Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek
(1968)–Arend Lijphart– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||
De besturen van de zuilenorganisatiesDe vier zuilen in de Nederlandse samenleving beschikten over eigen afzonderlijke politieke partijen en sociaal-economische organisaties, en hadden eveneens hun eigen leiders. De vier elites vormden elk een hechte eenheid, intern homogeen en nauw met elkaar verbonden en extern afgescheiden van de elites van de andere zuilen. De hechte samenhang van de leiding binnen de zuil was gedeeltelijk het ǵevolg van formele banden, die soms tussen de politieke partijen, belangengroepen en de pers binnen elke zuil bestonden, maar van groter belang waren de informele banden tussen de besturen van de verschillende organisaties binnen de zuil. Dit waren vaak banden van vriendschap tussen verschillende personen, die in het bestuur van dezelfde organisaties zaten (wat helaas moeilijk systematisch te onderzoeken is), maar ook vaak had dezelfde persoon zitting in het bestuur van twee of meer verschillende organisaties van de zuil. Dit verschijnsel, dat in het Nederlands met de term ‘dubbelfuncties’ en in het Engels met ‘interlocking directorates’ wordt aangeduid willen wij in dit hoofdstuk nader onderzoeken. Formele banden tussen zuilenorganisaties kwamen niet veelvuldig voor. Het Vrije Volk was echter lange tijd het officiële partijorgaan van de PvdA. De hoofdredacteur van Het Vrije Volk werd door het partijcongres benoemd en ontslagen en was ook aan het congres verantwoording verschuldigd.Ga naar voetnoot1 Vóór de Tweede Wereldoorlog waren de sdap en het nvv ook formeel aan elkaar verbonden, maar deze band werd door de PvdA en het naoorlogse nvv niet voortgezet. Het katholieke dagblad De Volkskrant was een naamloze vennootschap waarvan volgens de statuten alleen ‘rechtspersonen die naar hun | ||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||
wezen tot de kab (thans nkv) behoren’ aandeelhouders konden zijn. Het katholieke dagblad De Maasbode moest volgens zijn statuten in elk geval één lid-priester in de hoofdredactie hebben. Verder schreven de statuten voor, dat in het geval van onenigheid tussen directie, commissarissen en hoofdredactie over bijzondere katholieke vragen of belangen, het blad het gevoelen van de bisschop van Haarlem moest voorstaan. Na de fusie van De Maasbode met De Tijd bleef De Tijd-De Maasbode een katholieke krant, maar formeel zonder banden met de kerk, net als De Tijd voor de fusie.Ga naar voetnoot2 Formele banden waren natuurlijk ook sterk tussen de verscheidene communistische organisaties. De hechtheid van de elites van de zuilen was echter voornamelijk het gevolg van de vele dubbelfuncties. Om de persoonlijke banden van deze aard na te gaan werd de situatie in de jaren omstreeks 1962 bekeken.Ga naar voetnoot3 De hieronder volgende lijsten van dubbelfuncties zijn niet helemaal volledig. Alleen de banden tussen de belangrijkste zuilenorganisaties zullen worden aangegeven, dwz. de banden tussen de partijbesturen, de fracties in de Eerste en Tweede Kamer, vakbonden, werkgevers-, middenstands- en boerenorganisaties, landarbeidersbonden, omroepverenigingen, de pers, en de universiteiten en hogescholen. Indien gedurende de 3 à 4 jaren in kwestie verschillende leiders na elkaar dezelfde combinatie posities bekleedden, zal hiervan slechts één worden aangegeven. Bovendien zal alleen een gelijktijdige bekleding van verschillende posities worden aangegeven; banden tussen de fracties van de partijen in de Kamers en de extraparlementaire partijorganisaties zullen niet worden vermeld (zulke banden zijn namelijk in de meeste landen heel normaal), behalve als de leidende persoon in kwestie gelijktijdig ook nog bestuurslid was van een andere zuilenorganisatie. Om het geheel zo duidelijk en overzichtelijk mogelijk te maken zullen we de algemeen bekende afkortingen van de namen van de partijen en vakbonden gebruiken (kvp, nvv, enz.), maar verder de algemeen beschrijvende naam in plaats van de officiële naam (bijv.: katholieke landarbeidersbond, in plaats van Nederlandse Katholieke Bond van Werknemers in de Agrarische Bedrijfstakken ‘St. Deusdedit’). | ||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||
