| |
| |
| |
Bibliografie
Stad
Stad / hoofdstukken 1 en 5
Inleiding en Conclusie
Hans Buiter, Judith Schueler en Frank Veraart, Het nut van de verandering, de verandering van het nut. Nutsvoorzieningen in Heerlen, 1902-1999 (N.V. Nutsbedrijf Heerlen, Heerlen 1999). |
C.E.A. Maitland, ‘De taak van het locale telefoonbedrijf in het belang van de signaalstelsels der openbare diensten’, De Ingenieur jrg. 49, no. 21 (1934) E 73-88. |
N.F.M. Roozenburg en J. Eekels, Productontwerpen, structuur en methoden (Utrecht 1998, 2e druk). |
| |
Stad / hoofdstuk 2
Werken aan sanitaire en bereikbare steden, 1880-1914
R.F. de Bock, Van 1 tot 37. Korte geschiedenis van 50 Haagse tramlijnen, (Rotterdam 1972). |
A.W. Bos, ‘De rioleering van Amsterdam’, De Ingenieur jrg. 28, no. 46 (1913) 979. |
A.A. Albert de la Bruhèze en F.C.A. Veraart, Fietsverkeer in praktijk en beleid in de twintigste eeuw. Overeenkomsten en verschillen in fietsgebruik in Amsterdam, Eindhoven, Enschede, Zuidoost-Limburg, Antwerpen, Manchester, Kopenhagen, Hannover en Basel (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag 1999). |
H. van der Cammen en L.A. de Klerk, Ruimtelijk ordening. Van plannen komen plannen. De ontwikkelingsgang van de ruimtelijke ordening in Nederland (Utrecht 1993, 2e druk). |
D. Carossa, ‘Op weg naar het begin. Reiniging en stadsreiniging in de 19e eeuw’, Ons Amsterdam jrg. 29 (1977) 262-270. |
E Cremers, F. Kaaij en C.M. Steenbergen (red.), Bolwerken als stadsparken. Nederlandse stadswandelingen in de 19e en 20e eeuw (Delft 1981). |
R. van Dalen, ‘Ongewenste ontmoetingen in de Amsterdamse tram, klachten aan de Gemeente Tram Amsterdam in het begin van de twintigste eeuw’, Amsterdams Sociologisch Tijdschrift jrg. 6 (1979) 456.
Henk van Doremalen, Blauwsloten en riolen. Een milieu-historische studie over Tilburg en zijn rioolstelsel (Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed, Tilburg 1993). |
H.J.A. Duparc, De Amsterdamse paardentrams (Rotterdam 1997). |
H.J.A. Duparc, H.P. Kaper en L. Stigter, Trammend naar de metro. De historie van de tram in Rotterdam (Leiden 1968). |
R Dijksterhuis, Spoorwegtracering en stedebouw in Nederland. Historische analyse van een wisselwerking. De eerste eeuw, 1840-1940 (Delft 1984).
‘De eerste electrische tram in Nederland’, Spoor- en Tramwegen jrg. 16, no. 5 (1943) 186.
‘Gastrams’, De Ingenieur jrg. 10, no. 45 (1895) 501.
Johan Gram, 's-Gravenhage voorheen en thans (Den Haag 1905). |
A. de Groot, ‘De geschiedenis van de Raadhuisstraat. Planning, aanleg en architectonische vormgeving van Amsterdams westelijke verkeersweg’, De Sluitsteen jrg. 9, no. 1/2 (1993) 3-37.
‘De Haagsche tramquaestie’, De Ingenieur jrg. 16, no. 12 (1901) 687. |
P.D. 't Hart, Utrecht en de cholera, 1832-1910 (Utrecht 1990). |
F.C.J. van Havelaar, De Laakhaven. Een beeld van een Haags industrielandschap (Dienst Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling, Afdeling Monumentenzorg, Gemeente Den Haag, Den Haag 1991). |
J.E. van Heemkerk van Beest, ‘Honderd jaar publieke werken’, Ons Amsterdam jrg. 2, no. 25 (1950) 121. |
W.F. Heinemeijer, M.F. Wagenaar en S.J. Borger, Amsterdam in kaarten. Verandering van de stad in vier eeuwen cartografie (Ede 1987). |
G.W.P. van der Heijden, ‘De Swaan getoetst. De aanleg en diffusie van het waterleidingstelsel in de industriestad Tilburg als collectief verzorgingsarrangement, 1880-1910’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis jrg. 20 (1994) 52-76. |
E.J. Hoogenberk, Het idee van de Hollandse stad. Stedebouw in Nederland, 1900-1930, met de internationale voorgeschiedenis (Delft 1980). |
E.S. Houwaart, De hygiënisten. Artsen, staat en volksgezondheid, 1840-1890 (Groningen 1991). |
E.S Houwaart, ‘Professionalisering en staatsvorming’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel II, 81-92. |
A. van Hulzen, Utrecht en het verkeer, 1850-1910 (Baarn 1987). |
J.C.G.M. Jansen, Heerlen. Marktcentrum, mijnstad, agglomeratie (Stichting Finis Coronat Opus, Heerlen 1998). |
A.H. Jennekens, Pak de bus. Openbaar vervoer in Maastricht, 1884-1994 (uitgegeven ter gelegenheid van 75 jaar Stadsbus Maastricht 1919-1994, Maastricht 1995). |
P.A. Koolmees, Symbolen van openbare hygiëne. Gemeentelijke slachthuizen in Nederland, 1795-1940 (Rotterdam 1997). |
W.J.F. van der Kuijlen, Van stoomtram tot sneltram. De geschiedenis van de tram- en bargediensten tussen Utrecht, Jutphaas, Vreeswijk, IJsselstein (Buren 1987). |
| |
| |
P.Th. van de Laar, Stad van formaat. Geschiedenis van Rotterdam in de negentiende en twintigste eeuw (Zwolle 2000). |
W.J.M. Leideritz, Van paardetram naar dubhelgelede. De roemrijke geschiedenis van de Amsterdamse tram (en bus) in vogelvucht (Zandvoort 1966). |
H.W. Lintsen, Ingenieurs in Nederland in de negentiende eeuw. Een streven naar erkenning en macht (Den Haag 1980). |
M. van der Lugt, ‘De centrale riolering en rioolwaterzuiveringsinrichting der gemeente Utrecht’, De Ingenieur jrg. 77, no. 1 (1965) G 1. |
J.P. McKay, Tramways and trolleys. The rise of urban mass transport in Europe (Princeton 1976) 10. |
R. Mees, ‘Het Beursplein’ in Jan Prins, Rotterdammers over Rotterdam. Herinneringen aan een verdwenen stad (Rotterdam 1946) 80. |
W. Meischke-Smith, ‘Gastram Den Haag-Loosduiden’, De Ingenieur jrg. 14, no. 11 (1899) 133. |
D.C. Meijer en J. Veth, Stedenschennis. Naar aanleiding van de Reguliersgrach-kwestie (Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam 1901). |
Gijs Mom, Geschiedenis van de auto van morgen. Cultuur en techniek van de elektrische auto (Deventer 1997). |
Marc W. Mooij, De Blaak te Rotterdam. Een reconstruktie van een verdwenen stadsbeeld (Stichting Historische Publicaties Roterodamum, Rotterdam 2000). |
Herman Moscovieter, ‘Een civieltechnische supermarkt van alle tijden’ in Herman Moscoviter, Op de groei gemaakt. ‘Geriefelijkheden voor een wel-ingerichte stad’. Anderhalve eeuw Gemeentewerken Rotterdam (Dienst Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam 1996). |
J. Mulder, Tram en bus rond de Martini. De ontwikkeling van het openbaar vervoer in en om de stad Groningen (Leiden 1970). |
J.A. Mulock Houwer, ‘De Nederlandsche wetgeving ten opzichte van de uitbreiding van steden’, Bouwkundig Weekblad jrg. 4, no. 1 (1884) 2-5. |
H.W. Nachenius, Bijdrage tot de kennis van den stedenbouw. Eene poulaire studie (Haarlem 1880). |
J. Nieuwenhuis, Mensen maken een stad. Uit de geschiedenis van de dienst van gemeentewerken te Rotterdam, 1855-1955 (Dienst Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam 1955). |
J.A.S.M. Olvers, Cholera en gemeentebeleid in Dordrecht in de negentiende eeuw (Gemeentelijke Archiefdienst, Dordrecht 1982). |
De Openbare Werken van 's-Gravenhage, 1890-1918. Uitgegeven ter gelegenheid van het aftreden van den Heer I.A. Lindo als Directeur der Gemeentewerken, op 1 Juli 1918 (Den Haag 1918). |
[W.A.G.] Perks, Eeuwfeest in een nieuw pak (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig betaan van de gemeentelijke Reinigingsdienst en het in gebruik nemen van de nieuwe hoofdpost van de Reinigings-, Markt- en Havendienst, Utrecht 1976). |
C.H. Peters, ‘Een “In Memoriam” gewijd aan de Amsterdamsche Veerkade, Stille Veerkade en de Paviljoensgracht te 's-Gravenhage’, Bijdragen en Mededeelingen der Vereeniging Die Haghe (1902) 219. |
‘Het rapport der Haagsche tramcommissie’, De Ingenieur jrg. 12, no. 7 (1897) 76-77. |
Henk Schmal, Den Haag of 's-Gravenhage. De 19e-eeuwse gordel, een zone gemodelleerd door zand en veen (Utrecht 1995). |
Henk Schmal, ‘De tram in Nederland’, Historisch Geografisch Tijdschrift jrg. 7, no. 3 (1989) 73-89. |
H. Schmal, ‘De geur van water. De Haagse grachten en het verversingskanaal’, Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis jrg. 1, no. 1 (1992) 9. |
Eric Slot, Grond, het schaarse goed. 75 jaar Grondbedrijf Amsterdam, 1921-1996 (Gemeentelijke Grondbedrijf Amsterdam, Amsterdam 1996). |
R. Smit, Gemakshalve. 150 jaar riolering in Amsterdam (Dienst Waterbeheer en Riolering, Sector Riolering, Gemeente Amsterdam, Amsterdam 2000). |
Kees Stal, Den Haag in kaart gebracht. 750 jaar groei in plattegronden uit het Gemeentearchief (Den Haag 1998). |
E. Starkenburg, Amsterdam in beweging. De rol van de tram in een veranderend stadsbeeld, 1875-1905 (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Universiteit van Amsterdam 1998). |
F.C.J. van Steen van Ommeren, ‘De riolering van 's-Gravenhage’, De Ingenieur jrg. 21, no. 49 (1906) 925. |
E.F. Suringar, ‘Het bedrijf der Haagsche Tramweg Maatschappij’, De Ingenieur jrg. 22, no. 37 (1907) 458. |
A. de Swaan, Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg (Amsterdam 1996, 5e druk). |
N.H.M. Tummers, ‘Carboonkolonisatie’, Wonen-TA/BK jrg. 8, no. 11 (1980) 11. |
A.J.J. van der Valk, Amsterdam in aanleg. Planvorming en dagelijks handelen, 1850-1900 (Planologisch en Demografisch Instituut, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 1989). |
H. van Veen, Watertorens in Nederland. Waardebepaling en selectie (Zeist 1994). |
A. van der Velde, ‘Iets over asphalt’, Bouwkundige Bijdragen jrg. 4 (1846) 43-61. |
V. Veldheer, Kantelend bestuur. Onderzoek naar de ontwikkeling van taken van het lokale bestuur in de periode 1851-1985 (Sociaal Cutureel Planbureau, Rijswijk 1994). |
J.A. Verdoorn, Volksgezondheid en sociale ontwikkeling, Beschouwing over het gezondheidswezen te Amsterdam in de 19e eeuw (Utrecht en Antwerpen 1965). |
Verslag der Amsterdamsche Cholera-Commissie, 1866 (Amsterdam 1867). |
G.N.M. Vis, Van ‘vulliscuyl’ tot huisvuilcentrale. Vuilnis en afval en hun verwerking in Alkmaar en omgeving van de middeleeuwen tot nu (Huisvuilcentrale Noord-Holland, Hilversum 1996). |
R. Vijfvinkel, K.P. Compagne en W.J. de Geus, 's Haags werken en werkers. 350 jaar Gemeentewerken, 1636-1986 (Dienst Gemeentewerken Den Haag, Den Haag 1986). |
M.F. Wagenaar, Amsterdam 1876-1914. Economisch herstel, ruimtelijke expansie en de veranderende ordening van het stedelijk grondgebruik ([Amsterdam] 1990). |
Gijs Wallis de Vries (red.), Krachtens de Bouwverordening. Bouw en Woningtoezicht Rotterdam, 1861-1986 (Rotterdam 1986). |
J.G. Watjes, ‘Stedebouw’, Bouwkundig Weekblad jrg. 31, no. 9 (1911) 98. [Vincent Westzaan en Ton Buffing], Ingrijpen of terugtreden? 150 jaar werken aan infrastructuur en openbaar vervoer in Amsterdam (Dienst Infrastructuur en Vervoer Amsterdam, Amsterdam 2000). |
F.F.M. Wirtz, De watervoorziening van Rotterdam (Den Haag 1924) bijlage 4. |
H. van Zon, Een zeer onfrisse geschiedenis. Studies over niet-industriële vervuiling in Nederland, 1850-1920 (Groningen 1986). |
H. van Zon, ‘Openbare hygiëne’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel II, 47-79. |
| |
Stad / hoofdstuk 3
De geplande stad, 1914-1945
P. Bakker Schut, ‘Het tram-autobus-vraagstuk in verband met de stads-uitbreiding’, Wegen jrg. 10, no. 5 (1934) 109-154. |
P. Bakker Schut en F. Bakker Schut, Planologie. Van uitbreidingsplan tot streekplan naar nationaal plan (Gorinchem 1944). |
Herman van Bergeijk, ‘Om het beeld van de school, 1900-1950’ in Tjeerd Boersma en Ton Verstegen (red.), Nederland naar school. Twee eeuwen bouwen voor een veranderend onderwijs (NAi, Rotterdam 1996) 117-145. |
H.P. Berlage, Memorie van toelichting. Behoorende bij het Ontwerp van het Uitbreidingsplan der Gemeente Amsterdam (Den Haag 1915).
Manfred Bock e.a. (red.), Cornelis van Eesteren, architect urbanist. Deel 2: Vincent van Rossem, Het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam.
Geschiedenis en ontwerp (NAi en EFL Stichting, Rotterdam en Den Haag 1993). |
M. de Boer, ‘Scholeneilanden en scholendorpen’, Blauwe Kamer Profiel jrg. 5 (september 1997) 20-24. |
Bertus Boinvin e.a. (red.), 20 eeuwen Nederland en de Nederlanders.
Deel 44: Matthijs Dicke, Het Autoverkeer (Zwolle 2000). |
| |
| |
M.B.N. Bolderman en A.W.C. Dwars, Beknopt leerboek der waterbouwkunde (Amsterdam 1932, 3e druk). |
[J. de Booij], Rapport betreffende het uitbreidingsplan voor de gemeente Delft ([Delft] 1930). |
Koos Bosma, Ruimte voor een nieuwe tijd. Vormgeving van de Nederlandse regio, 1900-1945 (NAi, Rotterdam 1993). |
K. Bosma, ‘Middelburg’ in K. Bosma en C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak (NAi, Rotterdam 1996), 125-136. |
K. Bosma en C. Wagenaar, ‘Inleiding’ in K. Bosma en C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak (NAi, Rotterdam 1996), 12-16. |
K.A. de Breejen, ‘Vijftig jaar gemeentetram’, Nederlands Maandblad voor Streek- en Stadsvervoer jrg. 4, no. 3 (1949). |
A.A. Albert de la Bruhèze en F.C.A. Veraart, Fietsverkeer in praktijk en beleid in de twintigste eeuw. Overeenkomsten en verschillen in fietsgebruik in Amsterdam, Eindhoven, Enschede, Zuidoost-Limburg, Antwerpen, Manchester, Kopenhagen, Hannover en Basel (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag 1999). |
J. Bruinwold Riedel, Tuinsteden (Utrecht 1906). |
R.E. de Bruijn e.a. (red.), ‘Een paradijs vol weelde’. Geschiedenis van de stad Utrecht (Utrecht 2000). |
H. van der Cammen en L.A. de Klerk, Ruimtelijk ordening. Van plannen komen plannen. De ontwikkelingsgang van de ruimtelijke ordening in Nederland (Utrecht 1996, 3e druk). |
Centrale Commissie voor Studiebelangen, Studie en vooruitzichten van den ingenieur (Delft 1920, 2e ongewijzigde druk). |
Le Corbusier, ‘Een stad van deze tijd’ in Jan Brand en Han Janselijn (red.), Het idee van de stad (Akademie voor Beeldende Kunsten, Arnhem 1983) 256-263. |
Dienst der Publieke Werken, Amsterdam, Algemeen uitbreidingsplan Amsterdam. Nota van toelichting (Amsterdam 1934). |
W. Dudok, Nota van toelichting op het ontwerp-uitbreidingsplan voor het zuid-westelijk gedeelte der gemeente 's-Gravenhage (Escampolder, Maepolder en Ockenburg) (Den Haag 1936). |
J. Duiker, Hoogbouw (Amsterdam 1981, herdruk met nawoord van M. Bock; oorspronkelijk Rotterdam 1930). |
J.P. Fockema Andreae, De hedendaagsche stedenbouw (Utrecht 1912). |
J.M. Fuchs, Onderweg. Een eeuw personen- en goederenvervoer in Nederland (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Transportondernemingen KNVTO, Den Haag 1981). |
H.A. de Gans, ‘Population forecasting, 1895-1945. The transition to modernity’, European Studies of Population vol. 5 (1999).
