| |
| |
| |
Stellingen.
I.
Ten onrechte laat J. Quint in zijn ‘Die Ueberlieferung der deutschen Predigten Meister Eckehart's textkritisch untersucht’ na om met behulp van hs. Brussel, Kon. Bibl. nr. 643-44 in Eckehart's 6e sermoen wan diu sêle ist geschaffen (Ed. Pfeiffer, p. 36, r. 16) te verbeteren in wan der engel ist geschaffen.
| |
II.
Ten onrechte neemt genoemde schrijver in zijn boven aangehaald werk aan, dat binnen de groep, gevormd door de mnl. hss. Br. 2, Br. 3, Ge. en Le. er een nieuwe groepeering mogelijk is van de hss. Br. 2 en Br. 3 eenerzijds, tegenover de hss. Ge. en Le. aan den anderen kant.
| |
III.
Dat men Hendrik Mande als auteur nog altijd overschat, vindt zijn oorzaak in de geringe aandacht die men besteedt aan het gelijktijdige anonieme proza.
| |
IV.
De meening van J. Karsemeijer, voorgestaan in zijn proefschrift ‘De dichter Jeremias de Decker’ (Amsterdam, 1934), dat deze dichter weinig was ingenomen met de leer der Stoa (p. 226), is aanvechtbaar.
| |
V.
‘Het leven van Nicolaas Beets’ door P.D. Chantepie de la Saussaye is als biographische arbeid weinig geslaagd.
| |
| |
| |
VI.
Greebe's opvatting van plicht in de poëzie van Jacques Perk is onjuist.
A.C.J.A. Greebe, Jacques Perk's Mathilde-cyclus in den oorspronkelijken vorm hersteld. 's-Gravenhage, 1915.
| |
VII.
Zoomin de voorstelling die Van Leeuwen (p. 13 vlgg.) geeft van den naturalist, als de naam is aanvaardbaar.
W.L.M.E. van Leeuwen, Naturalisme en Romantiek. Groningen, 1935.
| |
VIII.
Ten onrechte verandert J. Verdam (Middelned. Wbk. VII, 1334) Daermede comen wy totter smakender wijsheyt Gods (W. Moll, Johannes Brugman I, p. 285) in Daermede comen wy totten smaken der wijsheyt Gods.
| |
IX.
Verdam's verklaring van het woord canon (Middelned. Wbk. III, 1170) is onjuist.
| |
X.
Het woord poppen in Hooft's Warenar (reg. 354) is in de uitgaven van P. Leendertz en J. Bergsma verkeerd verklaard.
| |
XI.
In het vijftiende der Geusen-Liedekens is het woord damboreus (strophe 7) een verbastering van d'amoureus en beteekent: de helden, de hoofdpersonen.
Het Geuzenliedboek, ed. Kuiper-Leendertz. Zutphen, 1924/25.
| |
| |
| |
XII.
Dat de satisfactie-onderhandelingen te Utrecht langeren tijd in beslag namen dan in de meeste Hollandsche steden, mag niet worden toegeschreven aan den ouden afkeer der Stichtenaren tegen de Hollanders, gelijk R. Fruin doet (Verspr. geschr. III, p. 141).
| |
XIII.
Op grond van de bestaande wetenschappelijke literatuur mag men verwachten dat de verovering van Abessynië aan Italië voorloopig niet die voordeelen zal opleveren, die men er zich blijkens officieele Italiaansche uitspraken van voorstelt.
Handbuch der geographischen Wissenschaften. Potsdam, 1930-.
J.J.W. de Vries, |
De expeditie door de Dankali-woestijn in 1930-'31, Ts. Kon. Ned. Aardr. Genootsch. 1935, p. 715 vlgg. |
H.N. ter Veen, |
Koloniale vraagstukken in Italiaansch Noord-Afrika. id. p. 837 vlgg. |
|
|