In de katholieke zuil treffen we omstreeks 1962 de volgende interlocking directorates aan:
| ||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||
De bovenstaande lijst heeft uitsluitend betrekking op dubbelfuncties in de kvp en andere katholieke lekenorganisaties en niet op banden met.de kerk. Functionarissen van de kerk bekleedden soms echter wel hoge posities in de katholieke lekenorganisaties. Pater L.J.C. Beaufort was bijvoorbeeld lid van de Tweede-Kamerfractie van de kvp van 1937 tot 1946 en zat daarna van 1948 tot 1963 voor de kvp in de Eerste Kamer. Bovendien was hij lange tijd lid van het partijbestuur van de kvp. In de protestants-christelijke zuil bestond eveneens een groot aantal interlocking directorates. Alleen de namen verschillen en er zijn twee partijen in de zuil in plaats van een, maar verder lijkt het geheel erg op de lijst in de katholieke zuil:
| ||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||
De leiders van de arp waren over het algemeen sterker in andere protestants-christelijke organisaties vertegenwoordigd dan de leiders van de chu. Dit weerspiegelt de betere organisatie, het grotere enthousiasme, en de grotere electorale kracht van de arp. Het voorzitterschap van het cnv was niet lang in handen van de chu-leidsman Van Mastrigt. Zowel zijn voorganger, die de positie langer dan tien jaren bekleedde, als zijn opvolger waren antirevolutionairen. Wat ook opvallend is in de bovenvermelde lijst van de protestants-christelijke zuil, en trouwens eveneens in de lijst van katholieke dubbelfuncties, dat zonder uitzondering alle belangrijke zuilenorganisaties (belangengroepen, omroepverenigingen, bijzondere hoger onderwijsinstellingen) erin voorkomen. In de socialistische zuil waren de informele banden even sterk. Op de lijst komen echter geen werkgeversorganisaties, boerenbonden en middenstandsbonden voor; deze hoorden bij de liberale zuil thuis. Bij de socialisten treffen we de volgende dubbelfuncties aan:
| ||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||
Ondanks de doorbraak, het verbreken van de formele band tussen de PvdA en het nvv, en later ook het verbreken van de relatie tussen de PvdA en Het Vrije Volk blijkt dus, dat de informele banden tussen de zuilenorganisaties in de socialistische zuil lang hebben voortgeduurd. Het algemene patroon van dubbelfuncties in de socialistische zuil verschilt dan ook niet veel van - de interlocking directorates in de katholieke en protestants-christelijke zuilen. In de liberale zuil was de situatie echter heel anders. Interlocking directorates kwamen bij de liberale boerenbond, omroepvereniging en dagbladen niet voor. Al deze organisaties (en ook de werkgeversorganisaties en middenstandsbonden) noemden zichzelf niet ‘liberaal’ en vooral de avro was nadrukkelijk op de aanduiding ‘algemeen’ ge- | ||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||
steld. De lijst van dubbelfuncties in de liberale zuil is daarom ook veel korter dan de drie andere lijsten:
