Een woord aan den lezer.
Het geschrift, hetwelk hierbij aan het Vaderlandsch publiek wordt aangeboden, is het laatste, hetwelk het als uit des Schrijvers eigene hand ontvangen zal. Toen hij, naar den menigmaal ondoorgrondelijken, maar altijd wijzen raad des Meeren, door eenen onverwachten dood aan zijne betrekkingen, aan de Groningsche Hoogeschool en de geleerde wereld, in en buiten het Vaderland, ontnomen werd, lag het niet alleen gereed, en voor de pers bestemd, maar had het die reeds voor een groot gedeelte verlaten. Wanneer ik thans de zorg voor de voltooijing der uitgave heb op mij genomen, dan is het met diepe droefheid, omdat het mij voor den geest roept, dat wij hem verloren hebben; maar tevens met een weemoedig genoegen, dewijl het mij de gelegenheid geeft, mijnen naam nevens den zijnen in het openbaar te doen verschijnen, als ten zinnebeeld der naauwe betrekking, die ons in het leven aan elkander verbond.
Onnoodig mag het geacht worden, over den aard van het geschrift hier uit te weiden. Het spreke voor zich zelf, en de naam des Schrijvers zij het tot genoegzame aanbeveling. Dit alleen wil ik er bij opmerken: het boek is geheel het uitvloeisel van zijne persoonlijkheid. Zijn naam behoefde het titelblad niet te versieren, om het als eene vrucht van zijnen geest te doen onderken-