| |
| |
| |
Bibliografie
Hoofdstuk 2
E.H. Ackerknecht, ‘Hygiene in France, 1815-1848’, in: Bull.Hist.Med. 22 (1948), 117-155. |
E.H Ackerknecht, ‘Statistics: contributions of Lambert Adolphe Quetelet and Louis René Villermé’, in: Bull.Hist.Med. 26 (1952), 317-329. |
E.H. Ackerknecht, Rudolf Virchow. Arzt, Politiker, Anthropologe (Stuttgart 1957). |
L. Ali Cohen, Nieuw statistisch geneeskundig jaarboek(je) (Gorinchem 1847-1852). |
L. Ali Cohen, ‘Over openbare gezondheidsregeling, de gevolgen van hare verwaarlozing en de noodzakelijkheid van hare invoering hier te lande’, in: Nieuw practisch Tijdschrift voor de Geneeskunde in al haren omvang (nieuwe reeks) 4 (1852), 253-300. |
L. Ali Cohen, ‘Rangorde van de voornaamste steden des lands, naar het algemene verhoudingscijfer van hare sterfte tot hare bevolking, in de jaren 1873 tot en met 1878’, in: Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 24 (1880) I, 31-32. |
J. Banga, Verhandeling over de epidemische ziekte, welke omstreeks 1826 in de noordelijke provinciën der Nederlanden geheerscht heeft (Amsterdam 1828). |
A.F. la Berge, ‘Edwin Chadwick and the French connection’, in: Bull.Hist.Med. 62 (1988), 23-41. |
J. Bleker, ‘Die historische Pathologie, Nosologie und Epidemiologie im 19. Jahrhundert’, in: Medizinhistorisches Journal 19 (1984) 1/2, 33-52. |
J. Bleker, ‘Die Idee einer historischen Entwicklung der Krankheiten des Menschengeslechts und ihre Bedeutung für die empirische Medizin des 19. Jahrhunderts’, in: Berichte zur Wissenschaftsgeschichte 8 (1985), 195-204. |
D. Bosschaert, De stad Utrecht als medisch ontwikkelingsgebied (Rotterdam 1969). |
‘Brief van de plaatselijke commissie van geneeskundig toevoorzigt, aan H.H. Burgemeester en Wethouders, over de sterfte binnen Rotterdam’, in: Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundigen 7 (1856), 443-451. |
F.W. Buchner, Verhandeling over den invloed der Noord-Hollandsche droogmakerijen na 1608 op de gezondheid der ingezeten (Utrecht 1826). |
E.C. Büchner, ‘Over den invloed der luchtgesteldheid op de sterfte, gedurende twaalf jaren, van 1841 tot 1852’, in: Tijds. NMG 5 (1854) II, 289-309. |
W. Cappers, ‘Op zoek naar zekerheid omtrent de dood. Totstandkoming en uitvoering van de begrafeniswet van 1869 in Nederland’, in: Groniek 20 (1987), 98-109. |
Centraal Bureau voor de Statistiek, Geschiedenis van de statistiek in het Koninkrijk der Nederlanden (1902. Fotografische herdruk, uitgegeven onder auspiciën van de studievereniging voor sociaal-economische geschiedenis Amsterdam. Wageningen, 1974). |
W. Coleman, Death is a social disease. Public health and political economy in early industrial France (Madison 1982). |
K. Dewhurst, Dr. Thomas Sydenham (1624-1689), his life and original writings (Londen 1966). |
J.P. van Dijk, ‘Doodsoorzakenclassificaties van 1750-1900’, in: Tijdschrift voor de Geschiedenis der Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek 5 (1982), 145-157. |
L.J. Egeling, ‘Een vlugtige blik op de vrijstelling van de nationale militie wegens ligchaamsgebreken, verleend in de provincie Noord-Holland in de jaren 1841-1855’, in: Tijds.NMG 7 (1856) I, 206-226. |
L.J. Egeling, ‘Brieven van een geneesheer’, in: De Economist 6 (1857), 240-245. |
J. Eyler, Victorian social medicine. The ideas and methods of William Farr (Baltimore 1979). |
J. Eyler, ‘The conceptual origins of William Farr's epidemiology. Numerical methods and social thought in the 1830's’, in: Bull.Hist.Med. 54 (1980) Suppl., 1-21. |
M. Foucault, The birth of the clinic. An archaeology of medical perception (New York 1975). |
J. van Geuns, ‘Blik op onze tegenwoordige geneeskundige staatsregeling’, in: Bijdragen tot Geneeskundige Staatsregeling 1 (1842), 4-17, 57-73. |
M. Gysel, ‘Adolphe Quetelet (1796-1874), la statistique et la biométrie de la croissance’, in: L'Orthodontie Française 45 (1974), 643-677. |
I. Hacking, ‘Was there a probabilistic revolution 1800-1930?’ in: L. Krüger, L.J. Daston, M. Heidelberger, The probabilistic revolution (Cambridge, Mass. 1987), 45-55. |
I. Hacking, The taming of chance (Cambridge 1990). |
H. ten Have, Geneeskunde en filosofie. De invloed van Jeremy Bentham op het medische denken en handelen (Lochem 1983). |
G.J. Heederik, Van kasboekregister tot burgerlijke stand. Medischdemografische aspecten van de registratie van huwelijken, geboorte en sterfte (Meppel, 1973). |
E.S. Houwaart, De hygiënisten. Artsen, staat en volksgezondheid in Nederland 1840-1890 (Groningen 1991). |
L. Krüger, ‘The slow rise of probabilism: Philosophical arguments in the Nineteenth century’ in: L. Krüger, L.J. Daston, M. Heidelberger, The probabilistic revolution (Cambridge, Mass. 1987), 59-90. |
Th.S. Kuhn, The essential tension (Chicago 1977). |
B. Latour, Science in action. How to follow scientists and engineers through society (Milton Keynes 1987). |
| |
| |
R.A. Lewis, Edwin Chadwick and the public health movement 1832-1854 (Londen 1952). |
M.J. van Lieburg, ‘Geneeskunde en medische professie in het genootschapswezen van Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw’, in: De Negentiende Eeuw 7 (1983), 123-145. |
H.W. Lintsen, Ingenieurs in Nederland in de negentiende eeuw. Een streven naar erkenning en macht ('s-Gravenhage 1980). |
J.C. de Man, Over de statistiek der maandelijksche sterfte, of over den invloed der jaargetijden op dezelve (z.p., z.j. [1848]). |
K.H. Metz, ‘Social thought and social statistics in the early nineteenth century. The case of sanitary statistics in England’, in: International Review of Social History 39 (1984), 254-273. |
W.W. Mijnhardt, Tot Heil van 't Menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815 (Amsterdam 1988). |
Ministeriële circulaire, 2 augustus 1856 in: Bijvoegsel Staatsblad (1856) nr. 167. |
A. Moll, Handboek tot de leer der teekenen van gezondheid en ziekte 2 delen (2e druk; Amsterdam 1826). |
G.J. Mulder, ‘Voorstel tot oprigting eener gezondheidscommissie te Utrecht’, in: Nederlandsch Weekblad Geneesk. 4 (1854), 383-388. |
M.G. Neurdenburg, Doodsoorzaak en statistiek (Amsterdam 1929). |
M. Norton Wise, ‘How do sums count? On the cultural origins of statistical causality’, in: L. Krüger, L.J. Daston, M. Heidelberger, The probabilistic revolution (Cambridge, Mass. 1987), 395-425. |
‘Ontwerp van wet omtrent het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de begrafeniskosten, 23 september 1858’, in: Bijlagen bij de Handelingen der Staten-Generaal (1858-1859), II, 134-139. |
‘Ontwerp van wet tot instelling van Plaatselijke Raden van Gezondheid, 3 october 1854’, in: Bijlagen Handelingen der Staten-Generaal (1854-1855), II, 69-72. |
G. van Overbeek de Meijer, ‘Verbetering van den gezondheidstoestand in Nederland sinds 1865’, in: Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 34 (1890) I, 34-39. |
J. Penn, Bespreking van Bijdragen tot de statistiek der sterfte in de gemeente Amsterdam door E.C. Büchner, in: Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundigen 3 (1853), 52-57. |
Th. Porter, The rise of statistical thinking 1820-1900 (Princeton 1986). |
Th. Porter, ‘Lawless society: Social science and the reinterpretation of statistics in Germany, 1850-1880’ in: L. Krüger, L.J. Daston, M. Heidelberger, The probabilistic revolution (Cambridge, Mass. 1987), 351-376. |
C. Pruys van der Hoeven, Anthropologisch onderzoek 2 delen (Leiden 1851-1854). |
J.C. Riley, ‘The medicine of the environment in eighteenthcentury Germany’, in: Clio Medica 18 (1983), 167-178. |
G. Rosen, ‘Problems in the application of statistical analysis to questions of health: 1700-1880’, in: Bull.Hist.Med. 29 (1955), 27-45. |
