4. Verantwoording
Wie de editio princeps van 1676 vergelijkt met latere drukken, valt van de ene verbazing in de andere. Het tekstbederf - ik spreek nu niet over gewijzigde spelling - blijkt zeer groot. Om slechts enkele frappante voorbeelden te noemen bij vergelijking van de eerste met de zesde druk:
nigtig (Den Besloten Hoff, vs. 58) werd ligtig;
sotticheden (Genoegen in het Cleyne, vs. 28) werd soetigheden;
versticken (Het Jonge en Onbecommert Leven, vs. 35) werd verstricken;
leuy ('t Cruyce van een Christen, vs. 21) werd leur;
niet (Des Heeren H. Avontmaal, vs. 9) werd noit;
van dag tot dag (Op een Versch Hoender-Ey, vs. 11) werd van dag;
steuyt (Eenige Invallen, vs. 27) werd steurt;
vryery (Jesus Min, vs. 18) werd yvery;
Wy ('t Heylige Sacrament ont-heyligd, vs. 36) werd My; dit laatste gedicht is in latere drukken gedeeltelijk onverstaanbaar geworden als gevolg van tekstverminking.
Er is maar één conclusie mogelijk: alleen de eerste druk mocht aan deze bloemlezing ten grondslag liggen. Alle gedichten zijn daarom met behoud van de originele spelling en interpunctie daarnaar afgedrukt, met uitzondering van J. Van Lodensteyns Swanen-Gesangh dat pas in de derde druk voor het eerst verschijnt. Ik heb niet geprobeerd om het oorspronkelijke schriftbeeld te handhaven. Zo zijn alle teksten in gotische letter hier in romein gedrukt, terwijl de in romein gezette gedeelten nu gecursiveerd werden. Evidente drukfouten zijn gecorrigeerd, hetgeen telkens in de aantekeningen staat vermeld.
Collega dr. L. Koelmans bood mij hulp bij filologische moeilijkheden; drs. J. Kwekkeboom te Goes leverde enkele waardevolle aanvullingen op de Lodenstein-bibliografie. Ik ben hen daarvoor zeer erkentelijk. Met dankbaarheid denk ik terug aan de colleges die wijlen prof. W. Asselbergs over Lodenstein gaf. In de inleiding heb ik daarvan op enkele plaatsen gebruik gemaakt.
Nijmegen, februari 1971
P.J. Buijnsters