Marja Gastelaars, Een geregeld leven. Sociologie en sociale politiek in Nederland, 1925-1968 (Amsterdam 1985). |
R. Geurtsen, ‘Kabouterpuntmuts in Delft’ in H.L. Houtzager, P.C.J. van der Krogt en G.G. Kunz (red.), Delft wordt modern. Architectuur en stedebouw, 1850-1940 (Delft 1990) 43-60. |
[J. de Graaf], Het plan voor een woonwijk te Amsterdam. Uitbreidingsplan Bosch en Lommer (Dienst der Publieke Werken, Amsterdam 1937). |
W.J. Groot, ‘Een woord ter inleiding’, Technisch Gemeenteblad jrg. 1, no. 1 (1915) 3-4. |
E. Howard, Garden cities of to-morrow (London 1970; oorspronkelijk uitgegeven in 1898 onder de titel To-morrow. A peaceful path to real reform). |
B.J. Kerkhof, Wegenbouw. Handboek voor practijk en studie betreffende het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van verschillende soorten van wegen (Amsterdam 1943, 4e druk; 1e druk 1920). |
W.B. Kloos, De stedebouwkundige ontwikkeling in Nederland (Amsterdam 1947). |
P. Linders en V. Freijser, ‘De opkomst van de moderne stedebouw. Den Haag in het Fin de Siècle’ in Victor Freijser (red.), Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedebouw, 1890-1990 (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Geschiedkundige Vereniging Die Haghe, Zwolle) 31-50. |
Th.K. van Lohuizen, De eenheid van het stedebouwkundig werk (oratie, Technische Hogeschool Delft 1948). |
‘Melding’, Wegen jrg 7, no. 20 (1931) 575. |
‘Melding’, Wegen jrg. 10 (1934) 54. |
‘Melding. Invloed van het automobilisme op bestuur en beeld eener groote stad’, Wegen jrg. 5 (1929) 277-278. |
‘Melding. Verkeersregeling’, Wegen jrg. 4, no. 8 (1928) 242. |
Paul Meurs, De moderne historische stad. Ontwerpen voor vernieuwing en behoud (NAi, Rotterdam 2000). |
J. Mulder, Tram en bus rond de Martini. De ontwikkeling van het openbaar vervoer in en om de stad Groningen (Leiden 1970). |
Nederlandsche Vereeniging van Belangstellenden in het Spoor- en Tramwezen, Van omnibus tot trolleybus. 125 jaar openbaar vervoer in en om Arnhem (Leiden 1964). |
H.J. Nieboer, J.H. Valckenier Kips en J.W.C. Tellegen, Prae-adviezen over de vragen: Welke gedragslijn moet aan de gemeenten worden aanbevolen in het belang van hare doelmatige uitbreiding? Zijn er wetswijzigingen noodig om deze gedragslijn mogelijk te maken? Zoo ja, welke? (Vereeniging voor de Staatshuishoudkunde en de Statistiek, Den Haag 1908). |
B.F. van Nievelt, ‘Waterverspilling’ in [W.H. van Marle e.a.], Vereniging voor Waterleidingsbelangen in Nederland, 1899-1949 (Den Haag 1949) 107-113. |
Donald R. Nijsen, 65 jaar asfalt in Nederland (gedenkboek ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de Verenging tot Bevordering van Werken in Asfalt, Breukelen 1988). |
A.H. Op ten Noort, ‘Grondvormen voor de indeeling van het dwarsprofiel van straten in middelgroote steden’, Technisch Gemeenteblad jrg. 1, no. 2 (1915) 50-55. |
De Openbare Werken van 's-Gravenhage, 1890-1918. Uitgegeven ter gelegenheid van het aftreden van den Heer I.A. Lindo als Directeur der Gemeentewerken, op 1 Juli 1918 (Den Haag 1918). |
P. van Overbeeke, ‘De strijd om het huishouden’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 2000) deel II, 175-190. |
[E. van der Pek Pek-Went e.a.], De Woningwet, 1902-1929. Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van de tentoonstelling gehouden te Amsterdam, 18-27 October 1930 bij het 12 1/2-jarig bestaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw (NIVS, Amsterdam 1930). |
Rapport der Commissie, ingesteld bij besluit van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, van 17 Juli 1925, no. 1568 S. Afd. A, ten onderzoek van het vraagstuk der vuilverwijdering (Den Haag 1927). |
Rapport van de Commissie tot Onderzoek van het Vraagstuk der Levensmiddelenvoorziening van 's-Gravenhage in Normale Tijden (Den Haag 1922). |
J.H.E. Reeskamp, ‘Paardentram, electrische tram en autobus in Utrecht. Wat zal de toekomst brengen’, Spoor- en Tramwegen jrg. 20, no. 23 (1947) 361-369. |
E.J. Rothuizen, H.J. Kockx en K. Brants, Scholenbouw (uitgegeven met voorkennis van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Goes 1924). |
J.H.E. Rückert, ‘Over de plaatsing van arbeiderswijken in steden ten opzichte van de fabrieken’, Technisch Gemeenteblad jrg. 1, no. 1 (1915) 12-17. |
P. de Ruijter, Voor volkshuisvesting en stedebouw. Over woninghervormers en de beweging voor een goede stedebouw, 1890-1986 (Amsterdam 1986). |
L.S.P. Scheffer, ‘Stedebouwkundige maatregelen in en om de kernen’ in NIVS, 50 jaar Woningwet, 1902-1952. Gedenkboek (Alphen a/d Rijn 1952) 146-174. |
Henk Schmal, ‘De tram in Nederland’, Historisch Geografisch Tijdschrift jrg. 7, no. 3 (1989) 73-89. |
A. Siebers, Het behoud van Rotterdam (Vereeniging voor Stadsverbetering Nieuw Rotterdam, Rotterdam 1923. |
Eric Slot, Grond, het schaarse goed. 75 jaar Grondbedrijf Amsterdam, 1921-1996 (Gemeentelijke Grondbedrijf Amsterdam, Amsterdam 1996). |
Richard Stolzenburg, Het sociaal-wetenschappelijk onderzoek bij het uitbreidings- enstructuurplan. Een sociografische opgave (Helmond 1984). |
A. Tijhuis, ‘De wederopbouw van Rotterdam’ in K. Bosma en C. Wagenaar
|
| |
| |
(red.), Een geruisloze doorbraak (NAi, Rotterdam 1996), 310-316. |
A. Tijhuis en C. Wagenaar, ‘Rotterdam’ in K. Bosma en C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak (NAi, Rotterdam 1996), 137-143. |
Raymond Unwin, Town planning in practice. An introduction to the art of designing cities and suburbs (New York 1971; oorspronkelijk 1909). |
Arnold van der Valk, Het levenswerk van Th.K. van Lohuizen, 1890-1956. De eenheid van het stedebouwkundige werk (uitgegeven in opdracht van de Van Eesteren-Fluck & Van Lohuizen Stichting, Delft 1990). |
Vaste Commissie voor Uitbreidingsplannen in Noord-Holland, Leidraad bij de samenstelling van uitbreidingsplannen (Haarlem 1928). |
Vereeniging Het Nederlandsche Wegen-Congres, Het dwarsprofiel van wegen (in het bijzonder de breedte en de indeeling van wegen ten behoeve van de verschillende verkeerssoorten). Deel 2: Praeadviezen (Den Haag 1926). |
R. Vijfwinkel, K.P. Compagne en W.J. de Geus, 's Haags werken en werkers. 350 jaar Gemeentewerken, 1636-1986 (Dienst Gemeentewerken Den Haag, Den Haag 1986). |
B. van der Werf, ‘Verkeerslichtsignalen’, Ons Tijdschrift jrg. 11, no. 11 (1932) 59-61. |
O. de Wit, Telefonie in Nederland, 1877-1940. Opkomst en ontwikkeling van een grootschalig technisch systeem (Amsterdam 1998). |
J.C. van Wijk, ‘Scholenbouw te Amsterdam’, Volksontwikkeling jrg. 9, no. 8/9 (1928) 237-264. |
| |
Stad / hoofdstuk 4
De bewogen stad, 1945-1980
H.B. Bakker, ‘Het verkeersplein op den Biltscheweg onder Utrecht’, Wegen jrg. 17, no. 5 (1941) 51-55. |
G.J. van den Berg, J.P. Thijsse en G.A. van Poelje, Nieuwe steden in Nederland? Het sociale, het ruimtelijke en het bestuurlijke aspect (Alphen a/d Rijn 1957). |
J.J.W. Berkhoudt, ‘Eerste stations-parkomatic in gebruik’, Rail en Weg jrg. 39, no. 1 (1966) 14-16. |
A.G.M. Boost, ‘Het parkeervraagstuk’, Wegen jrg. 24, no. 3 (1950) 96-101. |
A.G.M. Boost, ‘Verslag van de Zesde Internationale Studieweek voor Wegverkeerskunde’, Wegen jrg. 38, no. 1 (1964) 8-21. |
Hans Buiter, Hoog Catharijne. De wording van het winkelhart van Nederland (Utrecht 1993). |
Hans Buiter en Kees Volkers, Oudenrijn. De geschiedenis van een verkeersknooppunt (Utrecht 1996). |
J.T.P. Bijhouwer, ‘It cannot happen here’, Publieke Werken jrg. 31, no. 1 (1963) 2-12. |
H. van der Cammen en L.A. de Klerk, Ruimtelijk ordening. Van plannen komen plannen. De ontwikkelingsgang van de ruimtelijke ordening in Nederland (Utrecht 1996, 3e druk).
CBS, Tachtig jaren statistiek in tijdreeksen, 1899-1979 (Den Haag 1979).
Karel Davids, ‘Sporen in de stad. De metro en de strijd om de ruimtelijke ordening in Amsterdam’, Historisch Tijdschrift Holland jrg. 32 (2000) 157-182.
Robertus Dettingmeijer, ‘Van Fockema Andreae tot renovatie van HC. Utrecht en de ideale stad in de 20e eeuw’ in Ko Jacobs en Ludger Smit (red.), De ideale stad. Ideaalplannen voor de stad Utrecht, 1664-1988 (catalogus bij een tentoonstelling ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het Centraal Museum, Utrecht 1988). |
C. van Eesteren, ‘Samenwerking bij de voorbereiding bij het maken van stedebouwkundige plannen te Amsterdam’, Publieke Werken jrg. 23, no. 11 (1955) 125-126. |
S.J. van Embden, De ‘Streek-stad’. De stad der toekomst. (Amsterdam 1948). |
J.M. Fuchs, Onderweg. Een eeuw personen- en goederenvervoer in Nederland (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Transportondernemingen KNVTO, Den Haag 1981). |
Gemeente Groningen, Verkeerscirculatieplan Groningen (Groningen 1975). |
A. de Groot, ‘Het plan voor een stadsspoor in Amsterdam’, Openbaar Vervoer jrg. 1, no. 4 (1968) 112-117. |
T. Harteveld, ‘Enige kanttekeningen bij ontwikkelingsmaatschappijen’, Publieke Werken jrg. 39, no. 8 (1971) 173-177. |
L. Hombergen, J. Klijn en J. Oosterhoff, ‘De Maastunnel’ in M.L. ten Horn-van Nispen, H.W. Lintsen en A.J. Veenendaal jr. (red.), Wonderen der techniek. Nederlandse ingenieurs en hun kunstwerken. Tweehonderd jaar civiele techniek (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Gezelschap Practische Studie, Stichting Historie der Techniek, Zutphen 1994). |
J.F.E. Hopman en M. Müller, ‘Studiereis langs enkele West-Europese stalling- en parkeergarages’, Wegen jrg. 30, no. 10 (1956) 235-242. |
Marie Louise ten Horn-van Nispen, ‘Een “grote weg van de eerste klasse” wordt rijksweg 13’ in M.L. ten Horn-van Nispen, H.W. Lintsen en A.J. Veenendaal jr. (red.), Wonderen der techniek. Nederlandse ingenieurs en hun kunstwerken. Tweehonderd jaar civiele techniek (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Gezelschap Practische Studie, Stichting Historie der Techniek, Zutphen 1994). |
G. Hupkes, ‘“Voorsorteren”. Een proeve van moedig beleid’, De Ingenieur jrg. 78, no. 22 (1966) V 11-15. |
H.G.R. Jacobs, ‘De stations-parkomatic bij Rotterdam CS’, Rail en Weg jrg. 39, no. 2 (1966) 27-30. |
D. Jannette Walen en J. Buit, Repercussies van het verkeerscirculatieplan Groningen voor binnenstadsbedrijven en binnenstadsmilieu. Resulaten van de tweede fase van een verkennend onderzoek omtrent de periode januari 1976-februari 1980. Samenvatting (Geografisch en Planologisch Instituut, Vrije Universiteit, Amsterdam 1981). |
H. G Joosten, ‘Ontwikkelingsmaatschappijen in het algemeen’, Publieke Werken jrg. 39, no. 8 (1971) 165-168. |
C.A. Kuysten en C. Versteeg, ‘De parkeermeter en de “disque”’, Wegen jrg. 32, no. 8 (1958) 186-190. |
C.G. van Leeuwen, ‘De Rotterdamse metro en de klanten’, Openbaar Vervoer jrg. 3, no. 1 (1970) 2-5. |
R. Mees, ‘De tram in het circulatieverkeer’, Nederlands Maandblad voor Streek- en Stadsvervoer jrg. 5 (1950) 76-78. |
M. Müller, ‘Parkeeronderzoekingen’, Wegen jrg. 30, no. 7 (1956) 157. |
M. Müller, ‘De Haagse Parkeernota’, Wegen jrg. 30, no. 10 (1956) 243-248. |
M. Müller, ‘De Londense conferentie over stedelijke autowegen’, Wegen jrg. 32, no. 2 (1958) 34-40.
Nederlands Economisch Instituut, ‘De groei van het aantal personenauto's in Nederland’, Economisch-Statistisch Kwartaalbericht jrg. 1 (nieuwe reeks), no. 2 (1947) 55-60.
Bryan Pfaffenberger, ‘Technological dramas’, Science, Technology & Human Values vol. 17 (1992) 282-312.
‘De plannen voor een semi-metrosysteem te 's-Gravenhage’, Openbaar Vervoer jrg. 2, no. 7/8 (1969) 198-208. |
G. Plantema, ‘Metro Rotterdam’, Publieke Werken jrg. 31, no. 5 (1963) 54-57.
Michelle Provoost, Asfalt. Automobiliteit in de Rotterdamse stedebouw (Rotterdam 1996).
Bob Roelofs, Vernieling en vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem, 1945-1964 (Utrecht 1995).
Rijksdienst voor het Nationale Plan, Studienota's behorende bij de toelichting van het rapport ‘De ontwikkeling van het westen des lands’. Deel 3: Toeneming aantal personenauto's (1980) in verband met het parkeervraagstuk in de stadswoonwijken (Den Haag 1956).
Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit. (Den Haag 2000) hoofdstuk 6. |
S.D. Spaargaren, ‘Het verkeer, parkeren en parkeergarages’, Publieke Werken jrg. 32, no. 4 (1964) 46-50.
Studiegroep Stedelijke Verkeersproblemen, ‘De verkeersafvoer over ontmoetingspunten van stadsstraten (kruispunten en pleinen). Derde publicatie [...]’, Publieke Werken jrg. 27, no. 11 (1959) 127-133. |
Sw, ‘Ondergrondse parkeergarage te Breda, primeur voor Nederland’, De Ingenieur jrg. 78, no. 44 (1966) V 49-50. |
W. Thomassen, G. Bijleveld en B. de Goede, ‘De plaats en de taak van de technische diensten in het gemeentelijk bestel’. Publieke Werken jrg. 38, no. 7 (1970) 272-282. |
| |
| |
[Ed. van Thijn], Voorsorteren (Dr. Wiardi Beckman Stichting, Amsterdam 1966). |
Traffic in towns. A study of the long term problems of traffic in urban areas (Ministery of Transport, Londen 1963). |
W. Valderpoort, De zelfzuchtige personenauto. Beschouwingen over een onderdeel van het verkeersvraagstuk, met een bijzondere toepassing op de stedebouw (Amsterdam 1953).
