Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten

Jesus Koningryck bespot, Of Aandagt op Joh. 12: 2.

WAt segt gy godloos rot! is Iesus kroon van doornen?
Sijn Scepter van een riet, of van nog broser aard?
Sijn purper spottenswaard?
En toetst gy aan dien ys'ren rots u glase hoornen?
Gy dwaald; ick sie eerlang uw trotse magt in duygen:
Dat koningrijck behoud u, of den doot-steeck geeft;
Die onderworpen, leefd,

[p. 47]

 

Of wagt in tegenstand den krack in plaats van buygen.

 

Maar wild gy tegenstaan? hoor my ick sal u leeren,

 

Daar is een sondenrijk meer schaad'lijck dan den doorn;

 

Toond maar uw magt en toorn;

 

Want ydel ist, en des u ligter om te keeren:

 

Een Rijck dat sonder regt sijn regten op wil regten,

 

Quansuys, en onder schijn van voorderlijck behoud

 

Van eer, van vroom, en stout,

 

En nogtans pleegd sijn onderdanen te bevegten.

23 Lente-maand 1659.