J.W. Schick, ‘Over de sterfteverhouding in verband tot hare oorzaken’, in: Tijds.NMG 2 (1851) II, 31-47. |
J.W. Schick, Over den gezondheidstoestand van 's Gravenhage ('s-Gravenhage 1852). |
Staatkundig en Staathuishoudkundig Jaarboekje 18 (1866), V-X. |
I.H. Stamhuis, ‘The “Vereeniging voor de Statistiek”, 1857-1892’, in: Statistica Neerlandica 39 (1985), 73-79. |
I.H. Stamhuis, ‘Cijfers en Aequaties’ en ‘Kennis der Staatskrachten’. Statistiek in Nederland in de negentiende eeuw (Amsterdam, 1989). |
Sterfte-atlas van Nederland [over 1841-1860]. Uitgegeven door de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (Amsterdam 1866). |
L.G. Stevenson, ‘New diseases in the seventeenth century’, in: Bull.Hist.Med. 39 (1965), 1-21. |
St. Stigler, The history of statistics. The measurement of uncertainty before 1900 (Cambridge 1986). |
Z.G. Swijtink, ‘The objectification of Observation: Measurement and statistical methods in the nineteenth century’ in: L. Krüger, L.J. Daston, M. Heidelberger, The probabilistic revolution (Cambridge, Mass. 1987), 261-286. |
R. Taton (éd.), Histoire générale des sciences III, vol. I, Le XIXe siècle (Parijs, 1964-1969). |
H.F. Thijssen, Geschiedkundige beschouwingen der ziekten in de Nederlanden, in verband met de gesteldheid des lands en de leefwijze der inwoneren (Amsterdam 1824). |
G.E. Voorhelm Schneevoogt, ‘Hygieine’, De Gids 25 (1861) I, 508-555. |
A.S. Wohl, Endangered lives: public health in Victorian Britain (Cambridge, Mass. 1983). |
J. Zeeman, ‘Programma vanwege de commissie voor geneeskundige statistiek in Nederland’, in: Tijds.NMG 1 (1850) I, 161-169. |
J. Zeeman, ‘Verslag namens de commissie voor geneeskundige statistiek’, in: Tijds.NMG 5 (1854) I, 59-84. |
J. Zeeman, ‘Rapport van de commissie voor statistiek over de lotelingen van de provincie Groningen van 1836-1861’, in: Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 5 (1861), 691-723. |
| |
Hoofdstuk 3
J. van den Akker, Rioleringen (Leiden 1952-'55), 2 dln. Algemeen rapport der Commissie tot het onderzoeken van den aard en de meest geschikte wijze van behandeling van den Aziatische braakloop ('s-Gravenhage 1832). |
L. Ali Cohen (ed.), Handboek der openbare gezondheidsregeling en der geneeskundige politie, met het oog op de behoeften en de wetgeving van Nederland (Groningen 1872). |
F. Altenburg, ‘Eene alleszints menschenlijken zaak’. Het Rotterdamse ‘Waterproject’, 1841-1854 (Doctoraal-scriptie RU Groningen 1990). |
F. Altenburg, ‘De planningsgeschiedenis van het Rotterdamse Waterproject’ in: Rotterdams Jaarboekje IX, 9 (1991), 279-309. |
L. Barendregt, ‘Het Liernurstelsel en Leiden’ in: Leids Jaarboekje 1988, 78-104. |
H.J. van der Beek, E.H. von Baumhauer. Zijn betekenis voor de wetenschap en de Nederlandse economie (Leiden 1963) Diss. UvA. |
H. Bletz, Huisrioleering (Amsterdam 1912). |
J. Bosselaar, Stedelijke rioleringen. Handboek voor studie en practijk betreffende het ontwerpen en aanleggen van stedelijke rioleringen (Deventer/Djakarta 1951). |
J.C. Brown, ‘Coping with crisis? The diffusion of waterworks in late nineteenth-century German towns’ in: Journal of Economic History XLVIII (1988), 307-318. |
C. Cillekens, J. van den Boogard, B.P.A. Gales, Loop naar de pomp. Geschiedenis van de watervoorziening en de waterleiding in Maastricht (Maastricht 1988). |
A. Corbin, Pestdamp en bloesemgeur. Een geschiedenis van de reuk (Nijmegen 1986). Oorspronkelijke uitgave in het Frans: Le miasme et la jonquille. L'odorat et l'imaginaire social, 18e-19e siècles (Paris 1982). |
M. Daru, De kwestie der faecaliën. De afvoer van menselijke uitwerpselen als stadshygiënisch probleem in Nederlandse steden tussen het einde van de achttiende eeuw en het laatste kwart van de negentiende eeuw (Doctoraalscriptie Rotterdam 1985). |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, ‘De Blauwe dood als impuls tot maatschappelijke vernieuwing’ in: Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek XLVII (1984), 91-104. |
R.J. Evans, ‘Epidemics and revolutions: cholera in nineteenth-century Europe’ in: Past and Present 1988, 120, 123-146. |
J.P. Frank, Geneeskundige Staatsregeling, of Verhandeling van die middelen, welke tot aanwas der bevolking, en bevordering der algemeene gezondheid by ons en andere volken zyn in het werk gesteld, of nog aangewend zouden kunnen worden (Leyden/Amsterdam 1797), 6 dln. |
C.A. de Graaf, ‘Rose's waterproject’ in: Rotterdams Jaarboekje 6e reeks II (1954), 177-208. |
J.A. Groen, Een cent per emmer. Het Amsterdamse drinkwater door de eeuwen heen. (Amsterdam 1978). |
| |
| |
P.D. 't Hart, Utrecht en de cholera, 1832-1910 (Utrecht/Zutphen 1990). |
Gottfried Hösel, Unser Abfall aller Zeiten. Eine Kulturgeschichte der Städtereinigung (München 1990). |
E.S. Houwaart, De hygiënisten. Artsen, staat en volksgezondheid in Nederland, 1840-1890 (Groningen 1990). Ook verschenen als diss. Rijksuniversiteit Limburg. |
H. Knippenberg, B. de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). |
F. Liger, Fosses d'aisances, latrines, urinoirs et vidanges. Historique, construction, ventilation, desinfection, études des différentes systèmes, application à l'agriculture, législation et jurisprudence (Paris 1875). |
Dictionnaire historique et pratique de la voirie, de la construction, de la police municipale et de la contiguité. |
G.J. Mulder, Verhandeling over de wateren en lucht der stad Amsterdam en aangrenzende deelen van ons vaderland (Amsterdam 1827). |
Cs.Js. Nieuwenhuijs, Proeve eener geneeskundige plaatsbeschrijving (topographie) der stad Amsterdam (Amsterdam 1816-'20), 4 dln. |
J. van den Noort, Pion of pionier. Rotterdam - gemeentelijke bedrijvigheid in de negentiende eeuw (Rotterdam 1990). |
J.A.S.M. Olvers, Cholera en gemeentebeleid in Dordrecht in de negentiende eeuw (Dordrecht 1982). |
R. Palmer, The water closet. A new history (Newton Abbot 1973). |
C.P. Pous Koolhaas, Middelen tot verbetering van den gezondheidstoestand in steden en meer bijzonder in 's-Gravenhage ('s-Gravenhage 1862). |
Rapport aan den Koning, van de Commissie, benoemd bij Zijner Majesteits besluit van den 16den Julij 1866, No. 68, tot onderzoek van drinkwater in verband met de verspreiding van cholera en tot aanwijzing der middelen ter voorziening in zuiver drinkwater ('s-Gravenhage 1868). |
Rapport der Commissie benoemd door den Gemeenteraad van Amsterdam tot het ontwerpen of voordragen van een plan tot reiniging en reinhouding van den bodem en de wateren van Amsterdam (Amsterdam 1873). |
E.J. Rothuizen, Rioleeringen (Amsterdam 1930) 3e dr., Theorie en practijk. Een serie studieboeken ten dienste van technici. |
J.B.M. Siemerink, De vuilnisverwijdering in Amsterdam, 1673-1804. De rol van het Aalmoezeniersweeshuis bij de organisatie van de afvalverwijdering en de betekenis van de afvalstoffen voor de agrarische sector (Doctoraalscriptie UvA 1979). |
R. Spree, Soziale Ungleichheit vor Krankheit und Tod. Zur Sozialgeschichte des Gesundheitsbereichs im Deutschen Kaiserreich (Göttingen 1981). |
T.J. Stieltjes, N.H. Henket, C.J. de Bruijn Kops, Rapport over de verbetering van het grachtwater te Delft (Delft 1869). |
M. Stokroos, Lood in Nederland. Het gebruik van lood in voorbije eeuwen (Amsterdam 1988). |
A. de Swaan, Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd (Amsterdam 1989). |
J. Swens, De schadelijke gevolgen van de thans in Nederland bestaande riolen, aangetoond in een onderzoek naar de oorzaken van het stinken der grachten en singels van Haarlem (Haarlem 1871). |
H.J. Trip, De reiniging der stad Groningen, in verband met de veenkoloniën in hare voormalige jurisdictiën, van 't begin der vijftiende eeuw tot op den tegenwoordigen tijd (Groningen 1880). |