In tegenstelling tot de andere drie zuilen vormden de liberalen een aparte zuil niet zozeer omdat ze het zelf wensten, maar omdat ze er door de andere zuilen toe werden gedwongen. Het vrij geringe aantal dubbelfuncties in de zuil duidt op de tamelijk zwakke samenhang van de liberale elite, maar het was toch een elite, die duidelijk van de andere elites afgezonderd was.Ga naar voetnoot4 Ook in dit opzicht bevond de liberale zuil zich in een isolement als gevolg van het isolementsstreven van de andere zuilen. De kerkelijke gezindten van de vier elites waren precies wat men verwacht zou hebben. Volgens een onderzoek van de religieuze samenstelling van de Tweede Kamer, die op 15 februari 1967 gekozen werd, waren alle 42 leden van de kvp-fractie katholiek. De 27 leden van de arp- en chu-fracties waren allen lid óf van de Nederlands Hervormde óf van de Gereformeerde Kerk: alle chu-leden waren Nederlands Hervormd en de arp-fractie was gereformeerd met slechts twee uitzonderingen. Van de 54 leden van-de PvdA- en vvd-fracties in de Kamer waren er 26 (bijna de helft) onkerkelijk, 20 waren lid van de | ||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||
Nederlands Hervormde Kerk of van andere kleine kerken, en slechts zes waren katholiek en twee gereformeerd.Ga naar voetnoot5 Nog enkele nuances moeten aan deze beschrijving van de vier elites worden toegevoegd. Niet elke zuilenorganisatie was hetzij formeel hetzij informeel nauw aan de zuil en aan andere zuilenorganisaties gebonden. Vooral in de liberale zuil, maar soms ook in de andere zuilen, waren de bindingen vrij zwak. De nationale dagbladen kunnen in dit opzicht goed tot voorbeeld dienen. De grote dagbladen van de socialistische, katholieke en protestants-christelijke zuil (Het Vrije Volk, De Volkskrant en Trouw) waren nauw aan hun respectieve zuilen gebonden. Het Parool was echter wel socialistisch, maar verder geheel onafhankelijk en stond vaak zeer kritisch tegenover het nvv en de vara. De Tijd en de liberale bladen waren ook zuilenkranten, maar meer in ideologische dan formeel organisatorische zin. Tenslotte hadden De Telegraaf en De Courant Nieuws van de Dag, net als Elsevier's Weekblad (het grootste opinieweekblad in Nederland), wel een duidelijk rechtse politieke kleur, maar geen enkele band met een politieke partij of met een verzuilde belangengroep.Ga naar voetnoot6 Dergelijke nuances moeten wel bij de beschrijving van de vier zuilen in acht worden genomen, maar ze wissen de totaalindruk van over het algemeen hechte zuilen met elk een duidelijk afgebakend terrein niet uit. De politieke partijen speelden de belangrijkste rol in het scheppen van banden tussen de leiders van de verscheidene organisaties binnen de zuil. In de meeste gevallen van dubbelfuncties kwamen de fracties van de partijen in de Staten-Generaal of de partijbesturen voor. De partijen traden op als de meest algemene vertegenwoordigers van de zuilen en als de coördinerende organen binnen de zuilen.Ga naar voetnoot7 De belangrijkste conclusie, die uit dit onderzoek van de elites volgt en die tot dusver nog niet expliciet onder woorden is gebracht, is dat, hoewel er tussen de zuilen enig verschil was in de mate waarin dubbelfuncties voorkwamen, deze interlocking directorates alleen bin- | ||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||
nen de zuil werden aangetroffen. In de jaren omstreeks 1962 was er geen enkel voorbeeld van dubbelfuncties, waarbij twee verschillende zuilen betrokken waren: geen enkel bestuurslid van het cnv vertegenwoordigde bijvoorbeeld de PvdA in een van de Kamers, geen enkel bestuurslid van de katholieke werkgeversorganisatie zat in het bestuur of in de fracties van de vvd, en geen enkele hoogleraar was verbonden aan een ‘verkeerde’ universiteit. De enige al genoemde uitzondering lijkt prof. dr. Th.L.M. Thurlings van de Landbouwhogeschool in Wageningen te zijn, die namelijk lid was van de Eerste-Kamerfractie van de kvp. Dit is echter geen veelbetekenende uitzondering, want er was nu eenmaal geen katholieke landbouwhogeschool. Hierbij moet voor de goede orde wel opgemerkt worden, dat Thurlings niet de enige katholieke hoogleraar aan een openbare hoger