Hoe Anansi de krabben bekeerde
Vraag het Alata, grijp hem bij zijn rattestaart als hij langs komt spurten in het donker. Je bent toch niet bang voor een rat? Zeg hem: ‘Alata, is het waar dat Anansi de krabben heeft bekeerd?’ En hij zal je zeggen: ‘Het is waar, ik was er zelf bij!’
Als je denkt dat uit zo'n knaagdierenbek geen waarheid kan komen, verslaap je dan niet als de vogels wakker worden; vraag die zwarte kraai! Zeg hem: ‘Pikablaka, heeft Anansi de krabben bekeerd?’ En hij zal je antwoorden: ‘Het is waar, ikzelfheb het gezien!’ Nou, als je twijfels hebt ondanks dit alles, dan raad ik je aan: wacht tot de kikkers beginnen met hun concert, zoek Ba Todo en schreeuw hem in het oor: ‘Heeft Anansi de krabben bekeerd?’ En luister vriendje, wat hij je zal vertellen...!
Er is een buurt in de stad, waar jij nog nimmer-nooit je voet hebt gezet, een rood-rood lantaarntje brandt daar. Daar is altijd een smulklaar krabbetje te koop. Jij en ik, wij hebben liever een broodje met pindakaas misschien, maar B'Anansi..?
Die hongerlap! Hij was op een dag daarlangs gekomen en hij lustte die heerlijke krabbetjes wel allemaal tegelijk! Maar ja, je kent hem langzamerhand... natuurlijk weer platzak! Dus ging hij naar huis, en dacht zijn spinnekopdenkhoofd ongeveer te barsten, tot hij een wondermooi plan had bedacht.
Ten eerste ging hij naar zijn vriend Pika de Kraai, en hij vroeg héél beleefd één van zijn zwarte jassen te leen.
‘Hoeft geen nieuwe te zijn,’ zei Anansi met een smoeltje als een regendag. ‘Het is dat ik naar Begrafenis moet van wijlen mijn vrijgezellen-oom zijn overleden weduwe.’
Dus was Kraai zeer onder de indruk en leende hem zijn maat XL zondagse overjas en dito hoed, met aandringen en troostwoord. Daarna ging Anansi naar zijn vriend Todo, waar die zijn Roeibootverhuur heeft en zei: ‘Kan ik een groot-groot schepnet even van je lenen? Mijn rechterschoen van mijn linker-dubbelpaar is te water geraakt van mijn elfen-dertigste kind. Ma Akoeba is zo kwaad...’
‘Natuurlijk, neem!’ riep jolige Todo en leende hem nog een sleepnet erbij, met knipoog en kikkergrijns.
Ten derde ging hij naar Alata de Rat, die in een papierpakhuis woonde.
‘Vriend Alata, heb je een dik-dik oud boek voor me te leen? Ik wil hoog aan die plafondlamp van me een nieuw spinneweb vastmaken en nèt kan ik er niet bij...’
‘Och ja, zoek er maar eentje...’ zei bezige Rat, die zijn viool een nieuwe snaar gaf. ‘Kijk wat je gebruiken kunt.’ En B'Anansi vond een drie-kilo voddenboek en deed het in een keurige kaft van rood behangsel, zodat je niet meer lezen kon dat het heette: Telefoonboek van de Stad New York.
Zo toegerust trok B'Anansi naar de Krabbenbuurt: Zwarte hoed en jas op zijn scharminkelgedaante, met ergens een vreemde boiling van verborgen visserstuig, waar bovenop dat blokdik, rode boek onder zijn spille-arm. Pfpfff... een griezelige vorm van Anansi!
Zo kwam Anansi in de Krabbenbuurt en allemensen..., je gaat me niet geloven.
Al dadelijk klonk een zacht gebrom onder die hoed vandaan: ‘Halleluja, dames en dames! De Heer is waarlijk opgestaan. De Heer hier, Anansi! Hier klinkt Anansi's heilbrengende boodschap voor verheffing van uw zielige zielsgesteldheid, uw heilige bevrijding van de modderzonde! Luister naar mij, de boodschapper van vrijheid en blijheid...!