A.J.J. van der Valk, Amsterdam in aanleg. Planvorming en dagelijks handelen, 1850-1900 (Amsterdam 1989). Diss. UvA. |
J.A. Verdoorn, Het gezondheidswezen te Amsterdam in de 19e eeuw (Nijmegen 1981). Eerder verschenen onder de titel Volksgezondheid en sociale ontwikkeling. Beschouwingen over het gezondheidswezen te Amsterdam in de 19e eeuw (Utrecht/Antwerpen 1965). |
Verzameling van stukken, betreffende het Rapport tot verbetering van het grachtwater te Delft (Delft 1872). |
C. Visser, De rioleering van huis en erf. Leerboek voor den aanleg van inrichtingen tot afvoer van huis- en hemelwater en faecaliën, ten dienste van gemeente- en particuliere architecten, bouwkundigen, bouwkundige opzichters, loodgieters en studeerenden (Deventer 1921). |
I. Vogelzang, De drinkwatervoorziening van Nederland voor de aanleg van drinkwaterleidingen (Gouda 1956) Diss. Utrecht. |
‘Voorlopig verslag der commissie tot onderzoek van de stelsels van afvoer van vuil in de steden’, in: Verslag aan den Koning van de Bevindingen en Handelingen van het Geneeskundig Staatstoezigt in het jaar 1870 ('s-Gravenhage 1871). |
G. van der Wal, E.J. van der Woude, ‘De cholera-epidemie van 1849 te Leeuwarden’ in: De Vrije Fries LXIV (1984), 94-108. |
Evert Werkman, Juffer, heb je een emmertje poep. Een eeuw Amsterdams rioolwater (Amsterdam 1982). |
T. van der Zee, ‘Armoede en cholera in 1832’ in: Economisch-Historisch Jaarboek XXII (1943), 196-250. |
H. van Zon, Een zeer onfrisse geschiedenis. Studies over niet-industriële verontreiniging in Nederland, 1850-1920 (Den Haag/Groningen 1986) Diss. Groningen. |
| |
Hoofdstuk 4
H. Berndt, ‘Hygienebewegung des 19. Jahrhunderts als vergessenes Thema von Stadt- und Architektursoziologie’, Die alte Stadt. Zeitschrift für Stadtgeschichte, Stadtsoziologie und Denkmalpflege XIV (1987), 140-163. |
S.E. Finer, The life and the times of Sir Edwin Chadwick (Londen 1952). |
Stukken betreffende de herziening der geneeskundige wetten en verordeningen in 1841 ('s Gravenhage 1842). |
| |
Hoofdstuk 5
A.A. Beekman, Polders en Droogmakerijen (Den Haag 1909-1912). |
H. en J. Brand (red.), De Hollandse Waterlinie (Utrecht/Antwerpen 1986). |
De Physique Existentie dezes Lands. Jan Blanken, inspecteur-generaal van de Waterstaat (1755-1838) (Amsterdam (Rijksmuseum) 1987). |
Gedenkboek uitgegeven door den Nederlandschen Aannemersbond ter herdenking van zijn vijf en twintig-jarig bestaan 1895-1920 (Bussum 1920). |
R.T. Griffiths, Industrial retardation in the Netherlands 1830-1850 (Den Haag 1979). |
W.H.J. Hol, Inleiding tot de waterbouwkunde. Twintig eeuwen strijd om de beheersing van land en water in de Lage Landen (deel A in de serie Weg- en Waterbouwkunde, onder redactie van J.B. Dumont e.a.) (Amsterdam/Antwerpen z.j.), (1963). |
H. Lintsen, Ingenieurs in Nederland in de negentiende eeuw. Een streven naar erkenning en macht (Den Haag 1980). |
Z.Y. van der Meer, Het opkomen van den Waterstaat als taak van het landsbestuur in de Republiek der vereenigde Provinciën (Delft 1939). |
J.J.M. de Meere, Economische ontwikkeling en levensstandaard in Nederland gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw (Den Haag 1982). |
H.P.H. Nusteling, De Rijnvaart in het tijdperk van stoom en steenkool 1831-1914. Een studie van het goederenverkeer en de verkeerspolitiek in de Rijndelta en het achterland, mede in verband met de opkomst van de spoorwegen en de concurrentie van vreemde zeehavens (Amsterdam 1974). |
B.G.M. Stootman, Oude rijkswegen, Ontstaan, oorspronkelijk en huidig beeld van de oude rijkswegen in Nederland (Utrecht 1989), (Directie Bos- en Landschapsbouw, afd. Verkeerswegen). |
Jan de Vries, Barges and capitalism. Passenger transportation in the Dutch economy (1632-1839) (Utrecht 1981). |
A. van der Woud, Het Lege Land. De ruimtelijke orde van Nederland 1789-1848 (Amsterdam 1987). |
J.L. van Zanden, De economische ontwikkeling van de Nederlandse landbouw in de negentiende eeuw 1800-1914 (Utrecht 1985). |
| |
| |
| |
Hoofdstuk 6
H. Baudet, De lange weg naar de technische universiteit Delft. De Delftse ingenieursschool en haar voorgeschiedenis ('s-Gravenhage 1992). |
De Physique Existentie dezes Lands, Jan Blanken, Inspecteur-Generaal van de Waterstaat (1755-1838), Essaybundel/catalogus verschenen ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Rijksmuseum te Amsterdam van 14 februari t/m 3 mei 1987 (Beetsterzwaag 1987). |
H. Ewijk, Geschiedkundig verslag der dijkbreuken en overstroomingen langs de rivieren in het koningrijk Holland voorgevallen in de louwmaand mdcccix. Opgemaakt en uitgegeven op last en met approbatie van zijne excellentie den minister van eerdienst en binnenlandsche zaken (Amsterdam 1809), 3 dln. |
J.G.W. Fijnje, Beschouwingen over eenige rivieren, waaronder Nederlandsche in verband met de handels- en scheepvaartbelangen enz., ('s-Gravenhage 1884-1888), 3 dln. |
S.J. Fockema Andreae, ‘Centraal Waterstaatsbestuur in Nederland’, in: Publicaties van het Genootschap voor Napoleontische Studieën, 1, 1951, |
Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, 1847-1897 (Den Haag 1897). |
A. Geus, ‘Geschiedkundige beschrijving der overlaten in de provincie Noord- Braband’, in: Handelingen van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Braband, 3e deel, 3e stuk (Breda 1844). |
J. Heering, Nauwkeurige beschrijvinge der overstroomingen, benevens derzelve treurige gevolgen zo buiten als binnen deze Republiek in den jaare 1784 voorgevallen, met kunstplaten (Leiden/Amsterdam 1785). |
H. van Heiningen, Diepers en Delvers. Geschiedenis van de zanden grindbaggeraars (Zutphen 1991). |
C. Koeman, Geschiedenis van de kartografie van Nederland. Zes eeuwen land-en zeekaarten en stadsplattegronden (Alphen aan den Rijn 1983). |
E. van Konijnenburg, Scheiding van Maas en Waal. Beschrijving van den vroegeren waterstaatkundigen toestand in Noordbrabant, alsmede van de werken uitgevoerd voor de verlegging van de Maasmond ('s-Gravenhage 1905). |
C. Lely, Rivieren en rivierwerken, in: N.M. Henket, Ch.M. Schols en J.M Telders (ed.), Waterbouwkunde, 2, afd xi ('s-Gravenhage 1890). |
H. Lintsen, Ingenieurs in Nederland in de negentiende eeuw. Een streven naar erkenning en macht ('s-Gravenhage 1980). |
P.J. de Loor, ‘De provinciale waterstaatsdiensten’, in: Bestuurswetenschappen, 1969, 127-148. |
W.J.M. Maas, De Dijkwet van 1810. Een algemene bijdragewet in de Franse tijd (Rotterdam 1963). |
E. Maaskamp, Geschiedkundige beschrijving van de overstrooming in de Nederlanden in 1820 (Amsterdam 1820). |
J.Z. Mazel, De verdediging der rivierdijken bij ijsgang en hoog opperwater (Leiden 1886). |
Z.Y. van der Meer, Het opkomen van den Waterstaat als taak van het Landsbestuur van de Republiek der Vereenigde Provinciën (Delft 1939). |
H.P.H. Nusteling, De Rijnvaart in het tijdperk van stoom en steenkool, 1831-1914 (Amsterdam 1974). |
Rapport aan Zijne Majesteit Den Koning uitgebragt door de Commissie tot onderzoek der beste rivier-afleidingen ingesteld bij 's-Konings besluit van den 15den Maart 1821, no. 105 ('s-Gravenhage 1827). |
P. van Schaik, Christiaan Brunings. Waterstaat in opkomst (Zutphen 1984). |
L.A.J.W. Sloet en H.F. Fijnje, Beschrijving van den watervloed in Gelderland in maart 1855 (Arnhem 1856). |
T.J. Stieltjes, De Nederlandsche hoofdrivieren en de plannen tot hunne verbetering in populairen toon beschreven door een ‘oud soldaat’ (Nijmegen 1850). |
T.J. Stieltjes, De Nederlandsche hoofdrivieren en de plannen tot hunne verbetering in populairen toon beschreven door een ‘oud soldaat’. 2e stuk, of korte omschrijving der nieuwste voorstellen tot rivierverbetering (Nijmegen 1851). |
