zonden is verwerd,
Dat doet mijn vertsagen;
Maar ô! groote Majesteyt,
Maakt het door u woord bereid,
Om u te behagen.
3. Laat de kragt van Iesus bloed,
Dog afwasschen mijn gemoed,
Van al mijne zonden,
Op dat ik van al het kwaad,
Dat gy, O! mijn Koning, haat,
Rein mag zijn bevonden.
4. O! gy wensch van mijn gemoed,
O! gy schat en hoogste goed;
O! mijn liefste Vader,
O! mijn troost en toeverlaat;
O! mijn hoeder voor het kwaad;
O! mijn hert-spring-ader.
5. Neemt gy mijn hert dat bidd' ik dan,
Weest gy daar dog de meester van,
Laat het u toekomen;
O! dan ben ik heel gerust;
Want in u is al mijn lust,
O! mijn uytverkoren.
6. 't Is my, Heer, de grootste smert,
Dat gestaag mijn zondig hert,
Komt nog af te keeren,
Dat het in een ander zaak,
Oyt kan zoeken sijn vermaak,
Dan in u, mijn Heere.
7. Houwd mijn hert by u, mijn God,
En doet het na u Gebod,
Altijd voor u leven;
Want ik wensche anders niet,
Dan te doen dat gy gebied,
Wilt my dat dog geven.
M. v. D. |
|