Vereniging het Nederlandsche Wegencongres, ‘Maatregelen ter bevordering van de vlotheid van het verkeer en van de parkeer-mogelijkheden in de binnenstad. Verkort verslag van de congresdag op 14 December 1956 te Utrecht’, Wegen jrg. 31, no. 7 (1957) 192-202. |
‘Verslag van de forumbespreking over “project-organisatie”’, Publieke Werken jrg. 39, no. 5 (1971) 114-123. |
‘De Vierde Internationale Studieweek voor Verkeerskunde en het Veiligheidscongres. Kopenhagen, September 1958. Deel 2’, Wegen jrg. 33, no. 8 (1959) 177-191. |
[J.N.G.M.A. Vliegen], Rapport stallingsbehoefte personenauto's (Dienst Stadsontwikkeling Maastricht, Maastricht [1955]). |
J. Volmuller en J. de Rijk, ‘Verleden, heden en toekomst van het verkeer’, Publieke Werken jrg. 38, no. 4 (1970) 185-189. |
J. de Vries, ‘Ontwikkelingsmaatschappij en Hoog Catharijne’, Publieke Werken jrg. 39, no. 8 (1971) 169-171. |
| |
Bouw
Bouw / Inleiding en Epiloog
M. Daru, De parelketting van Van Ettinger. Op- en neergang van het Bouwcentrum en de bouwstichtingen, 1943-jaren tachtig en de maakbaarheid van de bouw (Paper ter gelegenheid van het congres Maakbaar Nederland, Amsterdam 1999). |
H.L.C. Hilhorst e.a., VAC-kwaliteitswijzer. Integrale visie op de gebruikskwaliteit van woning en woonomgeving (Stichting Landelijk Contact van de Vrouwen Advies Commissies voor de Woningbouw, Utrecht 1997). |
Niels L. Prak, Het Nederlandse woonhuis van 1800 tot 1940 (Delft 1991). |
Frens Pries, Innovatie in de bouwnijverheid (Delft 1995). |
Jeroen J.C. Sprenger, Bouwnijverheid en -installatiebedrijven. Een geschiedenis en bronnenoverzicht (Amsterdam 1993). |
Nancy Stieber, Housing design and society in Amsterdam. Reconfiguring urban order and identity, 1900-1920 (Chicago en Londen 1998). |
Noud de Vreeze, Woningbouw, inspiratie en ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland (Nationale Woningraad, Almere 1993). |
Noud de Vreeze (red.), 6,5 miljoen woningen. 100 jaar Woningwet en wooncultuur in Nederland (Rotterdam 2001). |
G. Werkman, ‘Extrapolatie van woondenkbeelden’, Bouw jrg. 19, no. 6 (8 februari 1964) 172-174. |
Auke van der Woud, Het Nieuwe Bouwen internationaal. CIAM, volkshuisvesting, stedebouw (Delft 1983). |
| |
Bouw / hoofdstuk 1
Betwiste deskundigheid: de volkswoning 1870-1930
P. Bakker Schut, Noodwoningen. Een overzicht (Sociaal-Technische Vereeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten, Amsterdam 1918).
Wim Beeren e.a., Het Nieuwe Bouwen in Rotterdam, 1920-1960 (Museum Boijmans-Van Beuningen, Delft 1982). |
H.P. Berlage en J. van der Waerden, Normalisatie in woningbouw (voordracht gehouden door Berlage en praeadvies uitgebracht door Van der Waerden voor het Woningcongres in februari 1918 te Amsterdam, Rotterdam 1918). |
Besprekingen over woning-hygiëne, zieken- en wijkverpleging, gehouden op 1 en 2 September 1898 (Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, Amsterdam 1899). |
G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut, mens en magistraat. Ontstaan en ontwikkeling der socialistische gemeentepolitiek (Assen 1968). |
Bredero's Bouwbedrijf N.V., Voorstel tot bestrijding van werkloosheid door het tewerkstellen van werkeloozen (geen bouwvakkers zijnde) aan het maken van betonsteenen en het bouwen van genormaliseerde woningen met deze steenen (Utrecht 1921). |
J. van der Breggen, Sprokkelingen op technisch-hygiënisch gebied. Bundel 1: Bouwhygiëne, woningbouw met rijkssteun, plattelandshygiëne (Doetinchem 1912). |
J. van der Breggen, Bouw- en woninghygiëne (Den Haag 1917). |
M. Casciato, ‘De Architectenkern. De 8 en de studiecommissie hoogbouw. Amsterdam 1928-1929’ in R. Bergh en J. Rutten (red.), De fascinatie van hoogbouw (Rotterdam 1985). |
Maristella Casciato, Franco Panzini en Sergio Polano (red.), Architektuur en volkshuisvesting. Nederland 1870-1940 (Nijmegen 1980). |
Myriam Daru, ‘De mingegoede klasse is tot onreinheid geneigd’ in Len de Klerk en Herman Moscoviter (red.), En dat al voor de werkende klasse. 75 jaar volkshuisvesting Rotterdam (Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting, Rotterdam 1992). |
H.L. Drucker, H.B. Greven en J. Kruseman, Het vraagstuk der volkshuisvesting (Amsterdam 1896). |
J. Duiker, Hoogbouw (Amsterdam 1981, herdruk; oorspronkelijk Rotterdam 1930). |
Daniël O. Engelen, Over arbeiderswoningen (Utrecht 1870). |
Donald I. Grinberg, Housing in The Netherlands, 1900-1940 (Delft 1977). |
A. Habets e.a., ‘Woningen van Van Tijen. Eerste strokenbouw in Nederland’, Wonen-TA/BK jrg. 5, no. 4 (1977) 24-30. |
[J. van Hasselt en L. Verschoor], De arbeiderswoningen in Nederland. Beoordeelend overzicht samengesteld door de commissie van onderzoek naar hetgeen in verschillende gemeenten des lands gedaan is ter verkrijging van verbeterde arbeiderswoningen (Amsterdam 1890). |
L.M. Hermans, Krotten en sloppen. Een onderzoek naar den woningtoestand te Amsterdam ingesteld in opdracht van den Amsterdamschen Bestuurdersbond (Amsterdam 1901). |
E.S. Houwaart, De hygiënisten. Artsen, staat en volksgezondheid in Nederland, 1840-1890 (Groningen 1991). |
D. Hudig, ‘Krotverbetering, -opruiming en -vervanging’ in Xe Internationaal Woningcongres. 's-Gravenhage-Scheveningen, September 1913. Nederlandsche rapporten en hoofdinhoud der buitenlandsche rapporten (Rotterdam 1913). |
Hes van Huizen (red.), Bouwen om te wonen in een stad die leeft. 75 jaar Woningbedrijf Amsterdam (Woningbedrijf Amsterdam, Amsterdam 1990). |
Ton Idsinga en Jeroen Schilt, Architect W. van Tijen, 1894-1974: ‘Ik ben een rationalist, maar er is meer op de wereld...’ (Den Haag [1987]). |
J.W. Jenny Weijerman, Woningtoezicht (Haarlem 1899). |
J.W. Jenny Weijerman, ‘Het Ontwerp-Gezondheidswet’, De Gids no. 3 (1900; overdruk). |
D. Josephus Jitta, Iets over de verbetering der volkshuisvesting te Amsterdam in verband met werkverschaffing (Amsterdam 1873). |
[A.] Keppler, De Amsterdamsche noodwoningen. Eerste complex (Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam, Amsterdam [1917]). |
[A.] Keppler, Eenige bijzonderheden omtrent de woningen en de bewoners in het uitbreidingsplan Landlust (Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam, Amsterdam 1936). |
Len de Klerk, Particuliere plannen. Denkbeelden en initiatieven van de stedelijke elite inzake de volkswoningbouw en de stedebouw in Rotterdam, 1860-1950 (Rotterdam 1998). |
Peter Korzelius, Vereniging Amsterdams Bouwfonds, 1905-1975. ‘De volkshuisvesting dienen op sociaal verantwoorde wijze’ (doctoraalscriptie, Universiteit van Amsterdam 1988). |
| |
| |
A.J. Kruger, ‘Naar een norm voor bezonning!’, Bouw jrg. 14, no. 49 (5 december 1959) 1397-1398. |
J. Kruseman, De volkshuisvesting onder de Woningwet. Geschiedkundig overzicht en herinneringen (Haarlem 1940). |
M. Krijgsman, Werkloosheidsmisère of van sigarenmaker tot bouwvakker (Den Bosch 1920). |
Marieke Kuipers, Bouwen in beton. Experimenten in de volkshuisvesting voor 1940 (Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Den Haag 1987). |
E. de Lange, ‘Geen officiële, maar levende schoonheid’. Het internationale Nieuwe Bouwen tot 1940 (Den Haag 1983). |
Hélène Mercier, Over arbeiderswoningen (Haarlem 1887). |
Johanna ter Meulen e.a., Rapport over de volkshuisvesting in de nieuwe stad te Amsterdam. (Amsterdamsche Woningraad, Amsterdam 1909). |
A.H. Op ten Noort, ‘Ingenieur, architect en architectentitel’, De Ingenieur jrg. 45, no. 41 (1930) A 463-466. |
Egbert Ottens, Ik moet naar een kleinere woning omzien, want mijn gezin wordt te groot. 125 jaar sociale woningbouw in Amsterdam (Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting Amsterdam, Amsterdam 1985, 2e druk). |
J.J.P. Oud, ‘Bouwkunst en normalisatie bij den massabouw’, De Stijl jrg. 1, no. 7 (1918) 77-79. |
L. van der Pek-Went, ‘Woningtoestanden voor de Woningwet’ in L. van der Wal e.a. (red.), Beter wonen. Gedenkboek gewijd aan het werk der woningbouwvereenigingen in Nederland, uitgegeven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van den Nationalen Woningraad, Algemeenen Bond van Woningbouwvereenigingen, 1913-1938 (Amsterdam 1938). |
H. Pepfenhauser, J.J. Homoet en C.D.L. Hanegraaff, Algemeen verslag omtrent den toestand der arbeiderswoningen te Arnhem (Arnhem 1871). |
G.A. Poelje, ‘De Woningwet 1902-1952. De ontwikkeling der denkbeelden’ in NIVS, 50 jaar Woningwet, 1902-1952. Gedenkboek (Alphen a/d Rijn 1952). |
Niels L. Prak, Het Nederlandse woonhuis van 1800 tot 1950 (Delft 1991). |
Rapport uitgebracht door de commissie, benoemd door het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting, inzake normalisatie in den woningbouw (Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting, Amsterdam 1920). |
Rapport van de Commissie voor den Hoogen Bouw (Gemeente Amsterdam, Amsterdam 1933). |
Rapport van de Zonnecommissie van het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw (NIVS, Den Haag 1952). |
Ben Rebel e.a., Ben Merkelbach. Architect en stadsbouwmeester (Amsterdam 1994). |
Peter de Ruijter, Over de opkomst van de moderne stedebouw en planologie (1870-1945) en de betekenis van het Nederlandsche Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw (Planologisch en Demografisch Instituut, Universiteit van Amsterdam 1980). |
Carol Schade, Woningbouw voor arbeiders in het 19e-eeuwse Amsterdam (Amsterdam 1981). |
L. Serrurier e.a., De toestand der werklieden in de bouwbedrijven te Amsterdam. Rapport uitgebracht door de Commissie van Onderzoek, benoemd door den Gemeenteraad in zijne vergadering van 30 Juni 1897 (Amsterdam 1898). |
Frank Smit, Van Amsterdamse huize. Ontwikkeling en identiteit van het Woningbedrijf Amsterdam (Woningbedrijf Amsterdam, Amsterdam [1993]). |
Frank Smit, Arie Keppler. Woninghervormer in hart en nieren (Bussum 2001). |
J.A.G. van der Steur, ‘De opleiding van den architect behoort uitsluitend te geschieden aan de technische Hoogeschool’, De Ingenieur jrg. 29, no. 41 (1914) 762-765. |
Nancy Stieber, Housing design and society in Amsterdam. Reconfiguring urban order and identity, 1900-1920 (Chicago en Londen 1998). |
S. Stratingh Tresling, Het bouwen van arbeiderswoningen (Haarlem 1873). |
W. van Tijen, ‘Bouw van goedkope arbeiderswoningen in Zutphen’, Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw jrg. 13 (1932) 25. |
W. van Tijen, ‘Woongebouw Bergpolder’, De Ingenieur jrg. 49, no. 28 (1934) B 98. |
J.A. Verdoorn, Het gezondheidswezen te Amsterdam in de 19e eeuw (SUN reprint, Nijmegen 1981; oorspronkelijke titel Volksgezondheid en sociale ontwikkeling, Utrecht 1965). |
‘Verslag over de bewoonde kelders in de Gemeente Amsterdam, in het jaar 1873’, Gemeenteblad van Amsterdam, afdeling 1 (1894) bijlage A.
Verslag aan den Koning over den vereischten en inrigting van arbeiderswoningen, door eene Commissie uit het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Den Haag 1855). |
Noud de Vreeze, Woningbouw, inspiratie en ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland (Nationale Woningraad, Almere 1993). |
Michiel Wagenaar, Stedebouw en burgerlijke vrijheid. De contrasterende carrières van zes Europese hoofdsteden (Bussum 1998). |
Gijs Wallis de Vries (red.), Krachtens de Bouwverordening. Bouw- en Woningtoezicht Rotterdam, 1861-1986 (Rotterdam 1986). |
M.C. Wever-Nierop, Het Plan Landlust. Volkswoningbouw in Plan-West. Het Nieuwe Bouwen in de jaren dertig (ongepubliceerde scriptie, Hogeschool Diemen 1997). |
J. Wolffram, Netwerken rond sociale politiek. Initiators van beperkte staatsinterventie (Paper ter gelegenheid van het congres Maakbaar Nederland, Amsterdam 1999). |
A. van der Woud, ‘Variaties op een thema’ in [A. van der Woud, T. van Leeuwen en P. Hefting], Americana. Nederlandse architectuur, 1880-1930 (Amsterdam 1975). |
| |
Bouw / hoofdstuk 2
Woningbouwverenigingen als tussenschakel in de modernisering van de woningbouw 1900-1940
Liesbeth Bervoets, Opvoeden tot sociale verantwoordelijkheid. De verzoening van wetenschap, ethiek en sekse in het sociaal werk in Nederland rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1994). |
[W.C. Blomberg], Van Vereeniging voor Woningopzichteressen tot vereeniging voor sociaal woningwerk (ongepubliceerd manuscript, z.j.). |
W.C. Blomberg, Aan de bakermat van de Amsterdamse volkshuisvesting. Louise Went, 1865-1951 (Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting Amsterdam, Amsterdam 1985). |
W.C. Blomberg (red.), Vereniging Amsterdams Bouwfonds, 1906-1966 (jubileum-uitgave ter viering van het zestigjarig bestaan van de Vereniging Amsterdams Bouwfonds, [Amsterdam] [1966]). |
J. Bommer en A.J. de Jong, ‘Vorm en organisatie der woningwetvereenigingen’ in L. van der Wal, J. Bommer en P.A. van der Drift (red.), Beter wonen. Gedenkboek, gewijd aan het werk der woningbouwvereenigingen in Nederland, uitgegeven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van den Nationalen Woningraad, Algemeenen Bond van Woningbouwvereenigingen (Nationale Woningraad, Algemeene Bond van Woningbouwvereenigingen, Amsterdam 1938). |
G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut, mens en magistraat. Ontstaan en ontwikkeling der socialistische gemeentepolitiek (Assen 1968). |
C. Brinkgreve, De Bouwonderneming Jordaan. Een experiment in de volkshuisvesting aan het eind van de negentiende eeuw (NIROV, Den Haag 1985). |
Maristella Casciato, De Amsterdamse School (Rotterdam 1991). |
‘De Dageraad 75 jaar, 1916-1991’, Dagepraat jrg. 7, no. 3 (1991) 7. |
Adrianne Dercksen en Loes Verplanke, Geschiedenis van de onmaatschappelijkheidsbestrijding in Nederland, 1914-1970 (Meppel 1987). |
Antje Dijk en Stephan Steinmetz, Asterdorp ([Amsterdam] 1983). |
‘Enquête: hoe wilt gij wonen?’, Bouw jrg. 6, no. 8 (24 februari 1951) 126-142. |
A. Heusschen, Zoals de behoeften er waren kwam er de taak. Vrouwelijke woninginspectie door Vereeniging Ons Limburg, 1915-1959 (doctoraalscriptie, Subfaculteit Geschiedenis, Katholieke Universiteit Nijmegen 1998). |
G.H. Hillebrand, Op welke wijzen wordt in ons land voorzien in de huisvesting van ontoelaatbare gezinnen (Amsterdam 1927). |
[C.W. Janssen e.a.], Doel en werken der Bouwonderneming Jordaan. Eene
|
| |
| |
bijdrage op het gebied van het woningvraagstuk ([Amsterdam] 1900). |
A. Keppler, ‘Woningbouwvereenigingen en de ontwikkeling van het woningtype (groote steden)’ in L. van der Wal, J. Bommer en P.A. van der Drift (red.), Beter wonen. Gedenkboek, gewijd aan het werk der woningbouwvereenigingen in Nederland, uitgegeven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van den Nationalen Woningraad, Algemeenen Bond van Woningbouwvereenigingen (Nationale Woningraad, Algemeene Bond van Woningbouwvereenigingen, Amsterdam 1938). |