G.P. van de Ven, Aan de Wieg van Rijkswaterstaat, Wordingsgeschiedenis van het Pannerdens Kanaal (Zutphen 1976). |
A. van der Woud, Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848 (Amsterdam 1987). |
| |
Hoofdstuk 7
H.C. Arbouw en J.R. Bos, Schakel tussen Noord en Zuid. Geschiedenis van de spoorwegen op het Eiland van Dordrecht. Kwartaal & Teken extra 11 (Dordrecht 1989). |
K.H. Beijen, Geschiedkundige herinneringen aan de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij (Haarlem 1893). |
S. Boom en P. Saal, ‘spoorwegaanleg en het beeld van de eerste helft van de negentiende eeuw’, in: Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 46 (1983), 5-25. |
W. van den Broeke, Financiën en financiers van de Nederlandse spoorwegen 1837-1890 (Zwolle 1985). |
P.W.N.M. Dehing, ‘... Eene soort van dynastie van spoorwegbeambten’. Arbeidsmarkt en spoorwegen in Nederland, 1875-1914 (Hilversum 1989). |
R. Dijksterhuis, Spoorwegtracering en stedebouw in Nederland; Historische analyse van een wisselwerking. De eerste eeuw 1840-1940 (S.l. 1984). |
J.A. Faber, red. Het Spoor. 150 jaar spoorwegen in Nederland (Amsterdam-Utrecht 1989). |
W. Fritschy, ‘spoorwegaanleg in Nederland van 1831 tot 1845 en de rol van de Staat’, in: Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 46 (1983), 180-227. |
W. van der Ham, Tot gerief van de reiziger. Vier eeuwen Amsterdam-Haarlem ('s-Gravenhage 1989). |
M. Hartgerink-Koomans, ‘Handelsbetrekkingen en spoorwegverbindingen in de eerste helft der 19e eeuw. Plannen tot spoorwegbouw in de Noord-Oostelijke provincies 1845-1854’, in: Economisch-Historisch Jaarboek 26 (1956), 1-72. |
M. Hartgerink-Koomans, ‘De Zuiderlijnen. Opzet en bestrijding der spoorlijnen beneden de grote rivieren’, in: Economisch Historisch Jaarboek 30 (1965), 3-76. |
Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij 1839-1889 (Amsterdam 1889). |
D.A.E. Immink, De Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij van 1863-1913 (Utrecht 1913). |
A.H. Jenniskens, Het Spoor. Honderdvijftig jaar spoorweggeschiedenis Maastricht (Maastricht 1985). |
J.H. Jonckers Nieboer, Geschiedenis der Nederlandsche Spoonvegen 1832-1938. Tweede druk (Rotterdam 1938). |
H. Klompmaker en D. Mulder, ‘De treinreiziger in de literatuur. Een historisch consumentenonderzoek aan de hand van Nederlandse literatuur 1830-1980’, in: Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 48 (1985), 169-181. |
G.F. van Reeuwijk, De breedspoorlokomotieven van de H.IJ.S.M. (Alkmaar 1985). |
H. Romers, De spoorwegarchitectuur in Nederland 1841-1938 (Zutphen 1981). |
J.W. Sluiter, Beknopt overzicht van de Nederlandse spoor- en tramwegbedrijven. Tweede druk (Leiden 1967). |
J.H.S.M. Veen, Rails rondom de peperbus (Zwolle [1980]). |
A.J. Veenendaal jr., ‘Gerrit Middelberg, een veelzijdig spoorwegingenieur uit de 19e eeuw’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek JbGBT 1 (1984), 231-255. |
A.J. Veenendaal jr., ‘De kennisoverdracht op het gebied van de spoorwegtechniek in Nederland 1830-1870’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek JbGBT 7 (1990), 54-82. |
J. de Vries, Barges and capitalism; Passenger transportation in the Dutch economy 1632-1839 (Utrecht 1981). |
H. Waldorp, Onze Nederlandse stoomlocomotieven in woord en beeld, Zevende druk (Alkmaar 1986). |
N.J. van Wijck Jurriaanse, De Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij (Rotterdam 1973). |
N.J. van Wijck Jurriaanse, De Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, Deel 1 (Rotterdam 1975). |
| |
| |
| |
Hoofdstuk 8
J.Th.M. Bank, Het roemrijk vaderland. Cultureel nationalisme in Nederland in de negentiende eeuw (Den Haag 1990). |
W. Bruls, D. van Hooff, Grand Hotels van de Benelux (Amsterdam 1991). |
G.A. Coert, Stromen en schutten, vaarten en voorden. Geschiedenis van de natte waterstaat in Drenthe (1400-1985) (Meppel/Amsterdam 1991). |
D. Disco, Made in Delft. Professional engineering in the Netherlands 1880-1940 (Amsterdam 1990) Diss. UvA. |
W. Fritschy, ‘Spoorwegaanleg in Nederland van 1831 tot 1845 en de rol van de staat’, Economisch en Sociaal Historisch Jaarboek xxxxvi (1983), 196-198. |
F. Galesloot, De gemeente uitgelegd. Stadsuitbreidings- en woningbouwpolitiek in Amsterdam in de tweede helft van de 19de eeuw (Den Haag nirov 1983). |
Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs 1847-1897 (Den Haag 1897). |
J. de Haan, Villaparken in Nederland. Een onderzoek aan de hand van het villapark Duin en Daal te Bloemendaal 1897-1940 (Haarlem 1986). |
J. de Haan, Gooische Villaparken. Ontwikkeling van het buitenwonen in het Gooi tussen 1874 en 1940, Haarlem 1990. |
F.L. van Holthoon, De Nederlandse samenleving sinds 1815, wording en samenhang (Assen/Maastricht 1985). |
P. Houwink, Watertorens in Nederland (1856-1915) (Nieuwkoop 1973). |
K.J.P.F.M. Jeurgens, De Haarlemmermeer, een studie in planning en beleid (Amsterdam 1991). |
H. Klompmaker, D. Mulder, ‘De treinreiziger in de literatuur. Een historisch consumentenonderzoek aan de hand van Nederlandse literatuur 1830-1980’, Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek xxxxviii (1985), 173-175. |
H. Knippenberg, B. de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). |
A. Knotter, Economische transformatie en stedelijke arbeidsmarkt. Amsterdam in de tweede helft van de negentiende eeuw (Zwolle/Amsterdam 1991). |
P. Kooij, Stadsgeschiedenis (Cahiers voor Lokale en Regionale Geschiedenis nr 4) (Zutphen 1989). |
H. Lintsen, Ingenieurs in Nederland in de negentiende eeuw. Een streven naar erkenning en macht (Den Haag 1980). |
H. Lintsen, Ingenieur van beroep; historie, praktijk, macht en opvattingen van ingenieurs in Nederland (Den Haag 1985). |
H. Romers, De spoorwegarchitectuur in Nederland 1841-1938 (Zutphen 1981). |
C.J.H. Schepel, Wegenrecht in Nederland (Groningen 1895). H. Schippers, Van tusschenlieden tot ingenieurs (Hilversum 1989). |
W. Schivelbusch, Geschichte der Eisenbahnreise. Zur Industrialisierung von Raum und Zeit im 19. Jahrhundert (Frankfurt am Main 1989, 2e dr). |
H. Schmal, ‘Knellende stedelijke banden geslaakt? Railvervoer en het wonen tot aan de eerste wereldoorlog, in het bijzonder in en rond Amsterdam’, Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek xxxxvi (1983), 93-112. |
D.J. Storm Buysing, Handleiding tot de kennis der waterbouwkunde (Breda 1844-1845). |
P.J.W. Teding van Berkhout, De landaanwinning op de Friesche Wadden en hare noodzakelijkheid, uitvoerbaarheid en voordeelen, beschouwd en toegelicht, (Zwolle 1867). |
A.J. Thurkow, ‘Stoombemaling als kwaliteitsfactor in drie droogmakerijen in de periode 1840-1850’, in: Nederlandse Geografendagen, artikelenbundel (Utrecht 1986), 369-375. |
A.J. Thurkow, ‘De invoering van het centrifugaal stoomgemaal, een 19e-eeuwse vernieuwing’, in: Geografisch Tijdschrift xxi (1987), 228-239. |
Th. van Tijn, Twintig jaren Amsterdam. De maatschappelijke ontwikkeling van de hoofdstad, van de jaren '50 der vorige eeuw tot 1876 (Amsterdam 1965). |
Th. van Tijn, ‘Het Noordhollandse zeehavengebied, vóór en na de openstelling van het Noordzeekanaal’, Tijdschrift voor Geschiedenis lxxix (1966), 279-319. |
A. van der Valk, Amsterdam in aanleg. Planvorming en dagelijks handelen 1850-1900, Amsterdam (Planologisch Demografisch Instituut UvA 1989). |
B. Vreeken, E. Wouthuysen, De Grand Hotels van Amsterdam. Opkomst en bloei sinds 1860 (Den Haag 1987). |
M. Wagenaar, ‘De trek naar buiten; suburbanisatie vanuit Amsterdam rond de eeuwwisseling’, Geografisch Tijdschrift knag Nwe reeks xiv (1982), 342-351. |