onderwijsinstelling was. Er waren trouwens ook katholieken in leidende posities in de PvdA. Wat het geval van prof. Thurlings uitzonderlijk maakt, is niet dat hij katholiek was, maar dat hij de kvp in de Eerste Kamer vertegenwoordigde en daarom duidelijk tot de katholieke zuil behoorde. De vorige twee hoofdstukken toonden, dat onder het Nederlandse volk als geheel de scheilijnen tussen de zuilen scherp en duidelijk getrokken waren, maar tevens dat er wel enkele uitzonderingen waren. Er waren bijvoorbeeld enkele aanhangers van de arp, die lid waren van een bij het nvv aangesloten vakbond, enkele kerkse katholieken, wier partijvoorkeur uitging naar de vvd, enz. Op het niveau van de elites kwamen dergelijke uitzonderingen echter niet voor. Hier waren de grenzen tussen de zuilen onmiskenbaar afgebakend. | ||||||||||||||||||
De verzuildheid in Nederland
| ||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||
ziekenhuizen en charitatieve verenigingen, volgen in bijna alle landen confessionele lijnen. Bovendien bestaan er bijna overal bijzondere (kerkelijke) scholen naast de openbare scholen. Kranten zijn vaak aan politieke partijen gebonden, hoewel minder nauw en minder vaak in Amerika, Engeland, de democratieën in het Britse Gemenebest, de Duitse Bondsrepubliek en de Scandinavische landen dan in de overige landen op het vasteland van Europa. Partijstelsels weerspiegelen de religieuze en klassentegenstellingen eveneens. De meeste landen hebben socialistische en communistische partijen, die vooral oorspronkelijk duidelijk op klassenverschillen gebaseerd waren; confessionele partijen (meestal Christen-Democratische partijen) vindt men in de democratieën op het vasteland van Europa overal, behalve in Scandinavië (maar weer wel in Noorwegen). In dezelfde landen treft men meestal vakbewegingen, die op grond van godsdienst of ideologie verdeeld zijn: katholieke, socialistische en soms communistische vakbonden.8 Nederland was dus in dit opzicht geen uniek geval. Twee factoren maken echter de Nederlandse verzuildheid bijzonder interessant, wanneer men belangstelling heeft voor de vraag welke invloed deze verzuildheid heeft op de stabiliteit van een democratisch stelsel. In de eerste plaats waren de scheilijnen tussen de zuilen in Nederland scherper, de verzuildheid in politieke en sociaal-economische organisaties grondiger, en de onderlinge verbondenheid tussen partijen, belangengroepen en publiciteitsmedia binnen elke zuil sterker, dan in de Angelsaksische en Scandinavische democratieën. Dit was een relatief en geen absoluut verschil, maar wel een groot en belangrijk verschil. Het verschil tussen Nederland en de andere continentale landen is veel minder opvallend. De Belgische en Luxemburgse katholieke, socialistische en liberale ‘familles spirituelles’ en de Oostenrijkse katholieke, socialistische en liberaal-nationale ‘Lager’ lijken in de meeste opzichten sterk op de Nederlandse zuilen.Ga naar voetnoot9 Hier wordt de tweede reden | ||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||
duidelijk waarom de Nederlandse verzuildheid, hoewel niet uniek, toch uitzonderlijk interessant is. Nederland stond, vooral vóór 1965, algemeen bekend als-een bijzonder stabiele democratie. Een even goede reputatie hadden België en Oostenrijk niet, en Frankrijk, Duitsland en Italië nog minder. Hoe heeft Nederland het klaar gespeeld om ondanks de grote verdeeldheid toch een succes van zijn democratische stelsel te maken? Dit is de vraag, die wij in de rest van dit boek zullen proberen te beantwoorden. Hoofdstukken 5 t/m 9 behandelen deze vraag in enge zin, dwz. alleen wat Nederland betreft. Deel II (hoofdstukken 10 t/m 13) bespreekt daarna het algemeen theoretische belang van het soort democratie, dat zich gedurende het pacificatie-tijdperk in Nederland heeft ontwikkeld. |
|