Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen
(1971)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 136]
| |
't Heylige Sacrament ont-heyligdGa naar voetnoot*Des Heren Dood werd statig overdagtGa naar voetnoot1
In 't Heylig maal / en der Discip'len schaar
Toont met haar cleed vol ydelheyd en pragt
Dat werld en duyvel in haar leven. waar
5[regelnummer]
Sijn onder dees' genodenGa naar voetnoot5
De regt-geroepen dooden?Ga naar voetnoot6
Men denckt om 't hayr met bloed en sweet geclitt':Ga naar voetnoot7
En laat den lock in pragt den kouden borst /
Die liefdeloos bevriest / verwermen. Bid
10[regelnummer]
Vry op sijn Tollenaars / 't hayr met een korstGa naar voetnoot10
Sal 't sondig hert betrecken /Ga naar voetnoot11
En voor u slagen decken.
Men denckt om band en touw die arm en hand
Geknevelt hadden: en het pragtig hertGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Kan nog in weeld haar arm in doeck en kant
Onroerlijck kneev'len. Is dat niet die smertGa naar voetnoot16
(O Goddelose rotten)Ga naar voetnoot17
Als magteloos bespotten?
| |
[pagina 137]
| |
Men denckt aan 't lichaam naackt aan 't cruys gehegt:
20[regelnummer]
En siet die onbeschaamde dert'le daar
Ontbloot haar arm ter elleboog / en segt /
De naacktheyd van den Heyland smertet haar.
Lust u dat te geloven?
My segt gy 't aan een dooven.
25[regelnummer]
Die locken vrienden / troet'len u den borst
Die gy met vuysten slaan moest: en het oor
Verstoppen sy u deerlijck: met een korstGa naar voetnoot27
Bedecken sy uw hert, en maackens' voor
Gods woorden onbekoorlijck /Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Gods schigten ondoorboorlijck.Ga naar voetnoot30
Het harnas en de boeyen, die uw arm
Gekluystert houden (Dwaas! en merckt gy 't niet?)
Bedwingen uwe hand / dat gy oh arm!
Des Heren brood niet nemen cunt; en siet
35[regelnummer]
Sy roepen u / so weere'Ga naar voetnoot35
Wy 't Salig Brood den Heere.
Die naackten arm toont my uw naackte siel,
Die sonder bruylofs-kleed ter bruyloft dringt /Ga naar voetnoot38
En sonder schaamt in schande en sonden viel /
40[regelnummer]
En sonder voorspraack miserere singt /Ga naar voetnoot40
En des / sal naackt de vlagenGa naar voetnoot41
Van 's Heren toorne dragen.
| |
[pagina 138]
| |
§ Beyd wat! dien tuyt mogt wel eer lang met bloedGa naar voetnoot43
Geclitt' / ten deerlijck schouspel strecken; wanGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Den crijger die in handen krijgt / en doet
Het lichaam volgen: of den Hemel dan
U leerden in uw sterven
Het Lot van Abs'lom erven?Ga naar voetnoot48
Ey! staack die knevelende boeyen; tot
50[regelnummer]
Het rauw geslagt met veel bequamer tuygGa naar voetnoot50
Uw' arm en schouders prang en tot haar spotGa naar voetnoot51
Uw lijff in dien form / dien gy nu wilt / buyg.
Off wilt gy met u cleeren
Dat pronken nu al leeren?
55[regelnummer]
Ick dugt / de Heer ontbloot sijn arm al vast /Ga naar voetnoot55
En naacktheyt mogt wel haast ons lot sijn: 't hert
En bloot en blood staan / als den rauwen gastGa naar voetnoot57
Uw schaamte sien en sal bespotten. tart
Hem niet die dreygt uw schoot / en
60[regelnummer]
Wat schaamt bedeckt / t'ontblooten.
612. Wijn-maant 1659.Ga naar voetnoot61 | |
[pagina 139]
| |
62§ Dit en 't volgende heeft de Heere Godt doen comen, als Sijne H. Majesteyt dat nareGa naar voetnoot62 63 Schouw-toneel van branden, Moord, en Vronwen-cragt in 't midden van 't land, ende deGa naar voetnoot63 64 dorpen van Bodegraven en Swadenburgerdam gestelt heeft, op dat het van 't gantsche Land 65 gesien, gehoort, en met deernis bejammerd soude werden: Die H. Goedheyd of Verdraag-66saamheid sig nog vernoegende met een staaltje van Gestrengheyd in 't midden en tot waar-Ga naar voetnoot6667schouwing van allen, ende leerende wat 't H. Regt d'onbekeerlijcken dreygt, so het de H.Ga naar voetnoot67 68 Wijsheyd niet en behaagt de selve door voorspoed te laten verloren gaan. |
|