M. Wagenaar, Amsterdam 1876-1914. Economisch herstel, ruimtelijke expansie en de veranderende ordening van het stedelijk grondgebruik, Amsterdamse Historische Reeks nr 16 (Historisch Seminarium UvA) 1990. |
J.L. van Zanden, De economische ontwikkeling van de Nederlandse landbouw in de negentiende eeuw 1800-1914 (Utrecht 1985). |
| |
Hoofdstuk 10
A. van Alten, ‘Het Utrechtse boekbedrijf rond 1800. Een aanzet tot reconstructie’, in: De Negentiende Eeuw, 14 (1990), 133-146. |
A. Aspinall, Politics and the press 1780-1850 (London 1949). J.J. Belinfante, Over eenige middelen tot opbeuring van den boekhandel in Nederland (Den Haag 1841). |
J. Blokker, De wond'ren werden woord en dreven verder (Amsterdam 1989). |
P.Th.F.M. Boekholt, ‘De Nederlander gaat naar school’, in: F.L. van Holthoon (red.), De Nederlandse samenleving sinds 1815 (Assen 1985). |
O. Boonstra, ‘“De waardij van eene vroege opleiding”. Een kwantitatief onderzoek naar de oorzaken van alfabetisme, schoolgaan en schoolverzuim in Zuid-Oost Brabant in de negentiende eeuw’, in: Noordbrabants Historisch Jaarboek 8 (1991), 48-76. |
E.P. de Booy, Weldaet der scholen. Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der negentiende eeuw (z.p.z.j. 1977). |
E.P. de Booy, Kweekhoven der wijsheid. Basis- en vervolgonderwijs in de steden van de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der negentiende eeuw (Zutphen 1980). |
E.P. de Booy, ‘Volksonderwijs in de noordelijke Nederlanden’, in: Algemene geschiedenis der Nederlanden, vii (Haarlems 1980). |
L.W. de Bree, Het platteland leert lezen en schrijven (Amsterdam 1947). |
H. Brouwer, ‘Leescultuur in Zwolle: boekaanschaf en boekgebruik (1777-1854). Schets van een onderzoeksproject’, in: Zwols Historisch Jaarboek, 4 (1987), 47-69. |
I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de negentiende eeuw (10e druk; Utrecht 1978). |
S.S. Coronel, Middelburg voorheen en thans (Middelburg 1859). |
R. Darnton, ‘First steps toward a history of reading’, in: Australian Journal of French Studies, 23 (1986), 5-30. |
S. Derks, Om het boek en de centen (Doctoraalscriptie sociaaleconomische geschiedenis, Nijmegen 1989). |
B.P.M. Dongelmans, ‘Over boekenslijters, boekverkopers en uitgevers in de negentiende eeuw. Enkele ontwikkelingen’, in: J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt (red.), Balans en perspectief van de Nederlandse cultuurgeschiedenis (Amsterdam 1991), 101-115. |
A.H.J. Engels, Fabrieksmenschen (Leiden 1907). |
J.W. Enschedé, A.C. Kruseman, 2 delen (Amsterdam 1899). |
J.C.A. Everwijn, Beschrijving van handel en nijverheid in Nederland, ii (Den Haag 1912). |
H.G. Fokkens, Het wagenmakersbedrijf in Friesland (Arnhem 1967). |
W. Frijhoff, ‘Naissance d'un public réformé’, in: Encyclopedia universalia: le grand atlas des litératures (Paris 1990). |
H. Furstner, Geschichte des Niederländischen Buchhandels (Wiesbaden 1985). |
| |
| |
J.W. Gerhard, ‘Over “Schund”-litteratuur, hare oorzaken en hare bestrijding’, in: De Boekzaal, iv (1910), 31-40, 59-72. |
J. Giele, Arbeidersleven in Nederland 1850-1914 (Nijmegen 1979). |
J. Giele, Een kwaad leven (heruitgave van de Enquete betreffende de werking en uitbreiding der wet van 19 september 1874 (Staatsblad No. 130) en naar den toestand van fabrieken en werkplaatsen (Sneek 1887), bezorgd door J. Giele), 3 delen (Nijmegen 1981). |
H.E. Greve, Geschiedenis der leeszaalbeweging in Nederland (Den Haag 1933). |
C. Hemmes, ‘Leesbevordering in de 19e en 20e eeuw’, in: CLC-KLC-Bulletin (april 1986), 5. |
E.W. Hofstee, Korte demografische geschiedenis van Nederland van 1800 tot heden (Haarlem 1981). |
W.H.P.M. van Hooff, In het rijk van de Nederlandse Vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid 1825-1914 (Amsterdam 1990). |
J.A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914 (Nijmegen 1976). |
J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, ‘Het lezerspubliek als object van onderzoek’, in: De Nieuwe Taalgids, 79 (1987), 14-31. |
J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, ‘Bij Van Benthem geboekt’, in: W. van den Berg en H. Stouten, Het woord aan de lezer (Groningen 1987), 142-165. |
J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, ‘In andermans boeken is het duister lezen’, in: Forum der Letteren, 29 (1988), 29-41. |
J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, Leescultuur in Middelburg aan het begin van de negentiende eeuw (Middelburg 1988). |
H. Knippenberg, Deelname aan het lager onderwijs in Nederland gedurende de negentiende eeuw (Amsterdam 1986). |
H. Knippenberg en B. de Pater, De eenwording van Nederland (Nijmegen 1988). |
A.C. Kruseman, De Fransche wetten op de Hollandsche drukpers (Amsterdam 1889). |
A.C. Kruseman, Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel, gedurende de halve eeuw 1830-1880, 2 delen (Amsterdam 1886-1887). |
N. Kuik, De geschiedenis van drukkerij De Lange/Van Leer (Deventer 1977). |
L. Kuitert, ‘De second-hand handel. Een doorbraak op het gebied van goedkope lectuur’, in: De Negentiende Eeuw, 15 (1991), 185-202. |
O.S. Lankhorst, ‘“Ravo's en flaneurs”. Katholieke journalistiek tot 1920’, in: Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis tot 1920, 12 (1989), 50-65. |
J.H.G. Lenders, De burger en de volksschool (Nijmegen 1988). |
J. van Lennep, ‘De omroeper’ in De Nederlanden (1841; herdruk Haarlem 1980). |
J. van Lennep, ‘De aanspreker’ in De Nederlanden (1841; herdruk Haarlem 1980). |
M. Matthijsen, Het literaire leven in de negentiende eeuw (Leiden 1987). |
R. van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan. A.W. Sijthoff te Leiden, 1851-1891 (Amsterdam 1891). |
R. van der Meulen, Het boek in onze dagen; beschreven en afgebeeld (Leiden 1892). |
R. van der Meulen, De boekenwereld (Leiden 1897). |
H. Mol, Memoires van een havenarbeider (Nijmegen 1980). |
F. Nagtglas, Wat het was en wat het werd. Een blik op het maatschappelijk leven van de laatste zestig jaar (Utrecht 1894). |
W. van der Pas, De strijd voor het katholieke boek (Amsterdam 1949). |
J.W.M. Peynenburg, Judocus Smits en zijn Tijd (Amsterdam 1976). |
J.D. Popkin, ‘The book trades in western Europe during the revolutionary era’, in: The Papers of the Bibliographical Society of America, 78 (1984), 403-445. |
H.J. Prakke, Kerkgang om nieuws (Assen 1955). |
A. de Regt, Arberidersgezinnen en beschavingsarbeid (Amsterdam 1984). |
H.J. Scheffer, In vorm gegoten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad in de negentiende eeuw (Leiden 1960). |
M. Schneider en J. Hemels, De Nederlandse krant (4e druk; Baarn 1979). |
P. Schneiders, Lezen voor iedereen. Geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland (Den Haag 1990). |
B. van Selm, ‘“Almanacken, lietjes, en somwijl wat wonder, wat nieus”. Volkslectuur in de noordelijke Nederlanden (1480-1800): een onbekende grootheid’, in: Leidschrift, 5 (1989), 33-68. |
L. Simons, ‘Goedkoope boeken en hun verspreiding’, in: De ploeg, v (1912-1913), 119-128. |
A. Smit, ‘Letter en lezer. De gothische letter in de negentiende-eeuwse volkslectuur’, in: De Negentiende Eeuw, 14 (1990), 159-170. |
S. Thissen, Pastoor tussen vervelende godheden (doctoraal scriptie Maatschappijgeschiedenis, Rotterdam 1990). |
Vereeniging ter bevordering van fabrieks- en handwerksnijerheid in Nederland, Afdeeling Utrecht, Rapport inzake een zestal vragen van het hoofdbestuur betreffende den arbeidersstand (z.p. 1871). |
Th.W.M. Veld, Volksonderwijs en leerplicht. Een historisch-sociologisch onderzoek naar het ontstaan van de Nederlandse leerplicht 1860-1900 (z.p.z.j. [1987]). |