A. Keppler en F.M. Wibaut, De gemeente en de volkshuisvesting (Amsterdam 1925). |
J. Kruseman, De volkshuisvesting onder de Woningwet. Geschiedkundig overzicht en herinneringen (Haarlem 1940). |
Joke van der Leeuw-Roord e.a., Bouwen op Haagse gronden. Zestig jaar wel en wee rond de Haagse Bouwonderneming en het gemeentelijk stedebouwkundig beleid (Haagsche Bouwmaatschappij, Den Haag 1981). |
Hans Luiten, N.V. Maatschappij voor Bouwhandwerkslieden De Bouwersbond, 1898-1911. Samenwerking tussen ‘heren’ en ‘arbeiders’ in een bouwmaatschappij te Amsterdam (tweedegraads scriptie lerarenopleiding geschiedenis, Hogeschool Holland, Diemen 1988). |
H. Mercier, ‘De bezoldiging van de woningopzichteres’, Sociaal Weekblad jrg. 5, no. 17 (1891). |
H. Mercier, ‘Een gestaakt werk’, Sociaal Weekblad jrg. 5, no. 29 (1891) 275. |
Hélène Mercier, ‘De vrouw tegenover vrouwenarbeid’ in Sociale schetsen (Haarlem 1897). |
Johanna ter Meulen, De beschaafde vrouw als opzichteres van arbeiderswoningen (lezing gehouden ter gelegenheid van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898). |
Johanna ter Meulen, De woningopzichteres (Dordrecht [1921]). |
Egbert Ottens, Ik moet naar een kleinere woning omzien, want mijn gezin wordt te groot. 125 jaar sociale woningbouw in Amsterdam (Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting Amsterdam, Amsterdam 1985, 2e druk). |
Egbert Ottens, Moeilijke haring moet ook worden gevangen. Een halve eeuw volkshuisvesting in Amsterdam gezien door de ogen van Jan de Jong (Algemene Woningbouw Vereniging, Amsterdam 1993). |
[L. van der Pek-Went e.a.], De Woningwet 1902-1929. Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van de tentoonstelling gehouden te Amsterdam, 18-27 October 1930, bij het 12 1/2-jarig bestaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw (NIVS, Amsterdam 1930). |
A.J. de Regt, Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland, 1870-1940. Een historisch-sociologische studie (Meppel 1984). |
Carol Schade, Woningbouw voor arbeiders in het 19e-eeuwse Amsterdam (Amsterdam 1981). |
Frank Smit, Van Amsterdamse huize. Ontwikkeling en identiteit van het Woningbedrijf Amsterdam (Woningbedrijf Amsterdam, Amsterdam [1993]). |
Frank Smit, Arie Keppler. Woninghervormer in hart en nieren (Bussum 2001). |
S. Stawski, Woningopzichteressen in Amsterdam, 1890-1940 (ongepubliceerde scriptie, Historische Pedagogiek, Universiteit van Amsterdam 1978). |
Nancy Stieber, Housing design and society in Amsterdam. Reconfiguring urban order and identity, 1900-1920 (Chicago en Londen 1998). |
Verslag aan den Koning over den vereischten en inrigting van arbeiderswoningen, door eene Commissie uit het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Den Haag 1855). |
Noud de Vreeze, Woningbouw, inspiratie en ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland (Nationale Woningraad, Almere 1993). |
Michiel Wagenaar, Stedebouw en burgerlijke vrijheid. De contrasterende carrières van zes Europese hoofdsteden (Bussum 1998). |
F.W. van Wel, Gezinnen onder toezicht. De Stichting Volkswoningen te Utrecht, 1924-1945 (Amsterdam 1988). |
F.M. Wibaut, ‘Productie, aanvoer en distributie van bouwmaterialen voor woningbouw op den voet van de Woningwet’ in M.J.A. Moltzer e.a., Prae-adviezen voor het woning-congres op 11 en 12 Februari 1918 te Amsterdam (Nationale Woningraad, Amsterdam [1918]). |
| |
Bouw / hoofdstuk 3
Coproductie: emancipatie van de gebruiker? 1920-1970
‘Het ambacht dient meer belangstelling te hebben voor belangen consument’, Installatie jrg. 4, no. 12 (1965) 1215-1216. |
[Attwood Statistics], Margriet. Lezerskringonderzoek (Amsterdam [1962]). |
J. Barends, ‘Bespreking van twee rapporten (0 en 2.3) [over de functionele grondslagen van de woning, van de gelijknamige studieraad: Algemene inleiding en Slapen, kleden, persoonlijke hygiëne, baby- en ziekenverzorging in huis]’, Bouw jrg. 13, no. 14 (5 april 1958) 356-357. |
S. Bentinck en A. Vos, Zedelijkheid en zelfbeheer. Huisvesting van alleenstaande vrouwen in Nederland, 1850-1965 (afstudeerscriptie, Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft 1981). |
P.J. van Bentum, Hoe onderhoud ik mijn huis (Stichting Bouwcentrum, Rotterdam 1961). |
Liesbeth Bervoets, Telt zij wel of telt zij niet? Een onderzoek naar de beweging voor de rationalisatie van huishoudelijke arbeid in de jaren twintig (Amsterdam 1982). |
Wiebe Bijker en Karin Bijsterveld, ‘“Women walking through plans”. Technology, democracy, and gender identity’, Technology and Culture vol. 41, no. 3 (2000) 485-515. |
Karin Bijsterveld en Wiebe Bijker, ‘De vrees om louter verstandelijk te zijn. Vrouwen, woningbouw en het functionalisme in de architectuur’, Kennis en Methode jrg. 21, no. 3 (1997) 308-334. |
W.C. Blomberg, Aan de bakermat van de Amsterdamse volkshuisvesting. Louise Went, 1865-1951 (Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting Amsterdam, Amsterdam 1985). |
A. Blonk en J.P. Kruijt, De besteding van de vrije tijd door de Nederlandse arbeiders. Uitkomsten van een enquête onder 621 arbeiders (Maatschappij tot Nut van het 't Algemeen, Amsterdam 1936). |
M. Bock, ‘Nawoord’ in J. Duiker, Hoogbouw (Amsterdam 1981, herdruk; oorspronkelijk Rotterdam 1930). |
F.W. Boekhorst, Doe-het-zelf in de volkshuisvesting. Een samenvattende literatuurstudie (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag 1988). |
J.H.M. van Bokhoven en P. Groetelaers, Vroege experimenten met zelfwerkzaamheid in de volkshuisvesting (Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde, Technische Universiteit Delft 1987). |
W. Bolte en J. Meijer, Van Berlage tot Bijlmer. Architectuur en stedelijke politiek (Nijmegen 1981). |
Marjan Boot, Ineke van Hamersveld en Juliette Roding, ‘De “rationele” keuken in Nederland en Duitsland. Achtergronden, ontwikkelingen en consequenties voor (huis)vrouwen’ in Kathinka Dittrich, Paul Blom en Flip Bool (red.), Berlijn-Amsterdam, 1920-1940. Wisselwerkingen (Amsterdam 1982) 339-347. |
R.L. Centa, ‘Metsel uw eigen schouw’, Handig Bekeken jrg. 1, no. 6 (1948) 125-126. |
R.L. Centa, ‘'n Praatje over licht en lampen’, Handig Bekeken jrg. 1, no. 9 (1948) 211-212. |
[Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht], 20 jaar detailhandel in cijfers, 1950-1970 (Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Den Haag 1970). |
Irene Cieraad, ‘Droomhuizen en luchtkastelen. Visioenen van het wonen’ in Jaap Huisman e.a., Honderd jaar wonen in Nederland. 1900-2000 (Rotterdam 2000) 195-229. |
Commissie Bevordering Woongelegenheid Alleenstaanden, Woontoestand en woonwensen van 3009 alleenstaande vrouwen in Amsterdam (Amsterdam 1956). |
‘Contacten tusschen architecten en huisvrouwen’, De 8 en Opbouw jrg. 6 (1935) 97. |
Michel David en Edith Hirsch, ‘Do-it-yourself’ und der Handel. Vorträge und Diskussionsprotokolle (Ruschlikon 1958). |
‘Dienstverlening als uitgangspunt voor nieuwe onderneming’, Installatie jrg. 7, no. 9 (1968) 511-512. |
‘Doe-het-zelf’, Moderne markt jrg. 1, no. 3 (december 1971) 30-31. |
| |
| |
‘Doe het zelf, het verven van gebeitst of gepolitoerd houtwerk’, Goed Wonen jrg. 9, no. 9 (1956) 178. |
‘Doe het zelf, wandbekleding achter bank of bed’, Goed Wonen jrg. 9, no. 10 (1956) 196. |
‘'n Droogkast: oplossing voor kleinbehuisden’, Handig Bekeken jrg. 2, no. 5 (1949) 163. |
Siegfried Giedion, Mechanization takes command. A contribution to anonymous history (New York 1948). |
Carolyn M. Goldstein, Do it yourself. Home improvement in 20th-century America (New York en Washington, DC 1998). |
P. Groetelaers, G.C. Jense en H. Priemus, Doe het zelf. Inleidingen konfrontatiekollege volkshuisvesting, 28 en 29 april 1983 (Faculteit Bouwkunde, Vakgroep Bestuurswetenschappen, Organisatiekunde, Ekonomie en Recht, Technische Universiteit Delft 1983). |
[A.C. de Groot en Z. van Tol], Bedrijfsbeheer in de praktijk. Speciaalzaken in verfwaren en behang en speciaalzaken in doe-het-zelf-artikelen (Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, Den Haag 1973). |
Z. Gulden, Rationalisatie in de woningbouw (Woningstichting Zomers Buiten, Amsterdam [1931]). |
J. Hagoort, ‘Begin eens helemaal opnieuw met de keuken’, Vrije Tijd jrg. 1, no. 10 (1968) 4-7, 58. |
J. Hagoort, ‘Een dakkapel voor de zolder’, Vrije Tijd jrg. 1, no. 12 (1968) 4-7. |
Dolores Hayden, The grand domestic revolution. A history of feminist designs for American homes, neighborhoods, and cities (Cambridge en Londen 1981). |
A.W. van Herpen, ‘Nieuwe kozijnen voor meer wooncomfort’, Vrije Tijd jrg. 1, no. 11 (1968) 4-7. |
H.Ph. Hondelink, ‘Van kleine nering tot grootwinkelbedrijf’ in Detailhandel. Een geschiedenis en bronnenoverzicht (NEHA, Amsterdam 1993). |
‘De huisvrouw spreekt zich uit. Uitslag van een enquête van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen’, Bouw jrg. 2, no. 45 (8 november 1947) 367-370. |
‘De huisvrouw spreekt zich uit. Enkele beschouwingen naar aanleiding van de enquête van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen’, Bouw, jrg. 2, no. 49 (6 december 1947) 403-406. |
Ton Idsinga en Jeroen Schilt, Architect W. van Tijen, 1894-1974: ‘Ik ben een rationalist, maar er is meer op de wereld...’ (Den Haag [1987]). |
‘Iedere volkstuinder zijn eigen weekendhuisje’, Handig Bekeken jrg. 2, no. 3 (1949) 93. |
‘Ieders huis straks’, Maandelijkse Mededelingen jrg. 5, no. 1 (1958) 8. |
Frank Inklaar, Van Amerika geleerd. Marshall-hulp en kennisimport in Nederland (Den Haag 1997). |
‘Is de tijd van het ambacht voorbij?’, Installatie jrg. 4, no. 9 (1965) 815-816. |
's Jacob-Goddard H.D., ‘Waarom wel v.a.c.'s en geen m.a.c.'s?’, Bouw jrg. 29, no. 9 (2 maart 1974) 216-217. |
Aletta Jacobs, De economische toestand der vrouw. Een studie over de economische verhouding tusschen mannen en vrouwen als een factor in de sociale revolutie (Haarlem 1900; vertaling van Charlotte Perkins Stetson, Women and economics. A study of the economic relation between men and women as a factor in social revolution (Londen 1899)). |
Ulrika Jansz, Denken over sekse in de eerste feministische golf (Amsterdam 1990). |
Ch. Karsten, ‘Actieve vrijetijdsbesteding’, Goed Wonen jrg. 9, no. 9 (1956) 177. |
Ellen van Kessel en Marga Kuperus, Margaret Staal-Kropholler, architect, 1891-1966 (Rotterdam 1991). |
Ellen van Kessel en Froukje Palstra, Ir. Jakoba Mulder, 1900-1988. Stedebouwkundige en landschapsarchitecte (Dienst Ruimtelijke Ordening, Amsterdam 1994). |
F. Kief, ‘Hamers’, Goed Wonen jrg. 7, no. 3 (maart 1954) 46. |
‘De klant heeft recht op service’, Installatie jrg. 6, no. 3 (1967) 267. |
‘Kleine reparaties in de huishouding’, Denken en Doen jrg. 35 (januari 1951) 6-7, (februari 1951) 6, (maart 1951) 14, (mei 1951) 10, (juni 1951) 12, (juli/augustus 1951) 10-11. |
J.B. de Klerk, Tips voor vader thuis (Bussum 1955). |
G. Kloots-Ehrenfest, ‘De keuken in de arbeiderswoning’, Bouw jrg. 3, no. 1 (3 januari 1948) 3-4. |
D. Klijn,‘Bouwsysteem Klijn’, Bouw jrg. 2, no. 25 (21 juni 1947) 197-201. |
W.P. Knulst, Een week tijd. Rapport van een onderzoek naar de tijdsbesteding van de Nederlandse bevolking in oktober 1975 (Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag 1977). |
H.W. van Kranen en J. van der Burg, De doe-het-zelf-zaak. De detailhandel in doe-het-zelf-artikelen (Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, Den Haag 1982). |
Mirjam Kuipers en Ellen van den Heiligenberg, Een kamer in het Kenaupark. Ontstaan en ontwikkeling van de Flatstichting vóór Vrouwen dóór Vrouwen in Haarlem (Haarlem 1996). |
A.W. Luijkx, Het ambacht in de huidige maatschappij. Een onderzoek naar het wezen van het ambacht, zijn problematiek en zijn betekenis voor de Nederlandse volkshuishouding (Den Haag 1952). |
‘Maak zelf uw cadeautje voor moederdag!’, Handig Bekeken jrg. 2, no. 11 (1949) 262-263. |
Maarten Mentzel, Bijlmermeer als grensverleggend ideaal. Een studie over Amsterdamse stadsuitbreidingen (Delft 1989). |
‘De middenstand heeft nog niets van zijn betekenis ingeboet’, Installatie jrg. 2, no. 6 (1963) 329. |
W. van Moorsel, Contact en controle. Het vrouwbeeld van de Stichting Goed Wonen (Amsterdam 1992). |
Q.J. Munters, Stijgende en dalende cultuurgoederen. De ‘open’ samenleving ter discussie (Alphen a/d Rijn 1977). |
Is. Naarden, ‘Ons volk heeft belangstelling voor arbeid in vrije tijd’, Handig Bekeken jrg. 2, no. 3 (1949) 77-79. |
C. Nicolai-Chaillet, ‘Voorlichting in Nederland, wat het moet zijn, wie het doen en waar het heen moet’, Goed Wonen jrg. 10, no. 2 (1957) 27-28. |
‘Niet geslaagd in opzet en bedoeling, manifestatie “Bij de tijd”’, Installatie jrg. 5, no. 7 (1966) 669-676. |
‘Nieuw Bosch combi programma’, Installatie jrg. 5, no. 8 (1966) 835. |
‘Ook voor u volgend seizoen centrale verwarming, u kunt zelf aan de slag’, Vrije Tijd jrg. 2, no. 2 (1969) 28-31. |
D. Oppenheimer-Belinfante, ‘Radiolezing AVRO 12 April '34’, De 8 en Opbouw jrg. 10, no. 6 (1939) 97-101. |
Ad Otten en Elisabeth Klijn, Philips' woningbouw, 1900-1990. Fundament van Woningstichting Hertog Hendrik van Lotharingen (Zaltbommel 1991). |
J.J.P. Oud, ‘Huisvrouwen en architecten’, I 10. Internationale Revue (reprint 1979; originele uitgave 1927) 44. |
P.H.H., ‘De moderne Engelsche keuken’, Bouw jrg. 1, no. 5 (9 februari 1946) 163. |
‘Philips introduceert hobby-gereedschap’, Installatie jrg. 9, no. 1 (1970) 22. |
W.H. Posthumus-van der Goot en Anna de Waal (red.), Van moeder op dochter. De maatschappelijke positie van de vrouw in Nederland vanaf de Franse tijd (Nijmegen 1977, 3e druk). |
Niels L. Prak, Het Nederlandse woonhuis van 1800 tot 1950 (Delft 1991). |
H. Priemus, Zelfwerkzaamheid in de volkshuisvesting. Inleidende analyse (Faculteit Bouwkunde, Vakgroep Bestuurswetenschappen, Organisatiekunde, Ekonomie en Recht, Technische Universiteit Delft 1984). |
‘Prijsknoeien brengt geen verbetering in omzetverhoudingen’, Installatie jrg. 6, no. 8 (1967) 795. |
‘Raad en maat, plinten’, Goed Wonen jrg. 12, no. 2 (1959) 65-67. |
‘Raad en maat, tochtafsluiting’, Goed Wonen jrg. 12, no. 7 (1959) 216-217. |
‘Raad en maat, werkbladafwerking’, Goed Wonen jrg. 12, no. 4 (1959) 125. |
‘Rapport van de Commissie voor Rationeele Woningbouw’, overdruk uit Het Bouwbedrijf jrg. 7 (20 juni en 4 juli 1930). |
Ben Rebel e.a., Ben Merkelbach. Architect en stadsbouwmeester (Amsterdam 1994). |
J. Roding, ‘Koen Limperg's functionalisme. Bijdrage tot een plezieriger leven’, Wonen-TA/BK jrg. 9, no. 13 (1981) 9-29. |
