dat groeien langzaam gaat, en dat dan nog de eene plant niet de ander is. In kinderkennis zijn deze beide paedagogen nog maar een luttel beetje gegroeid. En in zelfbeheersching nog minder.
Maar dit laatste is ook een moreel element, en in zedelijkheid groeit een mensch nòg langzamer dan in verstandelijk inzicht. Het begrijpen wil nog wel eens komen, langzaam aan, maar het kunnen leven naar dit juistere begrip, dat valt nog zwaar. Dat eischt dan ook dikwijls een innerlijke vernieuwing van het oude, een regeneratie. Dan moet er in ons een nieuw mensch geboren worden.
Echter, al groeit een mensch in zedelijkheid ook héél langzaam, daarom heeft een kind hiertoe nog niet de vrijheid. Dat zou ook wel schande zijn. En volkomen gegrond is onze verontwaardiging, dat die deugniet nòg al niet waarheidlievend is. We hebben het hem toch immers wel honderdmaal gezegd? In ondeugendheid en vrijpostigheid, o ja, daar groeit hij wonderlijk snel. Dat heb je van onkruid altijd. Maar in deugd en zelfbedwang?
Lieve vrinden, laten we nu eens héél eerlijk zijn en zeggen: Hoe gaat het met óns?
We zijn dertig, veertig, vijftig, zestig jaar geworden. We hebben het onzen leerlingen, onzen kinderen, onzen vrienden vaak voorgehouden. We zijn al bolleboozen in 't preeken - tegen anderen. Raadslieden van gezag. En hoe staat het met óns?
Zijt ge inderdaad beter geworden? Niet wijzer, maar beter? Ge hebt er uw tijd voor gehad. Kunt ge in uzelf