Verslag van den staat en werkzaamheden van den Nederlandschen Protestantenbond (Amsterdam 1899). |
N. Versluis, ‘Katholieken hebben niets tegen lezen’, in: CLC-KLC-Bulletin (april 1986), 10-12. |
J. de Vries, De Nederlandse ecoomie tijdens de twintigste eeuw (Utrecht 1973). |
A.M. van der Woude, ‘De alfabetisering’, in: Algemene geschiedenis der Nederlanden, vii (Haarlem 1980), 257-264. |
J.L. van Zanden, ‘Kosten van levensonderhoud en loonvorming in Holland en Oost-Nederland 1600-1850’, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 11 (1985), 309-323. |
| |
Hoofdstuk 11
1850-1950: honderd jaren papierfabriek knp (Maastricht 1950). |
J. Baesjou, Littera eget scheda. De geschiedenis van een Amsterdamse papiergroothandel (Amsterdam 1952). |
Bedenkingen tegen de opheffing van het verbod van uitvoer van lompen (Wormerveer 1854). |
Bedenkingen tegen eene verlaging van het uitgaand regt op lompen (Wormerveer 1858). |
C. Blokker, ‘Papierbereiding in ons land, voorheen en thans’, in: Vragen van den Dag (1898), 145-161. |
P. Boer, ‘De eerste papiermachine in Gelderland’, in: De Papierwereld, 9e jaargang (juni 1955), 287-291. |
G. Bolten en A. Nijboer, De omschakeling van windkracht op stoomkracht in een viertal traditionele Zaanse windindustrieën 1850-1914, een bijdrage tot de geschiedenis van de industrialisatie in Nederland (Doctoraal scriptie, Utrecht z.j.) |
I.J. Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw 2 delen ('s-Gravenhage 1956). |
I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw (4e druk; Utrecht 1959). |
I.J. Brugmans, Paardenkracht en mensenmacht. Sociaal-economische geschiedenis 1795-1940 (2e druk; 's-Gravenhage 1976). |
M.J. Brusse, Hoe het bosch papier wordt (Rotterdam 1917). |
Bijdragen van het Statistisch Instituut (Amsterdam 1890). |
A. Callewaert, Keuze van technologie: een onderzoek naar de invoering van de eerste papiermachine in Nederland bij Van Gelder Schouten & Compagnie. (Doctoraal scriptie, Amsterdam 1988). Catalogus der tentoonstelling van hulpmiddelen voor den boekhandel augustus 1881 (Amsterdam 1881). |
D.C. Coleman, The British paper industry 1494-1860. A study in industrial growth (Oxford 1958). |
H.G.D. Cramer, ‘Papiermakerij in vroeger tijd’, in: Bijdragen en mededeelingen van de Vereniging Gelre, xiv (1911), 233-244. |
Die internationale Papier- und Zellstoffindustrie (Basel 1929). |
J.T. Cremer, ‘Papier’, in: De Economist, i (1886), 565-575. |
| |
| |
E. Dinkelaar, Een beschrijving van de invoering van de papier- en stoommachine in de Nederlandse papierindustrie (Doctoraal scriptie, Wageningen 1982). |
G. Doorman, Het Nederlandsch octrooiwezen en de techniek der 19e eeuw ('s-Gravenhage 1947). |
Een woord over nieuwe grondstoffen voor papier, met monsters van de proeven, geleverd op de Algemeene Tentoonstelling van Nederlandsche Nijverheid en Kunst, gehouden te Amsterdam in het Paleis van Volksvlijt (Amsterdam 1866). |
J.C.A. Everwijn, Beschrijving van handel en nijverheid in Nederland, ii (Den Haag 1912). |
J.R. Eysink Smeets, ‘Van waterradmolen tot papierfabriek’, in: Tijdschrift voor economische en sociale geografie, 39e jaargang (1948), 455-462. |
Festschrift 1872-1922 zum 50 jährigen Jubiläum des Vereins Deutscher Papierfabrikanten (Berlin 1922). |
Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan der ‘Berghuizer Papierfabriek voorheen B. Cramer’ (Wapenveld 1911). |
T.J.A. Geurten, 125 jaar Tielens Papier 1838-1963 (Meerssen 1963). |
J. Giele, Een kwaad leven (heruitgave van de Enquete betreffende de werking en uitbreiding der wet van 19 september 1874 (Staatsblad No. 130) en naar den toestand van fabrieken en werkplaatsen (Sneek 1887), bezorgd door J. Giele) 3 delen (Nijmegen 1981). |
R.T. Griffiths, Industrial retardation in the Netherlands 1830-1850 (Den Haag 1979). |
R.T. Griffiths, ‘Ambacht en nijverheid in de Noordelijke Nederlanden 1770-1844’, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, x (Haarlem 1981), 219-252. |
D. Grothe, Mechanische technologie, ten dienste van het middelbaar onderwijs, een leerboek voor fabriekanten en industriëelen en een leesboek voor beschaafden (Gorinchem 1866). |
E. Haylock, ‘Paper’, in: T.I. Williams (ed.), A history of technology, vi part i (Oxford 1978), 607-621. |
R.H. Hills, Papermaking in Britain 1488-1988. A short history (London 1988). |
T. Hoffscholte, Waar het honderd jaar om papier gaat: Lutkie & Smit Papier Amsterdam-Culemborg 1877-1977 (Culemborg 1977). |
P.N. Höweler, ‘Houtslijp’, in: De Papierwereld, 6e jaargang (maart 1952), 259-266. |
J. de Iongh, Van Gelder Zonen 1784-1934 (Haarlem 1934). |
F.A. Janssen, Zetten en drukken in de achttiende eeuw. David Wardenaar's Beschrijving der boekdrukkunst (1801) (2e druk; Haarlem 1986). |
J.A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914 (Reprint; Nijmegen 1976). |
H. Knippenberg en B. de Pater, De eenwording van Nederland (2e druk; 1990). |
C.T. Kokke, De Veluwse papiermolen (3e druk; Arnhem 1977). Koninklijke Nederlandse Papierfabriek: een industrieel-archeologische verkenning (Deelrapport 4 van de Stichting Werkgroep Industrieële Archeologie Maastricht; Maastricht 1989). |
I.P. Leif, An international sourcebook of paper history (Hamden 1978). |
G.C.P. Linssen, Verandering en verschuiving. Industriële ontwikkeling naar bedrijfstak in Midden- en Noord-Limburg, 1839-1914 (Tilburg 1969). |
E.G. Loeber, ‘Backgrounds of the Dutch paper trade’, in: iph Information, 1/2 (1978), 19-22. |
P. Nijhof, Langs monumenten van papier- en grafische industrie in Nederland (Zutphen 1986). |
Onze eeuw. Gerhard Loeber 1846-1946 (Amsterdam 1946). |
J. Overton, ‘A note on technical advances in the manufacture of paper before the nineteenth century’, in: C. Singer a.o. (eds.), A history of technology, iii (Oxford 1957), 411-416. |
C. Pels, ‘Boek en papier’, in: Vijf eeuwen boek in Nederland (Haarlem 1940), 243-286. |
C. Pels, ‘De eerste papiermachine in Nederland’, in: De Papierwereld (kerstnummer 1949), 24-26. |
U. Proost, Twee eeuwen Brandt en Proost (Amsterdam 1942). |
N.W.P. Rauwenhoff, Papierbereiding (Amsterdam 1854). |
S. Sarphati, ‘Geschiedenis der tentoonstellingen van volksvlijt in Nederland’, in: De Volksvlijt (1861), 189-246; 341-397. |
H.J. Scheffer, In vorm gegoten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad in de negentiende eeuw (2e druk; 's-Gravenhage 1981). |
B. Schierbeek, Drie vel in het wapen: 250 jaar nv Berghuizer Papierfabriek v/h B. Cramer (Wapenveld 1961). |
L.B. Schlosser, ‘Papermaking and the Industrial Revolution: the search for new fiber’, in: iph Information, 4 (1981), 106-118. |
J.M.J. van Term, Nieuwe Biesen/knp (Reeks Maastrichts silhouet nr. 30; Maastricht 1989). |
B.W. Veer, ‘De papiernijverheid, een eeuw geleden’, in: De Papierwereld, 4e jaargang (15 juni 1950), 422-423. |
W. Visser, Van schepvorm tot papiermachine: overzicht der witte kunst in Nederland (Haarlem 1954). |
H. Voorn, De uitvinding van papier (Amsterdam 1950). |
H. Voorn, ‘Twee episoden uit de geschiedenis der houtslijp’, in: De Papierwereld, 6e jaargang (november 1951), 123-128. |
H. Voorn, De papiermolens in de provincie Noord-Holland (Geschiedenis der Nederlandse papierindustrie i; Haarlem 1960). |
H. Voorn, De papiermolens in de provincie Zuid-Holland alsmede in Zeeland, Utrecht, Noord-Brabant, Groningen, Friesland, Drenthe (Geschiedenis der Nederlandse papierindustrie ii; Wormerveer 1973). |
H. Voorn, Papierfabricage in de eerste helft der negentiende eeuw (Den Haag 1975). |
H. Voorn, J. Hollestelle en G.D. Cornelissen de Beer, De papiermolens in de provincie Gelderland alsmede in Overijssel en Limburg (Geschiedenis der Nederlandse papierindustrie iii; Haarlem 1985). |