Frank Smit, Van Amsterdamse huize. Ontwikkeling en identiteit van het Woningbedrijf Amsterdam (Woningbedrijf Amsterdam, Amsterdam [1993]). |
‘Specialisatie in dienst van de consument’, Installatie jrg. 7, no. 1 (1968) 23-24. |
Stichting Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam, De groothandel in plaatmateriaal in Nederland. Structuuronderzoek (Bond
|
| |
| |
voor de Groothandel in Plaatmateriaal, PLAMABO, Amsterdam 1973). |
‘Studiegroep voor woningplan, indeeling en huishouding’ in Verslag over de werkzaamheden van de bedrijfsstudiegroepen van het Nederlandsch Instituut voor Efficiency (NIVE, Den Haag 1936) 35-36. |
P.P. Takken, ‘Een eigen-fabrikaat-gasgeyser’, Handig Bekeken jrg. 1, no. 8 (1948) 174. |
Bruno Taut, Die neue Wohnung. Die Frau als Schöpferin (Leipzig 1926, 4e druk). |
‘Technische ontwikkeling vraagt nieuwe visie’, Installatie jrg. 8, no. 18 (1969) 885. |
‘Een teken aan de wand’, Installatie jrg. 5, no. 1 (1966) 23. |
[F.C.G.] Torjuul, Structuuronderzoek verf- en behangselspeciaalzaken. Deel 2: Consumptieve vraag. Het gebruik van verf en behang voor doe-het-zelf activiteiten (Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, Den Haag 1978). |
Wouter Turpijn, In de schaduw van de volkshuisvesting. Een studie over de zelfwerkzaamheid van bewoners (Utrecht 1987). |
W. van Tijen, Doelmatigheid in moderne woningbouw en bestaande voorschriften en bouwgewoonten (NIVE, Purmerend 1935). |
W. van Tijen, ‘Functionele grondslagen van de woning’, Bouw jrg. 11, no. 4 (28 januari 1956) 78. |
‘Vakkundige aanleg met verantwoorde prijzen’, Installatie jrg. 6, no. 5 (1967) 495. |
‘Voorschriften en wenken voor het ontwerpen van woningen’, Maandelijkse Mededelingen jrg. 12, no. 3 (1965) 3. |
Anna Vos, ‘Van woning tot architectuur, van stedebouw tot stad’ in Anna Vos, Lisl Edhoffer en Heidi de Mare, Vrouwen en de stad (Afdeling der Bouwkunde, Technische Hogeschool Delft 1986) deel 1, 121-175. |
Vragenlijst van de Woningcommissie van afdeling 's-Gravenhage van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen (bijvoegsel bij De Haagsche Huisvrouw van mei 1929). |
Noud de Vreeze, Woningbouw, inspiratie en ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland (Nationale Woningraad, Almere 1993). |
[R. de Vries-Brandon], Rapport van de studiecommissie voor practische woninginrichting (Amsterdam 1930). |
Judy Wajcman, Feminism confronts technology (Cambridge 1991). |
J.G. Wiebenga, Rationeele woningbouw (NIVE, Purmerend 1931). |
M. de Wit, ‘Nieuwjaarsrede, 1956’ in [Mieke de Wit (red.)], Vrouwen bouwen aan Rotterdam, 1945-1995 (Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting, Rotterdam 1995). |
D.W. van de Woestijne, ‘Assortimentsbepaling en zgn. branche-vervaging’, Installatie jrg. 2, no. 11 (1963) 690-691. |
‘Woongelegenheid der werkende vrouw. Een probleem, dat om een eigen oplossing vraagt’, Bouw jrg. 2, no. 32 (9 augustus 1947) 262-263. |
‘Zesduizend jaar boortechniek’, Installatie jrg. 4, no. 10 (1965) 980-983. |
Marijke van Zoelen, Vrouwen, wonen & woonomgeving (NVVH, Den Haag 1990-1991). |
R. Zondervan, Elseviers doe-het-zelf encyclopedie. Alfabetisch naslagwerk voor de grondslagen van de zelfwerkzaamheid in en om het huis (Amsterdam 1965). |
Jochen Zschocke, Die distributionswirtschaftliche Bedeutung des amerikanischen ‘Do it yourself-Prinzips’ und seine Anwendungsmöglichkeiten in der Bundesrepublik Deutschland (Keulen 1958). |
| |
Bouw / hoofdstuk 4
Bouwvakkers en de modernisering van het bouwen 1900-1970
‘Een beeld van vijftig jaar vakopleiding. De SVB door de jaren heen’, Peil jrg. 21 (september 1996; jubileumnummer) 30-31. |
E. Berkers, ‘De handen van het genie. Polderwerkers in de negentiende eeuw’, Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis jrg. 8, no. 2 (1999) 97-105. |
W. Bordewijk, De ambachtsschooljongen en zijn beroep (Groningen en Djakarta 1950, 2e druk). |
Th. de Brouwer, ‘De vakopleiding. Werkgevers en werknemers pakken aan’, Bouw jrg. 2, no. 24 (14 juni 1947) 195. |
CBS, Uitkomsten der beroepstelling in het Koninkrijk der Nederlanden gehouden op den een en dertigsten December 1899 (Den Haag 1902) deel 12. |
CBS, Uitkomsten der beroepstelling in het Koninkrijk der Nederlanden gehouden op den een en dertigsten December 1909 (Den Haag 1912-1913) deel 2. |
CBS, 1899-1989, Negentig jaren statistiek in tijdreeksen (Den Haag 1989). |
Directie voor de Arbeidsvoorziening, Beroepeninventarisatie. I Beroepsgroep 5: Bouwvakarbeiders en houtbewerkers (Den Haag 1958). |
J. van Ettinger, ‘Woningbehoefte en woningbouwprogram. Moeilijkheden en mogelijkheden’, Bouw jrg. 1, no. 22 (1 juni 1946) 528-529. |
F.J. Fransen, ‘Opleiding van werklozen zonder scholing tot werklozen met vakkennis? De cursist wordt het vak geleerd, maar dit betekent niet dat hij dan onmiddellijk een vakman is’, Bouw jrg. 6, no. 46 (17 november 1951) 787-788. |
F.J. Fransen, ‘“Men make van het bouwbedrijf geen vergaarbak voor elders overcomplete arbeiders”’, Bouw jrg. 7, no. 2 (12 januari 1952) 24-25. |
C. de Galan, Onze ambachtsschooljeugd en haar problemen (Amsterdam [1939]). |
Geschiedenis van de Betonvereniging en aangesloten organisaties, 1927-1987 (uitgegeven ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de Betonvereniging, [Gouda] 1990). |
Geschooldheid van bouwvakarbeiders. Een verkenning. Rapport van een oriënterend onderzoek, uitgevoerd mede op verzoek van de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf (EIB, Amsterdam 1970). |
Adolph Hendriks, De prijsvorming in het bouwbedrijf. De structuur van het bouwbedrijf en de wijze van prijsvorming (Rotterdam 1957). |
A. Hendriks, Van wederopbouw naar ruimtelijke ordening (oratie, Rotterdam 1965). |
‘Her- en omscholing van bouwvakarbeiders. Pleidooi voor bedrijfsscholing voor leerlingen, afkomstig van de Rijkswerkplaats’, Bouw jrg. 2, no. 28 (12 juli 1947) III-IV. |
Jaarverslagen van den Nederlandschen Roomsch-Katholieke Bouwvakarbeidersbond Sint Joseph (Utrecht 1917 en 1927). |
Jaarverslagen Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf, 1947-1968 (Den Haag). |
D. Kaat, ‘Ervaringen met Spaanse bouwvakarbeiders in Rotterdam’, Bouw jrg. 17, no. 39 (29 september 1962) 1372-1374. |
Het leerlingwezen. Rapport der Commissie, benoemd door de Vereeniging tot Bevordering van de Vakopleiding voor Handwerkslieden in Nederland, ter bestudeering van het vraagstuk ‘De regeling van het leerlingwezen’ (Vereeniging tot Bevordering van de Vakopleiding voor Handwerkslieden in Nederland, [Den Haag] 1914). |
Andries Leusink, Op hechte fundamenten. Geschiedenis van de Algemene Nederlandse Bouwarbeidersbond (uitgegeven ter gelegenheid van het dertigjarig jubileum van de Algemene Nederlandse Bouwarbeidersbond, Amsterdam 1950). |
H. de Liagre Böhl, J. Nekkers en L. Slot (red.), Nederland industrialiseert! Politieke en ideologische strijd rondom het naoorlogse industrialisatiebeleid, 1945-1955 (Nijmegen 1981). |
L.T., ‘De leerling in het leerlingstelsel’, Bouw jrg. 11, no. 33 (18 augustus 1956) 706. |
L.T., ‘Het leerlingstelsel en de rol van de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf’, Bouw jrg. 12, no. 8 (23 februari 1957) 183. |
Ad Maartensz, Zestig jaar bouwen. De vakorganisatie van de Katholieke Bouwvakarbeiders in Amsterdam (uitgegeven ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de Katholieke Bouwvakarbeidersbond Sint Joseph, afdeling Amsterdam, Amsterdam 1953). |
H.P. Meppelink, Technisch vakonderwijs voor jongens in de 19de eeuw (Utrecht 1961). |
J.Th. Mouton, ‘De opleiding van den handwerksman in Nederland’, Vragen des Tijds jrg. 7 (1881) 86-87. |
G.M. Nederhorst (red.), Grondwerkers en grondwerk-machinisten (Stichting Bureau Documentatie Bouwwezen, z.p. 1944). |
| |
| |
G.M. Nederhorst (red.), Metselaars (Stichting Bureau Documentatie Bouwwezen, z.p. 1944). |
G.M. Nederhorst (red.) Opperlieden en bouwvaksjouwers (Stichting Bureau Documentatie Bouwwezen, z.p. 1944). |
G.M. Nederhorst (red.), Timmerlieden (Stichting Bureau Documentatie Bouwwezen, z.p. 1944). |
G.M. Nederhorst (red.), Betonwerkers (Stichting Bureau Documentatie Bouwwezen, z.p. 1945). |
G.M. Nederhorst (red.), Heiers (Stichting Bureau Documentatie Bouwwezen, z.p. 1945). |
G.M. Nederhorst en C.J. Alkemade (red.), Granitowerkers (Stichting Bureau Documentatie Bouwwezen, z.p. 1946). |
De opleiding van bouwvakarbeiders. De middellange termijn-beschouwingen over de periode tot rond 1980 (EIB, Amsterdam 1973). |
J.J.P. Oud, ‘Over de toekomstige bouwkunst en haar architectonische mogelijkheden’, Bouwkundig Weekblad jrg. 42, no. 24 (1921). |
Het Plan van de Arbeid en de arbeiders in het bouwbedrijf (Algemene Nederlandse Bouwarbeidersbond, Nederlandse Schildersgezellenbond en Algemene Nederlandse Stucadoorsbond, z.p. 1936). |
Niels L. Prak, Het Nederlandse woonhuis van 1800 tot 1950 (Delft 1991). |
Rapport van de Commissie voor Vakopleiding en Leerlingregeling in het Bouwbedrijf ([Amsterdam] [1939]). |
Hans Righart en Jan Ramakers, Steigers weg! Bouw- en houtbonden van verdeeldheid naar eenheid, 1945-1981 (Federatie Nederlandse Vakbeweging, Baarn 1982). |
P.W. Scharroo, ‘De vakopleiding van den betonarbeider. Voordracht gehouden voor de Betonvereeniging op 16 december 1938’, De Ingenieur jrg. 54, no. 5 (1939) Bt 12. |
L. Serrurier e.a., De toestand der werklieden in de bouwbedrijven te Amsterdam. Rapport uitgebracht door de Commissie van Onderzoek, benoemd door den Gemeenteraad in zijne vergadering van 30 Juni 1897 (Amsterdam 1898). |
Piet van Slooten en Anna Wits, Mijn beroep is timmerman. Het timmervak en de organisatie(s) van timmerlieden ca. 1865-ca. 1893 (uitgegeven in eigen beheer, [Amsterdam] 1981). |
E. Sol en J. Veen (red.), Aansluitingsproblematiek onderwijsarbeidsmarkt in de bouwnijverheid. Enige achtergronden (EIB en Stichting Structuuronderzoek Bouwnijverheid, Amsterdam 1981). |
[Jeroen J.C. Sprenger], Bouwnijverheid en -installatiebedrijven. Een geschiedenis en bronnenoverzicht (NEHA, Amsterdam 1993). |
Verslag van den Centralen Bond van Bouwvakarbeiders in Nederland (1909) en (1919). |
Verslag omtrent een onderzoek naar het leven der polderjongens (Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel, Den Haag 1910). |
Noud de Vreeze, Woningbouw, inspiratie en ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland (Nationale Woningraad, Almere 1993). |
Woningproductie en welvaart. Rapport van de Commissie Woningbouw der Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel (Haarlem 1956). |
| |
Bouw / hoofdstuk 5
Bezinning, ordening en afstemming 1940-1970
P.J.M. Aalberse, ‘De aannemer in de bezettingstijd’, Bouw (1945; openingsnummer) 15-16. |
‘Achtste Internationale Congres voor Loodgieters, Fitters en Sanitairinstallateurs te Salzburg’, Vakblad voor loodgieters, fitters en sanitairinstallateurs jrg. 13 (1954) 405-407. |
Donald Albrecht (red.), World War II and the American dream. How wartime building changed a nation (catalogus bij gelijknamige tentoonstelling, Washington, DC 1995). |
‘Aus dem Anwendungsgebieten’, Kunststoffe jrg. 27, no. 4 (1937) 129-130. |
H.G. Beusekom, ‘De woningvoorziening na de bevrijding’, De Ingenieur jrg. 57, no. 2/3 (1945) A 24. |
O.IJ. van Bochove, ‘Kunststoffen voor waterleidingen’, Water jrg. 37 (1953) 71-76. |
A. ten Bosch, Leerboek der praktische electriciteitsleer voor zelfstudie en ambachtsonderwijs (Amsterdam 1901). |
Koos Bosma, Ruimte voor een nieuwe tijd. Vormgeving van de Nederlandse regio, 1900-1945 (Rotterdam 1993). |
Koos Bosma en Cor Wagenaar, Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland (Rotterdam 1995). |
‘Bouw van twee proefbungalows in Assen’, Plastica jrg. 20, no. 11 (1967) 474. Joseph Buch, Een eeuw Nederlandse architectuur, 1880-1990 (Rotterdam 1993). |
J.E. Carrière, ‘Overzicht van het speurwerk in KIWA-verband gedurende 1951’, Water jrg. 36 (1952) 390-391. |
Wybe E. Bijker, Thomas P. Hughes en Trevor J. Pinch, The social construction of technological systems. New directions in the sociology and history of technology (Cambridge, Mass. 1999, 7e druk). |
S. Clodius, ‘Die Heimstoffe im Wasserleitungsbau’, G.W.F. Das Gas- und Wasserfach jrg. 78, no. 31 (1935) 589-593 en 615-623. |
J. Cramer en M. Smits, ‘Kunststoffen in de bouw, bezien in het licht van integraal ketenbeheer’ in T.J.J.B. Wolters (red.), Ketenbeheer in de bouw. Naar een duurzame aanpak van milieuproblemen (Alphen a/d Rijn 1993) 39-55. |
M. Daru, De parelketting van Van Ettinger. Op- en neergang van het Bouwcentrum en de bouwstichtingen, 1943-jaren tachtig en de maakbaarheid van de bouw (manuscript ter gelegenheid van het congres Maakbaar Nederland, Amsterdam 1999). |
J. Dekker e.a.,‘Toepassingsmogelijkheden van buizen uit kunststof vervaardigd’, Vakblad voor loodgieters, fitters en sanitairinstallateurs jrg. 12 (1953) 651. |
K. Dorn, Nieuwe Duitsche grondstoffen (Berlijn 1941). |
J.O.W. van Dugteren, ‘Kunststoffoepassingen in de bouwnijverheid’, Plastica jrg. 12, no. 2 (1959) 98-103. |
J.F.P. Dijkhuis, De geschiedenis van een idee (gepubliceerd ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Wavin B.V., [Zwolle] [1980]). |
C. Erkens, ‘Plastic. Het wonderproduct’, Libelle jrg. 13, no. 9 (juni 1946) 16-17. ‘Ervaringen met polysanite waterleidingbuizen afkomstig van de kunstharsfabriek “Polva” te Oosterbeek. Mededeling no. 3 van de Commissie Niet-Metalen Leidingen van het KIWA’, Water jrg. 36 (1952) 29-30. |
‘Expositie gestandaardiseerde bouwonderdelen. Centrale meterkast, badwascombinatie, droogrek en trappen. Studiegroep Efficiënte Woningbouw’, Bouw jrg. 8, no. 6 (7 februari 1953) 106-107. |
H.R. Fleck, ‘The production of building board’, Plastica jrg. 2 (1949) 159-162. |
J.L. Flipse, ‘Verbouwing van zolderwoningen tot woningen. Hoe men in de hoofdstad bijdraagt tot de leniging van de woningnood’, Bouw jrg. 2, no. 41 (11 oktober 1947) 333-335. |
H.A. Frank en M. Müller, ‘Jaarbeurs en kunststoffen’, Chemisch Weekblad jrg. 34 (1948) 189. |
‘Gemeinschaftsarbeit Heimstoffe in der Haustechnik’, G.W.F. Das Gas- und Wasserfach jrg. 78, no. 16 (1935) 286. |
‘De geordende wederopbouw in gevaar, groote moeilijkheden met de materiaalvoorziening’ (1-6), Bouw jrg. 2, nos. 7-12 (15 en 22 februari, 1, 8, 15 en 22 maart 1947) resp. 49, 57, 69, 77, 85 en 93-4. |
‘Gewapende kunststof in de betonbouw’, Plastica jrg. 15, no. 10 (1962) 524-527. |
M. Gout, ‘Future developments’ in Plastics in building. A challenge. International symposium, Rotterdam 27-29 April 1970 (z.p., z.j.) 2. Gronden en achtergronden van woning en wijk. Een bijdrage tot het ‘herstel’ van de ‘vernieuwing’ op het gebied van het wonen (Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, Bond van Nederlandsche Architecten, Amsterdam 1955). |
