Amarillis(ca. 1713)–David Lingelbach– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vierde tooneel. MOPSUS, SILVIA, GALATHE'. MOPSUS. KRyg ik die brak, ik wil wel sweeren, 'K zel dat mof moffen hem verleeren. Jou guyts laat wyze Mopsus gaan. SILVIA. Een gek zo vroeg, wat gaat ons aan? MOPSUS. Jou guyt, ik zeg 't, ik zel je kraaken. GALATHE'. Hy zal ons mogelijk wat vermaken. Wel Mopsus waar zo vroeg van daan? MOPSUS. Van daar ik meen na toe te gaan. SILVIA. Een woord. MOPSUS. Myn tyd is al verstreeken, Ik moet nog met de Starren spreeken. SILVIA. De Starren, wel Mopsus, die schynen niet meer, 'T is helder weer. [pagina 7] [p. 7] MOPSUS. Wel wyshooft, wou jy my daar mee te kennen geeven Waar dat de Starren zyn gebleeven? SILVIA. Wel die zyn onder. MOPSUS. 'T is niet waar, Ze staan noch alle by malkaar. SILVIA. Wel Mopsus laat dat dan zo weezen, Wat kunje al uyt de Starre leesen? MOPSUS. Dat zel ik jou wel verklaaren, Jy luy had jou Vryers gaaren; Mopsus is het wel bekent, Dat je twee zottinnen bent. SILVIA. Wat leesje varders. MOPSUS. Jy luy mind elk wel twintig Harders. GALATHE'. ô Dat 's te veel. MOPSUS. Is dat te veel? Wel neem de helft dan tot je deel. SILVIA. ô Mopsus! jy wilt nou het rechte wit niet raaken, Kan jy niet zien dat wy op jou in liefde blaaken? MOPSUS. Dat heb ik lang geweten, want Elk is verlieft op myn verstant. SILVIA. Dat is het meeste dat wy vreezen. MOPSUS. Ook heb ik een bekoorelijk weezen. [pagina 8] [p. 8] Wat dunkje van die trecken? hée? Zeg Silvia, zeg Galathé? SILVIA. Wie zou jou 't meest van ons behaagen? MOPSUS. Dat moet ik aan de Starre vraagen. Vorige Volgende