't licht te bréngen, dat zyne volmaaktheid in alle deelen volkomen heeft, wy laaten dat aan het oordeel van alle Konstkenneren, én zéggen alleen, dat het eene eigene vinding is, dat van de Stoffe, Schikking, én Redeneering niets ontleent is, dat wy mét voordacht ieder Bedryf op een byzonder Tooneel laaten afspeelen, dat wy meerder werking daar in hébben gemaakt als men gemeenlyk in de Fransche Treurstukken ziet, enz.
Wat nu tót de uitvoering van zulk een wérk behoort, zullen die licht kunnen oordeelen, die het ondernoomen hébben.
Wy twyfelen échter niet aan eene goede uitslag, zo om de ongemeenheid van de Verziering, als de verscheidenheid der Hartstóchten, die hier gewéldig onder een arbeiden, én voornaamentlyk swanger gaan mét Liefde, én Staatzucht, twé der grootste, én krachtigste beweegingen, om in de gemoederen der aanschouweren, schrik, én médelyden te verwékken. Indien ons dit gelukt, én dar déze geringe aanbieding u. E.E. niet kome te