‘Heeft een plastichuis toekomst?’, Plastica jrg. 9 (1956) 456-459. |
A. Heslinga, ‘De brandbaarheid van kunststoffen’, Plastica jrg. 18, no. 6 (1965) 263-267. |
| |
| |
H.H., ‘Kunststof forceert structuurwijziging in de handel in gietijzer’, Installatie jrg. 1, no. 11 (1962) 582-583. |
E. Homburg, A.J. van Selm en P.F.G. Vincken, ‘Nieuwe synthetische producten: plastics en wasmiddelen na de Tweede wereldoorlog’ in W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 2000) deel II, 359-375. |
E. Homburg, A.J. van Selm en P.F.G. Vincken, ‘Industrialisatie en industriecomplexen: de chemische industrie tussen overheid, technologie en markt’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 2000) deel II, 377-401. |
M.A.V. Hooghoff Pieke, 70 jaar plastics, Van Niftrik in Putte. Van persplastiek tot spuitgietwerk. Van 1929 tot 1999 (Van Niftrik en Stichting Historie der Techniek, Putte 1999). |
Ton Idsinga en Jeroen Schilt, Architect W. van Tijen, 1894-1974: ‘Ik ben een rationalist, maar er is meer op de wereld...’ (Den Haag [1987]). |
Jaarverslagen van de stichtingen Bouwcentrum, Ratiobouw, Bureau Documentatie Bouwwezen, Bouw. Verslag over de werkzaamheden van de vier stichtingen in het jaar 1955 en 1963 (resp. z.p. en Rotterdam, z.j.). |
R. Jellema, M.C.A. Meischke en J.A. Muller, Bouwkunde voor het middelbaar technisch onderwijs (Delft 1957, 6e druk). |
O. Jungbluth, ‘Stahl/Kunststof-sandwichtechnik’, Plastica jrg. 23, no. 12 (1970) 606-607. |
Kempen en N. van Velzen B.G.A., Werken aan wonen. 75 jaar Nationale Woningraad, (Nationale Woningraad, Almere [1987]). |
S.K. Kirkpatrick, ‘German propaganda, Post-Surrender Edition’, Chemical & Metallurgical Engineering vol. 52, no. 7 (1945) 102-104. |
H.R.W. Kühne, ‘The role of plastic in building’ in Plastics in building. A challenge. International symposium, Rotterdam 27-29 April 1970 (z.p., z.j.). |
Harry A. Kuhn, ‘Developments in the German chemical industry. Data collected by Industrial Intelligence Staff, Chemical Warfare Service’, Chemical and Engineering News vol. 23, no. 17 (1945) 1516-1522. |
‘Kunststofbungalow te Maarssen’, Plastica jrg. 15, no. 9 (1962) 440-441. |
L., ‘De toepassing van Polisanite-buizen’, Vakblad voor loodgieters, fitters en sanitairinstallateurs jrg. 9, no. 48 (1950) 1153. |
‘Leichtbau Isolierplatte’ in de rubriek ‘Patent Berichte’, Kunststoffe jrg. 28, no. 5 (1938) 123. |
H.W. Lintsen (red.), Research tussen vetkool en zoetstof. Zestig jaar DSM Research 1940-2000 (DSM en Stichting Historie der Techniek, Eindhoven 2000). |
Dr. Lutz, ‘“Mipolan”-Rohre, ein neuer Baustoff für Rohrleitungen’, Kunststoffe jrg. 27, no. 3 (1937) 81-83. |
Dr. Lz., ‘Ein neuer Werkstoff im Rohrleitungsbau’, Kunststoffe jrg. 27, no. 2 (1937) 36-37. |
W.C. van der Mark, ‘Ingezonden: Plastic buizen’, Vakblad voor loodgieters, fitters en sanitairinstallateurs jrg. 11 (1952) 12. |
‘Het maken van een betonnen koepel met behulp van een opblaasbare halve rubberbol’, Plastica jrg. 15, no. 5 (1962) 290-291. |
‘Mauer-Dübel aus Kunststoffen’ in de rubriek ‘Umschau aus Schrifttum und Technik’, Kunststoffe jrg. 28, no. 6 (1938) 150. |
Jeffrey L. Meikle, American plastic. A cultural history (New Brunswick 1997). |
J.L. Meikle, ‘Plastic, material of a thousand uses’ in Joseph J. Corn (red.), Imagining tomorrow. History, technology and the American future (Cambridge, Mass. 1986). |
L.M. Mobers, ‘Kunstharslijmen’, Plastica jrg. 2 (1949) 163-168. |
‘Het Nederlandsche Bouwcentrum. Voorlichtingsbureau voor het bouwwezen met permanente tentoonstelling. Gevestigd te Rotterdam’, Bouw jrg. 2, no. 15 (12 april 1947) 117-124. |
‘Onderzoek van “Plastic” waterleidingbuizen afkomstig van de kunstharsfabriek “Polva” te Oosterbeek. Mededeling no. 1 van de Commissie Niet-Metalen Leidingen van het KIWA’, Water jrg. 34, no. 19 (1950) 195-198. |
Overheidsbemoeiing met woningbouw (adres van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, z.p. [1930]). |
‘Plastic vezels als betonwapening’, Plastica jrg. 22, no. 3 (1969) 121. |
‘Plastics voor de bouwnijverheid’, Bouw jrg. 8, no 47 (21 november 1953) 907-910. |
‘Polyaetheen-waterleiding, ook reeds in Holland in gebruik’, Plastica jrg. 4 (1951) 180-181. |
Een programma voor doelmatige woningbouw, opgesteld door de Stichting Studiegroep Efficiënte Woningbouw (Stichting Studiegroep Efficiënte Woningbouw en Stichting Bouwcentrum, Rotterdam 1959). |
L.E.R. du Puy, ‘Het gebruik van kunststoffen in de betonbouw’, Plastica jrg. 19, no. 7 (1966) 280-283. |
Arthur Quarmby, The plastics architect (Londen 1974). |
J.A. Ringers, ‘Voorbereiding en organisatie’ in J.A. Ringers [e.a.], De wederopbouw in Nederland. Voordrachten, gehouden voor het Koninklijk Instituut van Ingenieurs in samenwerking met het Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw (z.p. [1940]). |
J.A. Ringers, ‘De Wederopbouw in Nederland’, De Ingenieur jrg. 55, no. 52 (1940) A 470. |
J.A. Ringers, ‘Herrijzend Nederland, Bouw (1945; openingsnummer) 1-5. |
F.J. van Santé, ‘Kunststoffen en hun gedrag bij brand’, Plastica jrg. 18, nos. 1-3 (1965) resp. 17-23, 54-59 en 107-114. |
F.J. van Santé, ‘Brandveiligheid en kunststoffen in de bouw’, Plastica jrg. 24, no. 1 (1971) 14-24. |
[H. van der Schaar en H. van Kesteren], Rondom het huurprobleem. Open brief aan den Ministerraad van den Nederlandschen Bond van Bouwondernemers (Den Haag 1933). |
‘Schuimbaksteen’, Plastica jrg. 20, no. 6 (1967) 243. |
J.H. Schweppe, Research aan het IJ. LBPMA 1914-KSLA 1989. |
De geschiedenis van het ‘Lab Amsterdam’ (uitgegeven ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Koninklijke/Shell-Laboratorium te Amsterdam, Shell Research, Amsterdam 1989). |
‘Het Shell Plastic Huis’, Plastica jrg. 21, no. 2 (1968) 67-71. |
H.T. Siraa, ‘Wederopbouw en bouwnijverheid, 1945-1950’ in P.M.M. Klep e.a. (red.), Wonen in het verleden, 17e-20e eeuw. Economie, politiek, volkshuisvesting, cultuur en bibliografie (NEHA, Amsterdam 1987) 95-111. |
Martijntje Smits, Monsterbezwering, de culturele domesticatie van nieuwe technologie (Amsterdam 2002). |
Pierre Spierings (red.), 80 jaar Draka, 1910-1990 (Draka Kabel B.V., Utrecht 1990). |
‘“Standaard”-plattegronden van eengezinsrijen- of étagewoningen. Rapport van de Onderwerkgroep Plattegronden van de Studiegroep Efficiënte Woningbouw’, Bouw jrg. 3, no. 51 (18 december 1948) 393-404. |
E.M.R. Taverne, ‘Tussen meterkast en geiser. Bouwen in de jaren van schaarste-economie, 1945-1955’, Bouw jrg. 40, no. 20 (21 september 1985) 78-84. |
J.C. van Teijlingen, ‘Woningsplitsing. Onderzoek van eenige mogelijkheden in de hoofdstad’, Bouw jrg. 2, no. 13 (29 maart 1947) 101-104. |
‘Toepassingen in de bouwnijverheid’, Plastica jrg. 11 (1958) 662-663. |
W. van Tijen, ‘De kwaliteit van woning en woonomgeving’, De Woningbouwvereniging jrg. 30 (1970) 208. |
‘Ueber die Verwendungsmöglichkeiten und das Verlegen von Mipolan-Rohren’, Kunststoffe jrg. 27, no. 5 (1937) 145-147. |
Verslag van de kunststoffencommissie, uitgebracht aan Z.E. den Minister van Handel en Nijverheid met het doel, van advies te dienen over de verdere industriële ontwikkeling op kunststoffengebied in Nederland (Den Haag 1948). Verslag van de Stichting tot Rationalisatie van het Bouwen over het jaar 1952 (z.p., z.j.). |
C.A. Visser, ‘Een nieuw Nederlands bouwmateriaal’, Plastica jrg. 20, no. 6 (1967) 254-259. |
Noud de Vreeze, Woningbouw, inspiratie en ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland (Nationale Woningraad, Almere 1993). |
Cor Wagenaar, Welvaartsstad in wording. De wederopbouw van Rotterdam, 1940-1952 (Rotterdam 1993). |
Wavin geschiedenis. De eerste ontwikkelingen tot en met de oprichting van
|
| |
| |
Wavin als zelfstandige N.V. (door Wavin intern verspreid manuscript, z.j.). ‘Werkgroep Brandveiligheid Kunststoffen opgericht’, Plastica jrg. 15, no. 4 (1962) 183. |
‘Wooneenheden van gewapende kunststof volgens het wikkelsysteem vervaardigd’, Plastica jrg. 22, no. 1 (1969) 26-28. |
C. Wulffraat, ‘Duplexwoningen’, De Woningbouwvereeniging jrg. 8, no. 11 (1948) 80. |
E.K.H. Wulkan, Kunststoffen en bouwtechniek (Rotterdam 1970). |
E.K.H. Wulkan, ‘Experimentele woonhuizen van kunststof’, Plastica jrg. 16, no. 7 (1963) 326-333. |
E.K.H. Wulkan, ‘Experimentele woonhuizen van kunststof’ (2), Plastica jrg. 16, no. 8 (1963) 366-376. |
E.K.H. Wulkan, ‘De rookontwikkeling van brandende en smeulende kunststoffen’, Plastica jrg. 21, no. 4 (1968) 156-161. |
E.K.H. Wulkan, ‘Tweede woning van kunststof?’, Plastica jrg. 23, no. 12 (1970) 648-651. |
E.K.H. Wulkan, ‘Overzicht van kunststoftoepassingen in de bouwnijverheid’, Plastica jrg. 27, no. 6 (1974) 252-259. |
E.K.H. Wulkan, ‘Een terugblik op de grote brand op het eiland Man’, Plastica jrg. 28, no. 8 (1975) 306-310. |
H.E. Wulkan, ‘Toepassing van plastics in de bouw’, Bouw jrg. 17, no. 6 (10 februari 1962) 166-172. |
D.J. van Wijk, ‘Toepassing van plastiek in de bouwnijverheid’, Plastica jrg. 2 (1949) 142-145. |
D.J. van Wijk, ‘Toepassing van plastiek in de bouwnijverheid’, De Ingenieur jrg. 62, no. 37 (1949) Mk 101-104. |
D.J. van Wijk, ‘Kunststoffen als bouwmateriaal’ (samenvatting van voordracht in het Bouwcentrum), Bouw jrg. 8, no. 46 (14 november 1953) 896. |
J.L. van Zanden en S.W. Verstegen, Groene geschiedenis van Nederland (Utrecht 1993). |
L. van Zetten, ‘Kunststoffen in de bouw’, Plastica jrg. 21, no. 10 (1968) 486-499. |
M.E. Zwarts, ‘De architect en de chemische industrie’, Plastica jrg. 21, no. 10 (1968) 453. |
| |
Industriële Productie
Bibliografie
Industriële Productie / hoofdstukken 1, 2 en 9
Industriële productie, De industrie in Nederland gedurende de twintigste eeuw en Innovativiteit, complexvorming en arbeid
Bart van Ark en Herman de Jong, Accounting for economic growth in the Netherlands since 1913 (Groningen Growth and Development Centre, Faculteit der Economische Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen 1996). |
J.C.H. Blom, ‘Nederland onder Duitse bezeting, 10 mei 1940-5 mei 1945’ in D.P. Blok e.a. (red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden (Naarden 1982) deel 15, 55-94. |
Alfred D. Chandler Jr., Scale and scope. The dynamics of industrial capitalism (Cambridge, Mass. 1990). |
J.C.A. Everwijn, Beschrijving van handel en nijverheid in Nederland (Den Haag 1912) delen 1 en 2. |
Jasper Faber, Kennisverwerving in de Nederlandse industrie, 1870-1970 ([Amsterdam] 2001). |
A. de Graaff, ‘De industrie’ in P.B. Kreukniet (red.), De Nederlandse volkshuishouding tussen twee wereldoorlogen. Bijdragen tot de sociaal-economische vernieuwing (Utrecht 1952). |
W.H.P.M. van Hooff, In het rijk van de Nederlandse Vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid, 1825-1914. Een historische bedrijfstakverkenning (NEHA, Amsterdam 1990). |
W.H.P.M. van Hooff, ‘Katoenspinnen’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel III, 27-41. |
W.H.P.M. van Hooff, ‘Katoenweven’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel III, 43-55. |
Frank Inklaar, Van Amerika geleerd. Marshall-hulp en kennisimport in Nederland (Den Haag 1997). |
H.J. de Jong, De Nederlandse industrie, 1913-1965. Een vergelijkende analyse op basis van de productiestatistieken (NEHA, Amsterdam 1999). |
J.A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914 (Nijmegen 1976, 2e druk). |
Hein A.M. Kleman, ‘Economy and industry during the German occupation. The Netherlands 1940-1945’ in Franco Amatori, Andrea Colli en Nicola Crèpas (red.), Industrialisation and reindustrialisation in 20th-century Europe (Milaan 1999) 419-435. |
Dorien A. Knaap, ‘Het W.A. Scholtenconcern, 1840-1900. First mover in de Nederlandse aardappelmeelindustrie?’ in NEHA-Jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis deel 63 (2000) 18-42. |
Wolfgang König, Geschichte der Konsumgesellschaft (Stuttgart 2000). |
Pim Kooij en Vincent Sleebe (red.), Geschiedenis van Dordrecht van 1813 tot 2000 (Stadsarchief Dordrecht, Hilversum 2000). |
Herman de Liagre Böhl, Jan Nekkers en Laurens Slot (red.), Nederland industrialiseert! Politieke en idelogiese strijd rondom het naoorlogse industrialisatiebeleid, 1945-1955 (Nijmegen 1981). |
M. Müller, ‘De Nederlandse scheepsbouw, 1400-heden’ in Basis-metaal-, metaalproductenindustrie en scheepsbouw. Een geschiedenis en bronnenoverzicht (NEHA, Amsterdam 1992). |
Erik Nijhof en Peter Scholliers, ‘Industriecultuur in België en Nederland’ in Erik Nijhof en Peter Scholliers (red.), Het tijdperk van de machine. Industriecultuur in België en Nederland (Brussel 1996) 25-83. |
A.H. van Otterloo, ‘Nieuwe producten, schakels en regimes, 1890-1920’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 2000) deel III, 250-261. |
Keith Pavitt, ‘Sectoral patterns of technical change. Towards a taxonomy and a theory’, Research Policy vol. 13 (1984) 343-373. |
Fred L. Polak, De toekomst is verleden tijd. Cultuur-futuristische verkenningen (Utrecht 1955). |
Keetie E. Sluyterman en Hélène J.M. Winkelman, ‘The Dutch family firm confronted with Chandler's dynamics of industrial capitalism, 1890-1940’, Business History vol. 35 (1993) 152-183. |
Johan de Vries, Hoogovens IJmuiden, 1918-1968. Ontstaan en groei van een basisindustrie (Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken, IJmuiden 1968). |
Jan Luiten van Zanden, Een klein land in de 20e eeuw. Economische geschiedenis van Nederland, 1914-1995 (Utrecht 1997). |
J.L. van Zanden en R.T. Griffiths, Economische geschiedenis van Nederland in de 20e eeuw (Utrecht 1989). |
A.H. van der Zwaan, Industriële verhoudingen in Nederland. Een inleiding (Assen en Maastricht 1985). |
| |
Industriële Productie / hoofdstuk 3
Van stoom naar stroom: de veranderingen in aandrijfkracht in de industrie
M.S.C. Bakker en E.A.M. Berkers, ‘Techniek ter discussie’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de Techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1995) deel VI, 139-189. |
Joost van Beek, Boele Bolnes. Het opgaan, blinken en verzinken van een
|
| |
| |
dynamisch bedrijf met fragmenten uit een rijk verleden (Ridderkerk 1996). |
C. Beets, ‘De machinefabriek van Gebr. Stork & Co. te Hengelo’, De Ingenieur jrg. 29, no. 25 (1914) 462-474. |
Ivo Blanken en Harry Lintsen, Mechanische kracht in de industrialisatie van Nederland, 1850-1950 (ongepubliceerd manuscript, 1981). |
A. Booden, ‘De Hengelosche Electrische en Mechanische Apparatenfabriek (Heemaf)’, De Ingenieur jrg. 29, no. 27 (1914) 516-522. |