I.P. Vooys, ‘Papierfabricage, drukkerij’, in: L.A. van Royen en I.P. de Vooys, Mechanische technologie, ii 3e stuk (Gorinchem 1921). |
B.W. de Vries, De Nederlandse papiernijverheid in de negentiende eeuw (Den Haag 1957). |
Waar water werk verschaft. Catalogus bij de tentoonstelling over de ontwikkeling van de papiernijverheid tot -industrie en de wasserijen op de Veluwe - in het bijzonder Apeldoorn - van 1600 tot 1940 (Apeldoorn 1983). |
O. de Wit, Papierfabricage in Nederland in de negentiende eeuw. Van molen naar fabriek (Stichting Historie der Techniek iv; 's Gravenhage 1990). |
A. van der Woud, Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848 (Amsterdam 1987). |
P.G. van IJsselmuiden, Binnenlandse Zaken en het ontstaan van de moderne overheidsbureaucratie in Nederland 1813-1940 (Kampen 1988). |
| |
Hoofdstuk 12
H. Barnikel, Friedrich Koenig, ein früher Industriepionier in Bayern. Die Gründung der ersten Druckmaschinenfabrik der Welt (Oberzell bei Würzburg 1817) und der ersten Maschinenpapierfabrik in Bayern (Münsterschwarzach) (München 1965). |
F. Baudin, ‘Het Belgische boek’, in: Anderhalve eeuw boektypografie 1815-1965 (Amsterdam 1965), 293-303. |
F.A. Brekelmans, Twee eeuwen Broese. Gedenkboek bij het 200-jarig bestaan van de Koninklijke drukkerij Broese en Peereboom BV te Breda (Breda 1984). |
IJ. Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw, ii ('s-Gravenhage 1956). |
I.J. Brugmans, Paardenkracht en mensenmacht. Sociaal-economische geschiedenis van Nederland 1795-1940 (Den Haag 1983). |
F. Büchner, Hundert Jahre Geschichte der Maschinenfabrik Augsburg-Nürnberg (Z.p.z.j.). |
Catalogus der tentoonstelling van hulpmiddelen voor den boekhandel augustus 1881 (Amsterdam 1881). |
Catalogus van voorwerpen betrekking hebbende op de geschiedenis van het bedrijf der firma Joh. Enschedé en Zonen en van voortbrengselen van de verschillende takken harer werkzaamheid tentoongesteld
|
| |
| |
ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het bedrijf der firma op 21 juni 1903 (Haarlem 1903). |
Catalogus van de typografische verzameling van Joh. Enschedé en Zonen (Haarlem 1916). |
C. Clair, A history of European printing (London 1976). |
M. Clapham, ‘Printing’, in: C. Singer a.o. (eds.), A history of technology, iii (Oxford 1957), 377-410. |
P.M. van Cleef Jzn, Handboek ter beoefening der boekdrukkunst in Nederland voorafgegaan van eene beknopte geschiedenis dezer kunst, 's-Gravenhage 1844. (Fotoherdruk, voorzien van een inleidende studie door F.A. Janssen; Amsterdam 1974). |
H. Diederichs, Een stad in verval. Amsterdam omstreeks 1800 (Amsterdam 1982). |
G. Doorman, Het Nederlandsch octrooiwezen en de techniek der 19e eeuw ('s- Gravenhage 1947). |
J.W. Enschedé, A.C. Kruseman, 2 delen (Amsterdam 1899). |
J.W. Enschedé, Het bedrijf der Enschedé's (Haarlem 1903). |
J.W. Enschedé, De boek- en handelsdrukkerij C.A. Spin & Zoon te Amsterdam 1819-1919. Gedenkboek bij haar honderdjarig bestaan (Amsterdam 1919). |
J.W. Enschedé, ‘Nederlandsche boekdruk in de negentiende en twintigste eeuw’, in: Catalogus der Tentoonstelling van de ontwikkeling der boekdrukkunst in Nederland (Haarlem 1923), 41-47. |
J.W. Enschedé, Het Grafische Grootbedrijf der Naamloze Vennootschappen Koninklijke Boek- en Lichtdrukkerij Koninklijke Steendrukkerij voorheen Corns. Immig & Zoon Rotterdam (Rotterdam 1923). |
50 Jahre Linotype: Werden und Wachsen einer weltumspannenden Erfindung (Berlin 1934). |
R. van Gelder, ‘Techniek in twee dimensies: de machinecatalogus’, in: Geordend en gedrukt. Vier eeuwen Nederlandse handelscatalogi (Amsterdam 1895), 70-85. |
J. Giele (red.) Een kwaad leven (Heruitgave van de Enquete betreffende de werking en uitbreiding der wet van 19 september 1874 (Staatsblad No. 130) en naar den toestand van fabrieken en werkplaatsen (Sneek 1887), bezorgd door J. Giele), 3 delen (Nijmegen 1981). |
L.A. van Heijningen, sdu. De eerste vier eeuwen drukken, uitgeven en vormgeven voor en na privatisering ('s-Gravenhage 1988). |
W.H.P.M. van Hooff, In het rijk van de Nederlandse Vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid 1825-1914 (Amsterdam 1990). |
W.H.P.M. van Hooff, De Nederlandse machinefabrieken, 1825-1914. Overzicht en bibliografie (Amsterdam 1990). |
R.E. Huss, The development of printer's mechanical typesetting methods 1822-1925 (New York 1973). |
F.A. Janssen, Over houten drukpersen (Amsterdam 1977). |
F.A. Janssen, Zetten en drukken in de achttiende eeuw. David Wardenaar's Beschrijving der boekdrukkunst (1801) (2e druk; Haarlem 1986). |
F.A. Janssen en J. Bouman, De boekdrukkerij. Johan Coenraad Zweijgardt's Beknopte beschrijving over den oorsprong, uitvinding en verdere volmaking der boekdrukkunst. Benevens eene handleiding over de inrigting, werkingen en vereischten eener boekdrukkerij. Met eene naauwkeurige opgave van al de formaten [1822] (Haarlem 1986). |
F.A. Janssen, ‘Der Beginn der Industrialisierung der Technik der Buchherstellung in Holland’, in: Archiv für Geschichte des Buchwesens, Band 29 (1987), 316-323. |
J.A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914 (Reprint; Nijmegen 1976). |
A. Knotter, Economische transformatie en stedelijke arbeidsmarkt. Amsterdam 1850-1900 (Zwolle 1991). |
L.B. Korthuis, ‘Vijftig jaren technische ontwikkeling in de boekdruk (met aantekeningen over de diepdruk)’, in: Drukkersweekblad, 44 (31 oktober 1959), 1112-1119. |
H. van Krimpen, Boek over het maken van boeken (Veenendaal 1986). |
H. van Krimpen, ‘De Drukkers Jaarboeken van Berend Modderman’, in: De Boekenwereld, 4 (april 1991), 123-138. |
A.C. Kruseman, Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel, gedurende de halve eeuw 1830-1880, 2 delen (Amsterdam 1886-1887). |
N. Kuik, De geschiedenis van drukkerij De Lange/Van Leer (Deventer 1977). |
A. Kuipers, A. van der Veen Oomkens, een Groningse lettergieterij in de negentiende eeuw (Groningen 1987). |
De lettergieterij van Joh. Enschedé en Zonen. Gedenkschrift ter gelegenheid van haar honderdvijftig-jarig bestaan op 9 maart 1893 (Haarlem 1893). |
F. van der Linden, In linnen gebonden. Nederlandse uitgeversbanden van 1840 tot 1940 (Veenendaal 1987). |
G.C.P. Linssen, Verandering en verschuiving: industriële ontwikkeling naar bedrijfstak in Midden- en Noord-Limburg 1839-1914 (Tilburg 1969). |
H.W. Lintsen, De Registers van de Dienst voor het Stoomwezen. Een bronnenuitgave van het Register 1856-1858, i (Amsterdam 1989). |
R. van der Meulen, De courant, 2 delen (Leiden 1884). |
R. van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan. A.W. Sijthoff te Leiden 1851-1 januari-1891 (Amsterdam 1891). |
R. van der Meulen, Het boek in onze dagen (Leiden 1892). |
R. van der Meulen, De boekenwereld (Leiden 1897). |
C. Mommaas Czn, Lettergieterij, Boek- en Plaatdrukkerij (Amsterdam 1860). |
J. Moran, Printing presses. History and development form the fifteenth century to modern times (London 1973). |
J. Moran, The composition of reading matter (London 1965). |
J.T. Mouton, ‘De opleiding van den handwerksman in Nederland’, in: Vragen des Tijds, i (1881), 81-90. |
L. Neipp, Les machines a imprimer depuis Gutenberg (Paris 1951). |
G.W. Ovink, Honderd jaren lettergieterij in Amsterdam (Amsterdam 1951). |
G.W. Ovink, ‘Anderhalve eeuw boektypografie in Nederland’, in: Anderhalve eeuw boektypografie 1815-1965 (Amsterdam 1965), 335-360. |
G.W. Ovink, Kastanjes uit het vuur. Inventie en innovatie in de grafische technieken (Amsterdam 1979). |
G. Ploos van Amstel, Portret van een koopman en uitvinder: Cornelis Ploos van Amstel (Assen 1980). |
U. Proost, Twee eeuwen Brandt en Proost (Amsterdam 1942). |
