1. | Barnouws beschouwing over de overleveringsgeschiedenis van het stofcomplex waartoe Dits van Heilen van Beersele behoort (in: Handelingen van het zesde Nederlandsche Philologencongres. Leiden, 1910, p. 125-139), is zowel principieel als feitelijk onjuist. |
| |
2. | In zijn streven de superioriteit van Boccaccio aan te tonen, slaat C. van der Voort door in zijn kritiek op Wisen raet van vrouwen (‘Boccaccio e la letteratura neerlandese del trecento’, in: Atti del convegno di Nimega sul Boccaccio. Bologna, 1976, p. 259-278). In een aantal opzichten is de Middelnederlandse versvertelling juist beter dan de novelle in de Decamerone. |
| |
3. | De bake in Van III ghesellen die den bake stalen is geen zij spek maar een varken. |
| |
4. | De slotstrofe van Van eenre baghinen ene goede boerde is niet weggesneden omdat deze scabreus was (D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld. Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen. Amsterdam, 1995, p. 137), maar omdat er een schimpscheut jegens geestelijken in voorkwam. |
| |
5. | Dat men de stof elders als exempel vindt, mag op zich geen reden zijn een tekst niet tot de ‘boerden’ te rekenen (vgl. C. Kruyskamp, De Middelnederlandse boerden. 's-Gravenhage, 1957, p. 2-3). |
| |
6. | De interpretatie die T. Meder geeft van De borchgravinne van Vergi (in: Millennium 3 [1989], p. 51-74) is onjuist, in het bijzonder met betrekking tot de receptiehouding van het publiek, de rol van de hertogin en bijgevolg de kern van de problematiek. |
| |
7. | Voor een onderzoek naar de komiek in Van den vos Reynaerde biedt de studie van de komische procédés in middeleeuwse komische vertellingen een onontbeerlijk uitgangspunt. |
| |
8. | De ‘afschrijver’ van Esopet 61 heeft allesbehalve ‘op al te plompe wijze getracht het slot te verknoeien’ (G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel I. Groningen, 1906, p. 190; zie ook p. 214 n. 11). |
| |
9. | De bevinding ‘soort zoekt soort, en ieder krijgt het dissertatie-onderwerp dat bij hem hoort’ (T. Meder, Sprookspreker in Holland. Leven en werk van Willem van Hildegaersberch (circa 1400). Amsterdam, 1991, p. 524) dient met terughoudendheid op andere promovendi toegepast te worden. |
| |
10. | De ontkenning van de dichter Keith Reid dat in het door hem voor Procol Harum geschreven A Whiter Shade of Pale de versregel As the miller told his tale een verwijzing is naar Chaucers Canterbury Tales (The Independent, 18 september 1994, p. 34) dient met een korrel zout genomen te worden. |
| |
11. | Alle mogelijke vormen van onderwijsvernieuwing zijn zinloos als aan het eigenlijke probleem - de leerling - niets gedaan kan of mag worden. |
| |
12. | De taalkundigen die verantwoordelijk zijn voor de nieuwe regels voor de tussenletter -n - in samenstellingen dienen zich te laten omscholen. |