E.J. Broekers en E.J. de Graaf, ‘Diverse aspecten van het werk van technische bedrijven’ in Jaarboek Gezelschap van Jonge Academici (N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, Eindhoven 1954) 82-102. |
Hans Buiter en Ton Hesselmans, Tegendruk. De geschiedenis van Vereniging Krachtwerktuigen en haar bemoeienis met de elektriciteitsvoorziening, 1915-1998 (Stichting Historie der Techniek, Eindhoven 1999). |
D., ‘De kleine krachtmachinen op de tentoonstelling te Erfurt’, Tijdschrift uitgegeven door de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Nijverheid deel 43 (1880) 23-25 en 42-50. |
Theobald Demuth, ‘Eene moderne Machinefabriek’, De Ingenieur 13, no. 37 (1898) 463-468. |
W. Devine Jr., ‘From shafts to wires. Historical perspective on electrification’, The Journal of Economic History vol. 43, no. 2 (1983) 347-372. |
G. Dil en E. Homburg, ‘Gas’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel III, 107-133. |
D. Dresden, ‘De tentoonstelling van gereedschapswerktuigen te Leipzig, Maart 1923’, De Ingenieur jrg. 38, no. 23 (1923) 452-457. |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt (red.), Van boterkleursel naar kopieersystemen. De ontstaansgeschiedenis van Océ-van der Grinten, 1877-1956 (Leiden 1992). |
Jasper Faber, Kennisverwerving in de Nederlandse industrie, 1870-1970 ([Amsterdam] 2001). |
F.M.M. de Goey, PUEM 75 jaar ‘bron van licht en welvaart’. Uitgegeven ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Provinciale Utrechtse Electriciteits Maatschappij N.V., 1916-1991 (Provinciale Utrechtse Electriciteits Maatschappij N.V., Utrecht [1991]). |
P.J.M. van Gorp, Tilburg eens de wolstad van Nederland. Bloei en ondergang van de Tilburgse wollenstoffenindustrie (Eindhoven 1987). |
A.N. Hesselmans en G.P.J. Verbong, ‘Schaalvergroting en kleinschaligheid. De elektriciteitsvoorziening tot 1914’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 2000) deel II, 125-139. |
Wouter Heijveld. De gasmotor in Nederland, 1875-1920 (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Faculteit der Letteren, Geschiedenis, Universiteit Utrecht 1999). |
R.W.H. Hofstede Crull, ‘De electrische krachtsoverbrenging in de fabriek van de Gebr. Stork & Co. te Hengelo’, De Ingenieur jrg. 17, no. 41 (1902) 716-718. |
R.W.H. Hofstede Crull, ‘De “Heemaf”. Haar ontstaan en ontwikkeling’, De Ingenieur jrg. 32, no. 46 (1917) 869-872. |
W.H.P.M. van Hooff, In het rijk van de Nederlandse Vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid, 1825-1914. Een historische bedrijfstakverkenning (NEHA, Amsterdam 1990). |
Thomas P. Hughes, Networks of power. Electrification in Western society, 1880-1930 (Baltimore en Londen 1993; 1e druk 1983). |
H.J. de Jong, De Nederlandse industrie, 1913-1965. Een vergelijkende analyse op basis van de productiestatistieken (NEHA, Amsterdam 1999). |
H. Kepper, Handboek voor de toepassingen en het gebruik van motor-, gas-, benzine-, petroleum-, stoom- en electromotoren voor de kleine industrie en voor automobielen (Nijmegen [1900]; door H. Kepper bewerkt uit het Duits naar Alfred Musil). |
Hans Knippenberg en Ben de Pater, Eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). |
J. de Kuyser, ‘De Artillerie-inrichtingen aan de Hembrug’, De Ingenieur jrg. 20, no. 47 (1905) 779-781. |
H.W. Lintsen,‘Stoom in ontwikkeling’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel IV, 111-129. |
H.W. Lintsen, ‘Een land met stoom’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1995) deel VI, 191-215. |
C.T. Salomons, Inlichtingen aan gasverbruikers betreffende hun belangen (Rotterdam 1884). |
A.J.C. Snijders, ‘De tegenwoordige methoden van verwarming’, De Natuur jrg. 16, no. 3 (1896) 65-74. |
G.J.A. Steen, Gas-, zuiggas-, petroleum- en benzinemotoren. Een gids voor fabrikanten en machinisten. Speciaal voor Nederland en de koloniën (Leiden 1908, 2e druk). |
G.P.J. Verbong, ‘Grote technische systemen in de energievoorziening’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 2000) deel II, 115-123. |
W. Visser, Van een half tot drieduizend pk, 1906-30 mei 1956. Uitgegeven ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der N.V. Motorenfabriek Thomassen, De Steeg (N.V. Motorenfabriek Thomassen, Den Haag 1956). |
Erik van der Vleuten, Autoproduction in the Netherlands until 1960. The role of the coal industrial complex in Southern Limburg (ongepubliceerd manuscript, Technische Universiteit Eindhoven 1996). |
Erik van der Vleuten, Electrifying Denmark. A symmetrical history of central and decentral electricity supply until 1970 (ongepubliceerd proefschrift, Universiteit van Aarhus 1998). |
Erik van der Vleuten, ‘Autoproduction of electricity; cases from Danish industry until 1960’, Polhem jrg 14, no. 2 (1996) 118-154. |
Willem Vogt, Spanne en spanningen. De veertigjarige geschiedenis van de N.V. Philips' Telecommunicatie Industrie voorheen N.V. Nederlandsche Seintoestellen Fabriek (Amsterdam 1958). |
A. Vosmaer, ‘Eenige medeedelingen uit de praktijk der Petroleummotoren’, Electra jrg. 4, no. 3 (1898) 52-56. |
G.J.F. van Vrijberghe de Coningh, ‘De nieuwe werkplaatsen van Weg en Werken van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen te Utrecht’, De Ingenieur jrg. 23, no. 20 (1908) 357-362. |
J.H. Wilton, ‘Wiltons machinefbriek en scheepswerf te Rotterdam’, De Ingenieur jrg. 21, no. 6 (1906) 92-95. |
| |
Industriële Productie / hoofdstuk 4
Verwetenschappelijking van productie en organisatie
Gerard Alberts, Jaren van berekening. Toepassingsgerichte initiatieven in de Nederlandse wiskunde-beoefening, 1945-1960 (Amsterdam 1998). |
Hans Binneveld (red.), Een zaak van vertrouwen. Arbeidsinspectie, 1890-1990 (Den Haag 1991). |
E.S.A. Bloemen, Scientific management in Nederland, 1900-1930 (NEHA, Amsterdam 1988). |
E.S.A. Bloemen, ‘Bedrijfsadviseurs in het interbellum. Het adviesbureau voor Bedrijfsorganisatie van ir. J.M. Louwerse, 1925-1938’ in Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek deel 7 (1990) 191-218. |
J. van Ettinger, ‘Tien jaar ontwikkeling van de industriële statistiek’, Statistica Neerlandica jrg. 9 (1955) 261-269. |
E. Hijmans, Mens, metaal, machine. Hun rol in onze behoeftevoorziening (Deventer en Antwerpen 1963). |
Ernst Hijmans, met medewerking van P.M. van Buijtenen en M. Rijpstra-Verbeek, Zestig jaar organiseren. Het leven van ir. Ernst Hijmans (NIVE, Rotterdam 1973). |
Hugo Jakob Kijne, Het gemeten tarief. Taylorisme en de Nederlandse metaalindustrie, 1945-1963 (Delft 1990). |
A.H. Schaafsma en F.G. Willemze, Technische statistiek en kwaliteitscontrole (N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, Eindhoven 1950). |
A.H. Schaafsma [e.a.], Kwaliteitszorg in de metaalindustrie (Stichting Kwaliteitsdienst voor de Industrie, Den Haag z.j.). |
J.J. Sohier en C.H. Vollrath, Passen en meten voor de werktuigbouw (Haarlem 1947, 3e druk). |
W. Visser, Van een half tot drieduizend pk, 1906-30 mei 1956. Uitgegeven ter
|
| |
| |
gelegenheid van het 50-jarig bestaan der N.V. Motorenfabriek Thomassen, De Steeg (N.V. Motorenfabriek Thomassen, Den Haag 1956). |
Frans van Waarden, Bert de Vroom en Jan Laurier, Fabriekslevens. Persoonlijke belevenissen van arbeiders, fabrikanten, managers en andere betrokkenen uit de Twentse textielindustrie (Zutphen 1987). |
Th. van der Waerden, Geschooldheid en techniek. Onderzoek naar den invloed van arbeidssplitsing en machinerie op de mate van vereischte oefening en bekwaamheid der arbeiders (Amsterdam 1911). |
Peter Zwaal, Een gemene zaak. Efficiency-ingenieurs, accountants en psychotechnici & het Nederlandsch Instituut voor Efficiency als presentatieplatform van scientific management, 1925-1940 (Rotterdam 1990). |
| |
Industriële Productie / hoofdstuk 5
Het gaat vanzelf - of niet? Industriële automatisering in Nederland
G. Alberts, ‘Optimaal regelen’ in E. van Oost e.a. (red.), De opkomst van de informatietechnologie in Nederland (Den Haag 1998) 113-114. |
H.M. Brüggemann (red.), Kunststoffen 1986. Terugblik en toekomst (Kunststoffen en Rubber Instituut TNO, Delft 1986). |
J.C.M. van den Ende, The turn of the tide. Computerization in Dutch society, 1900-1965 (Delft 1994). |
FME, Resultaten van de enquête computertoepassingen in de metaal- en electrotechnische industrie, gehouden in 1970. Rapport (z.p. 1970). |
P.J.M. van Gorp, Automatische weefgetouwen (Textielschool, Tilburg 1951). Mededeelingen van het Nederlandsch Instituut voor Efficiency en het Nederlandsch Instituut voor Documentatie en Registratuur jrg. 12, no. 6 (1942; nummer gewijd aan de lopende band). |
J.C. Nieuwlaat, Automatische draaibanken (Rotterdam 1949) 2 delen. |
Technische Commissie Automatisering, Automatisering in het beeld van onze tijd. Najaarsefficiencydagen 1957 (NIVE, Den Haag 1957). |
‘Toepassing der automatisering’, Economisch-Statistische Berichten jrg. 42, no. 2103 (16 oktober 1957; bijzonder nummer). |
R.H. Vermij, ‘Gedwongen tempo. De lopende band in Nederland tot de Tweede Wereldoorlog’ in NEHA-Jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis deel 64 (2001) 227-257. |
| |
Industriële Productie / hoofdstuk 6
Deelstudie 1: Het grafisch complex
I. Baud [e.a.], Techniek en arbeid in de grafische industrie in Nederland (Eindhoven 1987). |
H.J. Belinfante en P. Borst, Vijf-en-twintig jaren boekdrukkersorganisatie in Nederland. Gedenkboek (Federatie der Werkgeversorganisatiën in het Boekdrukkersbedrijf, Amsterdam 1934). |
A.H.G. Blankenstein (red.), Elementair algrafisch vakboek (Amsterdamsche Grafische School, Amsterdam 1943). |
CBS, 1899-1994. Vijfennegentig jaren statistiek in tijdreeksen (Den Haag 1994). |
C. Cockburn, Brothers. Male dominance and technological change (Londen 1984). |
Contactgroep Opvoering Productiviteit, Zes jaar produktiviteitsbevordering in de grafische industrie (Den Haag 1958). |
G. Crebolder, Ruim 100 jaar drukkerijgeschiedenis in Barneveld (Barneveld 1976). |
Doret Eeken, Grafische industrie (Stichting Projectbureau Industrieel Erfgoed, Zeist 1995). |
J. van den Ende, ‘Techniek in het kantoor’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 1998) deel I, 211-217. |
J. van den Ende en O. Wit, ‘Het gemechaniseerde kantoor 1914-1940’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 1998) deel I, 237-287. |
J.C.A. Everwijn, Beschrijving van handel en nijverheid (Den Haag 1912) deel 2. Grafische en aanverwante technieken. Leergang voor het grafisch bedrijf (Gezamenlijke Verenigingen tot Bevordering van de Vakopleiding in de Grafische Industrie, [Amsterdam 1963]). |
Gert-Jan de Groot, Fabricage van verschillen. Mannenwerk, vrouwenwerk in de Nederlandse industrie, 1859-1940 (Amsterdam 2001). |
D.J. Haank e.a., Een gedrukte arbeidsduur? Een empirische studie naar de effecten van arbeidsduurverkorting in de grafische industrie (Economisch en Sociaal Instituut, Vrije Universiteit Amsterdam 1982). |
C. Hafkamp, Offsetdruk (Amsterdam 1952). |
Louis Heinsman en Walter van Teeffelen, Concernvorming in de Nederlandse boekenwereld (Amsterdam 1975). |
Joan Hemels en Henk Demoet (red.), Loodvrij en digitaal. Visies op innovatie in grafische communicatie (uitgegeven ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van Alfa Base, Alphen a/d Rijn 2001). |
K. Henselmans en L. Wijmans, De verdwenen kopij. Automatisering in de grafische industrie en de arbeidspositie van vrouwen (Amsterdam 1985). |
Leo A. van Heijningen [e.a. (red.)], De eerste vier eeuwen.... Drukken, uitgeven en vormgeven voor en na de privatisering (Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, Den Haag 1988). |
Lou Hoefnagels, Honderd jaren druk in druk (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de afdeling Haarlem van Druk en Papier FNV, Haarlem 1988). |
Peter Huisman, Reclame, van idee tot productie (P. Huisman Reclame- en Grafische Producties, Westzaan 1998, 4e druk). |
Instituut voor Grafische Techniek TNO, Technische en technologische ontwikkelingen in de grafische industrie en hun invloed op de vraag naar arbeid (Amsterdam 1979). |
Eric Jacobs, Stop press. The inside story of the Times dispute (Londen 1980). |
[C. Jongens], Is er nog wel een toekomst voor de grafische industrie? Uitkomsten van een lange termijn verkenning rond de grafische industrie (Structuurcommissie Grafische Industrie, Den Bosch 1982). |
W.F. Kalkwiek, Groeien in de tijd 1792-1992. Geschiedenis van het Zutphense familiebedrijf Thieme ([Zutphen] [1992]). |
Hans Knippenberg en Ben de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). |
Laboratorium voor Toegepaste Psychologie, De grafische beroepen. Een psychologische analyse (Bedrijfsgroep Grafische Industrie, Amsterdam 1949). |
Peter Leisink, Structurering van arbeidsverhoudingen. Een vergelijkende studie van medezeggenschap in de grafische industrie en in het streekvervoer (Utrecht 1989). |
P. Leisink, ‘Technologie en arbeid in verandering. Casestudies in de grafische industrie’, Tijdschrift voor Arbeid en Bewustzijn jrg. 8, no. 1 (1994) 57-62. |
P. Leisink en H. Leisink (red.), 't Schild der solidariteit. Een sociaalhistorische studie van 125 jaar grafische arbeidsverhoudingen en vakbondswerk (Stichting FNV Pers, Druk en Papier FNV, Amsterdam 1994). |
H. Leisink en R. van Haastrecht, ‘Investeren in deskundigheid. Sectorbeleid als nieuwe opgave voor Druk en Papier FNV’, Tijdschrift voor Arbeid en Bewustzijn jrg. 8, no. 1 (1994) 19-26. |
Dick van Lente, Techniek en ideologie. Opvattingen over de maatschappelijke betekenis van technische vernieuwingen in Nederland, 1850-1920 (Groningen 1988). |
D. van Lente, ‘De markt voor drukwerk’ in H.W. Lintsen, Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 (Zutphen 1993) deel II, 181-198. |
D. van Lente, ‘Illustratietechniek’ in H.W. Lintsen, Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 (Zutphen 1993) deel II, 255-276. |
D. van Lente, ‘Leescultuur en innovatie’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel II, 277-281. |
B. Leijn, Van streven en stuwen. Een halve eeuw katholieke arbeidersorganisatie in de grafische bedrijven (Nederlandse Katholieke Grafische Bond, Amsterdam 1950). |
| |
| |
Fons van der Linden, De grafische technieken (De Bilt 1990, 5e druk). |
C. Lindenburg en A.J. van Reeken, Elektronisch uitgeven. Een onderzoek naar de gevolgen ervan in de bedrijfskolom (Maastricht 1996). |
Roderick Martin, New technology and industrial relations in Fleet Street (Oxford 1981). |
Gerard Mulder, Hugo Arlman en Ursula den Tex, De val van de Rode Burcht. Opkomst en ondergang van een krantenbedrijf (Amsterdam 1980). |