L. Ronner, De hedendaagsche grafische technieken (Amsterdam 1916). |
L. Ronner, ‘Boek, handwerk en machine’, in: J. Diedrich (red.) Vijf eeuwen boek in Nederland (Haarlem 1940), 123-193. |
T. Routlegde, Discoveries and inventions of the nineteenth century (Reprint; London 1989). |
H.J. Scheffer, Henry Tindal. Een ongewoon heer met ongewone besognes (Bussum 1976). |
H.J. Scheffer, In vorm gegoten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad in de negentiende eeuw ('s Gravenhage 1981). |
C. Schook, Handboekje voor letterzetters, boekdrukkers en correctors, 1854 & 1860. (Fotoherdruk, voorzien van een inleidende studie door F.A. Janssen; Amsterdam/Maarssen 1981). |
K.E. Sluyterman, Winnen met papier. Vijftig jaar uit de 250-jarige geschiedenis van Proost en Brandt, 1942-1992 (Diemen 1992). |
H. Smits, De Nederlandsche arbeidersbeweging in de negentiende eeuw (Rotterdam 1902). |
S.H. Steinberg, Five hundred years of printing (3e druk; Harmondsworth 1974). |
W. Turner Berry, ‘Printing and related trades’, in: C. Singer a.o (eds.), A history of technology, v (Oxford 1958), 683-715. |
M. Twyman, Printing 1770-1970; an illustrated history of its development and uses in England (London 1970). |
T. van Tijn, Twintig jaren Amsterdam (Amsterdam 1965). |
B.W. van der Veen, De verbeterde Nederlandsche letterkast (Tiel 1852). |
W. Visser, De papieren spiegel. Honderd-vijf-en-twintig jaar Algemeen Handelsblad 1828-1953 (Amsterdam 1953). |
I.P. de Vooys, ‘De ontwikkeling van de drukpers’, in: De Ingenieur 1913, nr. 9, 149-165. |
I.P. de Vooys, Leerboek der mechanische technologie, ii, 3de stuk: Papierfabricage en drukkerij (Gorinchem 1921). |
| |
| |
F. van der Wal, De oudste vakbond van ons land 1866-1916. Ontstaan en vijftigjarige werkzaamheid van den Algemeenen Nederl. Typografenbond (Nijmegen 1915). |
W.J. Wieringa, Ten dienste van bedrijf en gemeenschap (Amsterdam 1959). |
W. Wilkes, Die Entwicklung der eisernen Buchdruckerpresse (Z.p. 1983). |
H.J. Wolf, Schwarze Kunst. Eine illustrierte Geschichte der Druckverfahren (Frankfurt am Main 1981). |
J.L. van Zanden, De industrialisatie van Amsterdam 1825-1914 (Bergen 1987). |
| |
Hoofdstuk 13
C.H. Bohn en zijn opvolgers 1752-1952 (Haarlem 1952). |
A.C. Kruseman, ‘Pieter François Bohn’, in: Adresboek voor den Nederlandschen Boekhandel (1873), 190-196. |
Verslag van den toestand der gemeente Haarlem (1856-1871). |
| |
Hoofdstuk 14
P.J. Anderson, ‘A revolution in popular art’: pictorial magazines and the making of a mass culture in England 1832-1860', in: Journal of Newspaper and Periodical History, 6 (1990), 16-27. |
Ch. Brightly, The method of founding stereotype. An essay on the origin and progress of stereotype printing (1809; herdruk London 1982). |
J. Buchanan-Brown, ‘British wood-engravers c. 1820 - c. 1860: a checklist’, in: Journal of the Printing Historical Society, 17 (1982/83), 31-62. |
W. Chappell, A short history of the printed word (New York 1970). |
D.T.L.S., ‘De houtgravure in Nederland in de 19e eeuw’, in: Mededeelingen van de Dienst voor Kunsten en Wetenschappen der Gemeente 's Gravenhage, maart 1939. |
L. Dasberg en J.W.G. Jansing, Meer kennis, meer kans. Het Nederlandse onderwijs 1843-1914 (Haarlem 1978). |
J.W. Enschedé, A.C. Kruseman, 2 delen (Amsterdam 1899). |
J.W. Enschedé, De boek- en handelsdrukkerij C.A. Spin en Zoon te Amsterdam 1819-1919 (Amsterdam 1919). |
J.W. Enschedé, ‘De steendrukkunst in Nederland tot omstreeks 1840’, in: Het Tarief, 5 november 1921. |
J.W. Enschedé, ‘De eerste steendrukker in Holland’, in: Het Tarief, 7 juli 1923. |
C.H. van Fenema, ‘Hollandse houtgraveurs in de 19e eeuw’, in: Historische Avonden. Geschiedkundige Opstellen uitgegeven door het Historisch Genootschap te Groningen, iiie bundel (1916), 163-180. |
B. Gascogne, Prentkunst en drukwerk. Een complete handleiding voor het herkennen van manuele en machinale drukprocédés van houtsnede tot inktjet printing (Amsterdam 1988). |
J. Gram, Hoe een koninklijke giftbrief kunst en nijverheid tot voordeel kan zijn (Leiden 1905). |
M. Jackson, The pictorial press. Its origin and progress (London 1885). |
A.C. Kruseman, Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel, gedurende de halve eeuw 1830-1880, 2 delen (Amsterdam 1886-1887). |
F. van der Linden, De grafische technieken (De Bilt 1979). |
J.A. van der Linden, Topographische en militaire kaart van het Koninklijk der Nederlanden (Bussum 1973). |
J.H.M. van der Marck, Romantische boekillustratie in België (1822-1869) (Roermond 1956). |
H. Marres-Schretlen, De lithografie in Nederland 1809-1830 Doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis Vrije Universiteit (Amsterdam 1985). |
M. Melot, The art of illustration (New York 1984). |
M. Melot, ‘Le texte et l'image’, in: Histoire de l'édition française, iii (1985), 286-311. |
R. van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan. A.W. Sijthoff te Leiden 1851-1891 (Amsterdam 1891). |
R. van der Meulen, Het boek in onze dagen; beschreven en afgebeeld (Leiden 1892). |
M. de Meyer, De volks- en kinderprent in de Nederlanden van de 15e tot de 20e eeuw (Antwerpen, Amsterdam 1962). |
M. de Meyer, Volksprenten in de Nederlanden 1400-1900 (Antwerpen, Amsterdam 1970). |
J. Moran, Printing presses. History and development from the fifteenth century to modern times (Berkeley 1978). |
S. Moulijn, De lithographische prentkunst (Amsterdam 1918). |
S. Moulijn, ‘De eerste steendrukker in Holland’, in: Elsevier's Maandschrift, mei 1923. |
S. Moulijn, De eerste jaren der lithographische prentkunst in Nederland (Den Haag 1927) |
De Nederlanden. Karakterschetsen, kleederdragten, houding en voorkomen van verschillende standen (1840; herdruk Haarlem 1980). |
J. Oomkens Jz., Bouwstoffen tot eene geschiedenis van de boekdrukkunst en den boekhandel in de stad en provincie Groningen (Groningen 1864). |
G.W. Ovink, Het aanzien van een eeuw (Haarlem 1956). |
M.H. Pimentel, ‘Maatschappij van Schoone Kunsten te 's Gravenhage’, in: Haagsch Jaarboekje, 10 (1898), 214-226. |
D. Porzio (ed.), Lithography 200 years of art, history and technique (New York 1983). |
R.G. Silver, ‘Trans-Atlantic crossing: the beginning of electrotyping in America’, in: Journal of the Printing Historical Society, 10 (1974/75), |
B.M. Stafford, Voyage into substance: art, science, nature and the illustrated travel account 1760-1840 (Cambridge, Mass. 1984). |
M.L. Twyman, ‘The lithographic hand press 1796-1850’, in: Journal of the Printing Historical Society, 3 (1967), 3-50. |
M.L. Twyman, Printing 1770-1970 (London 1970). |
M.L. Twyman, Lithography. 1800-1850 (London 1970). |
M.L. Twyman, Early lithographed books: a study of the design and production of improper books in the age of the hand press (London 1990). |
J.J. Vürtheim Gzn., Bijdragen tot de geschiedenis van het geslacht Vürtheim (Rotterdam, 's Gravenhage 1927, getypt) (exemplaren aanwezig op het gemeentearchief Rotterdam en het Nederlands Economisch Historisch Archief in Amsterdam) |
W. Weber, Aloys Senefelder: Erfinder der Lithographie. Daten zum Leben und Wirken (Frankfurt am Main 1981). |
W.H.J. Baron de Westreenen de Tielland, Verslag der naspooringen omtrent de oorspronkelijke uitvinding en het vroegste gebruik der stereotypische drukwijze, gedaan op uitnoodiging van het gouvernement ('s Gravenhage 1833). |
D. Woodward, ‘The decline of commercial wood-engraving in nineteenth-century America’, in: Journal of the Printing Historical Society, 10 (1974/75), 56-82. |
J. de Zoete, Zomaar een plaatje? De introductie van nieuwe illustratietechnieken in Nederland in de negentiende eeuw (z.p. 1991). |
|
|