J. Mulder, Van Laurens Jansz. Coster tot Apple Macintosh. Vijf eeuwen tekstverwerking (Grafisch Museum, Groningen 1993). |
J. Mulder, Van schroefpers tot offsetrotatie. De ontwikkeling van de drukpers (Grafisch Museum, Groningen 1997). |
Productiviteitsgroep Industrie, Nederlandse boekdrukkers in Amerika. Rapport (Contactgroep Opvoering Productiviteit, [Den Haag] [1951]). |
G.W. Ovink, Honderd jaren lettergieterij in Amsterdam (Wormerveer 1951). |
G.W. Ovink, De industrie van het boek (Amsterdam 1959). |
Joop Ramondt en Gerard Scholten, De stille voorhoede. De grafische bedrijfstak temidden van economische en technische turbulentie (Leiden 1985). |
J. Roelofs, In vogelvlucht. De geschiedenis van de Nederlandse Lito-, Foto- en Chemigrafenbond ([Amsterdam] [1937)]. |
L.A. van Royen en I.P. de Vooys, Leerboek der mechanische technologie. Deel 2, 3e stuk: Papierfabricage en drukkerij (Gorinchem 1921, 2e druk). |
Laurens Rutten, Van Gutenberg ... tot Gates. Kansen van traditionele uitgevers in het multimedia tijdperk (Den Haag 1998). |
J. Sakko, ‘Vormgeven van modern vakmanschap. Nieuwe automatiseringsvormen en de ontwikkeling van creatieve disciplines tussen vervagende branchegrenzen’, Tijdschrift voor Arbeid en Bewustzijn jrg. 8, no. 1 (1994) 41-56. |
H.J. Scheffer, ‘De dagbladondernemer in de twintigste eeuw’ in Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek deel 1 (1984) 344-354. |
Maarten Schneider en Joan Hemels, De Nederlandse krant, 1618-1978. Van ‘nieuwstydinghe’ tot dagblad (Baarn 1979). |
K.E. Sluyterman, ‘De drukkerij-uitgeverij Misset en de opkomst van de vakbladen, 1900-1940’ in Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek deel 3 (1986) 205-229. |
K.E. Sluyterman, ‘Uitvinden en verdienen. De basis van de Océ kopieeractiviteiten geanalyseerd’ in H.F.J.M. van den Eerenbeemt (red.), Van boterkleursel naar kopieersystemen. De ontstaansgeschiedenis van Océ-van der Grinten, 1877-1856 (Leiden 1992) 171-264. |
S.H. Steinberg, Five hundred years of printing (Harmondsworth 1955). |
T. Stenvert, ‘Zwarte kunst’. 100 jaar grafische vakbeweging in Groningen, 1892-1992 (uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de afdeling Groningen van Druk en Papier FNV, Groningen 1992). |
F.F.M. Stolwijk, De Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de typografie (Haarlem 1948). |
Ulke Veersma, Technologie en arbeid in verandering. Casestudies in de grafische industrie (Brussel 1992). |
Leon van Velzen, Over lood, ossegal en drukkersverdriet. Een schets van Haagse grafici, 1940-1998 (Den Haag 1998). |
Vernieuwing in het grafisch bedrijf. Doen we het goed? [Symposium] 7 mei 1985, RAI te Amsterdam (Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, [Deventer] [1985]). |
W. Visser, De papieren spiegel. Honderd-vijf-en-twintig jaar Algemeen Handelsblad, 1828-1953 (Algemeen Handelsblad, Amsterdam 1953). |
W. Vogel e.a., Vlak- en diepdruk (Amsterdam [1950]). |
‘Vijftig jaren boekdruk’, Drukkersweekblad (7 augustus 1948; bijzonder nummer ter gelegenheid van het gouden regeringsjubileum van H.M. Koningin Wilhelmina). |
F. van der Wal, De oudste vakbond van ons land. Ontstaan en vijftigjarige werkzaamheid van den Algemeenen Nederlandsche Typografenbond (Nijmegen [1916]). |
W.J. Wieringa, Ten dienste van bedrijf en gemeenschap. Vijftig jaar boekdrukkersorganisatie (Federatie der Werkgeversorganisatiën in het Boekdrukkersbedrijf, Amsterdam 1959). |
J. Winsemius, Vestigingstendenzen van de Nederlandsche nijverheid. Op grond van de beroepstelling van 1930 (Amsterdam [1945]-1949) deel 2. |
J.B. Winter en E. Manger, Staatsdrukkerij 's-Gravenhage (Stichting Publicatiefonds Industrieel Erfgoed Nederland, Zeist 1998). |
O. de Wit, ‘Zetten en drukken’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel II 223-248. |
O. de Wit, ‘De opkomst van de moderne administratie 1880-1914’ in J.W. Schot e.a. (red.), Techniek in Nederland in de twintigste eeuw (Zutphen 1998) deel I, 219-235. |
G.M.L. Wortel, De band zij de spiegel van de inhoud (afstudeeropdracht, 3e graads lerarenopleiding Grafische Technieken, Grafische MTS Amsterdam 1985). |
Johan de Zoete (red.), De techniek van de Nederlandse boekillustratie in de 19e eeuw (Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, Amstelveen 1995). |
Sybrand Zijlstra en Jaap van Triest, Galeislaven en rekentuig. Drukkers, ontwerpers en de vooruitgang (Eindhoven 1997). |
| |
Industriële Productie / hoofdstuk 7
Deelstudie 2: Het scheepsbouwcomplex
H.P. van den Aardweg, Een halve eeuw ‘Droogdok’, 1902-1952. Uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, Rotterdam N.V. (Rotterdam 1952). |
Joost van Beek, Boele Bolnes. Het opgaan, blinken en verzinken van een dynamisch bedrijf met fragmenten uit een rijk verleden (Ridderkerk 1996). |
L.C. van Beest, Onze scheepsbouw (Kommissie Scheepsbouwonderwijs FME Drechtstreek, Dordrecht 1981). |
I.J. Brugmans, Paardenkracht en mensenmacht. Sociaal-economische geschiedenis van Nederland, 1795-1940 (Den Haag 1976; ongewijzigde herdruk 1961). |
J.G. Bunker, Liberty ships. The ugly ducklings of World War II (Annapolis [1972]). |
Tomahei Chida en Peter N. Davies, The Japanese shipping and shipbuilding industries. A short history of their modern growth (Londen 1990). |
Commissie Nederlandse Scheepsbouw, Rapport van de Commissie Nederlandse Scheepsbouw 1965 ([Den Haag] [1966]). |
C. van Dam, ‘Elektrisch laswerk aan den kruiser De Ruyter’, Het Schip jrg. 16, no. 4 (1934) 87-91. |
Damen Shipyards (Damen Shipyards Group, Gorinchem 2000). |
J.M. Dirkzwager, Dr. B.J. Tideman, 1834-1883. Grondlegger van de moderne scheepsbouw in Nederland (Leiden 1970). |
J.M. Dirkzwager, ‘Schepen’ in R. Baetens, Ph.M. Bosscher en H. Reuchlin, Maritieme geschiedenis der Nederlanden. Deel 4: Tweede helft negentiende eeuw en twintigste eeuw, van 1850-1870 tot circa 1970 (Bussum 1978) 44-45. |
J.M. Dirkzwager, ‘Scheepsbouw’ in H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890 (Zutphen 1993) deel IV, 67-102. |
W.H. Drukker, Electrisch lasschen en klinknagelverwarming (Amsterdam 1923). |
Jacqueline Duurland en Hanneke Heerema, IJzeren mannen en stalen schepen. 175 jaar opmerkelijke scheepsbouwers (Van der Giessen-de Noord, Krimpen a/d IJssel 1995). |
Cornelis Abraham de Feyter, Industrial policy and shipbuilding. Changing economic structures in the Low Countries, 1600-1980 (Utrecht 1982). |
A.A. van Geffen, Elektrisch vlambooglassen. Leerboek voor lascursussen N.V.L., Nijverheidsonderwijs en zelfstudie (Haarlem 1947, 2e druk). |
John Guthrie, A history of marine engineering (Londen 1971). |
J.M. Hartogh, Lips N.V., 25 Jaar in Drunen (Lips N.V., Drunen 1965). |
H. Hazelhoff Roelfzema, ‘Met stoom over de zeeën’ in Hans Dessens, Lucas Veeger en Jan van Zijverden (red.), Verhalen van het water. Scheepvaart en mensen in de twintigste eeuw (Zutphen 1997) 68-70. |
H. van Heerde, ‘Veel sectiebouw bij tanker “Caltex Naples”’, Nautilus jrg. 1, no. 2 (1960) 66-68. |
| |
| |
S. Hengst, Scheepsbouw. Deel 1: Productiesystemen en productieprocessen, de maritieme sector, fabricage en voorbewerking van staal (Delft 1999). |
Gerhard Hirschfeld, Bezetting en collaboratie. Nederland tijdens de oorlogsjaren, 1940-1945 (Haarlem 1991; vertaald uit het Duits). |
W.H.P.M. van Hooff, In het rijk van de Nederlandse Vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid, 1825-1914. Een historische bedrijfstakverkenning (NEHA, Amsterdam 1990). |
F. de Jong, ‘De moeizame introductie van wetenschap en technologie in de scheepsbouw tot 1940’ in Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek deel 1 (1984) 311-327. |
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945 (Den Haag 1972 en 1974) resp. deel 4 en 7. |
J.A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850-1914 (Nijmegen 1976, 2e druk). |
H.J. Keuning, De Nederlandsche zeescheepvaart (Gorkum 1944). |
F.W.K. de Klerk, ‘Klink Los!’ (Amsterdam [1933]). |
H.J.G.W. Leerink, ‘Bonden: houd de maritieme werkgelegenheid in stand’ in H.J.G.W. Leerink en J.J. van Raalte, Maritiem profiel. Voorsprong door specialisatie (uitgegeven ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Nationaal Instituut voor Scheepvaart en Scheepsbouw, Amsterdam 1991) 163-179. |
Frits Loomeijer, 125 jaar Lloyd's Register in Nederland (Lloyd's Register of Shipping, Rotterdam 1993). |
K. de Mik, ‘Geen schoenendozen uit het schap’, NRC Handelsblad (20 april 2000). |
M. Müller, ‘De Nederlandse scheepsbouw, 1400-heden’ in Basis-metaal-, metaalproductenindustrie en scheepsbouw. Een geschiedenis en bronnenoverzicht (NEHA, Amsterdam 1992) 184.
‘De Nederlandsche Scheepsbouwmaatschappij van Amsterdam’, In- en Uitvoer (5 januari 1916) 11-13. |
T.J. Noordraven, De Schepenwet en het Schepenbesluit (Amsterdam 1933). |
A.J. Nooijens, ‘De lastechniek in historisch perspectief’, Lastechniek, jrg. 50, no. 9 (1984) 161-162. |
M.C.W. Overveld, ‘MARIN, moving to higher technology’, Developments in Marine Technology jrg. 9 (1992; jubileumnummer) 1-25.
Parlementaire Enquêtecommissie RSV, Enquête Rijn-Schelde-Verolme. Verslag (Den Haag 1984) delen 1 en 2. |
F. Post, Groninger scheepvaart en scheepsbouw vanaf 1600 (Bedum 1997). |
H.V. Quispel, The job and the tools (Nederlandsche Vereenigde Scheepsbouw Bureaux, Den Haag 1960). |
H.V. Quispel, ‘Scheepsbouw’ in Oosthoeks encyclopedie (Utrecht 1963, 5e druk) deel 13. |
Piet Quite, Koninklijke Mij. ‘De Schelde’. 125 jaar scheepsbouw in Vlissingen (Alkmaar 2000). |
C.P.P. van Romburgh en E.K. Spits, Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschapij (Rotterdam 1996). |
G. de Rooij, ‘Moderne laschconstructies bij den bouw van onderzeebooten’, Schip en Werf jrg. 5, no. 4 (1938) 57-64. |
G. de Rooij en F.N. de Rooij, Practical shipbuilding. Deel A: A manual for the construction of seagoing merchant ships and war-ships (Haarlem 1961, [2e druk]). |
L.A. Sawyer en W.H. Mitchell, Victory ships and tankers. The history of the Victory type cargo ships and of the tankers built in the United States of America during World War II (Newton Abbott 1974). |
L.A. Sawyer en W.H. Mitchell, The Liberty ships. The history of the ‘Emergency’ type cargo ships constructed in the United States during the Second World War (Londen en New York 1985, 2e druk). |
W.B. Scheelings, ‘De “volmaakte las” in de scheepsbouw’, Lastechniek jrg. 27 (1961) 174-175. |
D. Sung Cho en M.E. Porter, ‘Changing global industry leadership. The case of shipbuilding’ in Michael E. Porter (red.), Competition in global industries (Boston 1986) 550-567.
Verbindingstechnieken: hechten en lassen, klinken (Culemborg 1975). |
Cornelis Verolme en Leo Ott, Verolme. Memoires (Rotterdam 1971). |
S. Visser en A. Roos, Scheepsbouw (Den Helder 1921, 3e druk). |
C. de Voogd, De neergang van de scheepsbouw en andere industriële bedrijfstakken (Vlissingen 1993). |
J. de Vries, Hoogovens IJmuiden, 1918-1968. Ontstaan en groei van een basisindustrie (Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken, IJmuiden 1968). |
Werkspoor, 1827-1952. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het honderd vijfentwintig jarig bestaan op 9 Februari 1952 (Werkspoor, Amsterdam 1952). |
J.W.F. Werumeus Buning, Veertig jaar N.S.M.. Gedenkboek N.V.
Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, 25 Augustus 1894-25 Augustus 1934 ([Nederlandsche Scheepsbouw-Maatschappij], [Amsterdam] [1934]). |
B.B. Zinkweg, ‘Stalen reuzen in wording’ in J.Th. Wilke en S. Halfweeg, Neerlands scheepsbouw en scheepvaart. Deel 1: Scheepsbouw (Rotterdam 1943) 80-101. |
H. Zunker, Notitie geschiedenis van de Scheepvaartinspectie (Rotterdam 2001). |
| |
Industriële Productie / hoofdstuk 8
Deelstudie 3: Het Philipscomplex
R. van Beek en W.W. Boelens, ‘Gedrukte bedrading in radiotoestellen’, Philips Technisch Tijdschrift jrg. 20, no. 3 (1958) 71-79. |
R. van Beek en A.J. Halbmeyer, ‘Volledig gemechaniseerde montage van onderdelen op panelen met gedrukte bedrading’, Philips Technisch Tijdschrift jrg. 24, no. 2 (1962) 45-63. |
I.J. Blanken, Geschiedenis van Philips Electronics N.V.. Deel 3: De ontwikkeling van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken tot elektrotechnisch concern (Leiden 1992). |
I.J. Blanken, Geschiedenis van Philips Electronics N.V.. Deel 4: Onder Duits beheer (Zaltbommel 1997). |
E.S.A. Bloemen, Scientific management in Nederland, 1900-1390 (NEHA, Amsterdam 1988). |
E. Boers, ‘Philips en de radiodistributie, 1920-1940. Een marketing-dilemma’ in Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek deel 6 (1989) 210-233. |
Kees Boersma, Inventing structures for industrial research. A history of the Philips NatLab, 1914-1946 (NEHA, Amsterdam 2002). |
P.J. Bouman, Anton Philips. De mens, de ondernemer (Amsterdam 1956). |
Ien van der Coelen, 100 jaar vrouwenarbeid bij Philips (Utrecht 1991). |
Annemieke van Drenth, De zorg om het Philipsmeisje. Fabrieksmeisjes in de electrotechnische industrie in Eindhoven, 1900-1960 (Zutphen 1991). |
H.M.T.M. Giebels, Katholicisme en socialisme. Het zelfbeeld van de Eindhovense christen-socialisten in het spanningsveld tussen traditie en moderniteit, 1885-1920 (Stichting Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg 1994). |
Gert-Jan de Groot, Fabricage van verschillen. Mannenwerk, vrouwenwerk in de Nederlandse industrie, 1850-1940 (Amsterdam 2001). |
A. Heerding, Geschiedenis van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken. Deel 2: Een onderneming van vele markten thuis (Leiden 1986). |
A.J.C. Manders, Sturing van produktie-technologie. Een sociaal-economische case-studie over fabricage-technologie (Zeist 1990).
‘De moderne gloeilamp’, De Schakel (mei 1939) 5-6. |
E.J.G. van Royen e.a., Philips en zijn toeleveranciers. Uitbesteden en toeleveren in de regio Brabant, 1945-1991 (Kamer van Koophandel voor Zuidoost-Brabant, Eindhoven 1991). |
L. Schultink, De geschiedenis van het wolfraam in de jaren 1905-1966 bij de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken (N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, Eindhoven 1966) delen 4 en 6.
‘De strijd om het licht’, De Schakel (april 1939) 9-12. |
Ad Teulings, Philips. Geschiedenis en praktijk van een wereldconcern (Amsterdam 1977, 2e druk). |
H.E. Veldman, Innovaties in de lampenfabricage bij Philips (Eindhoven 1994). |
Th. van der Waerden, Geschooldheid en techniek. Onderzoek naar den invloed van arbeidssplitsing en machinerie op de mate van vereischte oefening en bekwaamheid der arbeiders (Amsterdam 1911). |
|
|