| |
| |
| |
| |
[Anansi en die andere beesten]
Er was eens... midden in het bos een huisje, daarin woonde Anansi de Spin met zijn hele gezin. Aan de andere kant van dat bos was nog een huis, een flinke kast van een huis was dat. Daarin woonde Tijger met zijn vrouw en al zijn tijgerkindertjes.
En boven in een grote boom woonde Monki de Aap, met al zijn vrienden en familieleden.
Overal in het bos woonden nog veel meer beesten.
Fefe de Hond en Konkoni Konijn, en dan had je Schildpad en Doxy de Eend en Alata de Rat. En nog een heleboel andere dieren, te veel om op te noemen.
| |
| |
Je weet dat Tijger een heel groot beest is. Anansi de Spin is maar een klein beestje. En Monki de Aap is ook niet groot. Maar je weet, dat apen wel een grote mond hebben.
Vaak zaten de beesten te praten onder die dikke boom waar Monki woonde. Soms kletsten ze gezellig tot de zon al onder was. Maar 's morgens vroeg was Tijger er nooit bij... die lag dan nog lekker te snurken. En ook Anansi was nergens te zien. Van vroege uren hielden ze niet, die twee. Op een dag zei Monki: ‘Die Tijger is een waardeloze kerel. Denk je dat ik bang voor hem ben? Al heeft hij nog zo'n grote bek met tanden... Als ik wil, dan spring ik op zijn rug en ik leg een knoop in zijn staart!’
Alle dieren moesten vreselijk lachen en ze vertelden aan Tijger wat Monki gezegd had. Tijger werd woedend. ‘Wat heeft die brutale aap gezegd?’ brulde hij. ‘Ik zal hem verkreukelen. Alle apen van de wereld zal ik in stukjes scheuren!’ De dieren stoven angstig het bos in.
| |
| |
Ze renden holderdebolder dwars door de takken en struiken naar het huisje van Anansi.
‘Anansi, Anansi!’ riep Fefe de Hond. ‘Tijger is reuze kwaad geworden om wat Monki heeft gezegd!’ ‘Nu wil hij Monki aan stukken knippen!’ zei Schildpad bibberend.
En Doxy de Eend kwekte: ‘Hij is door het dolle heen, en hij eet ons nog allemaal op!’
‘Kom, kom,’ zei Anansi, ‘ik zal die grote kater wel even kalm aaien.’
De beesten gingen allemaal mee naar het huis van Tijger. Maar mee naar binnen gingen ze niet.
‘Hallo Tijger,’ zei Anansi. ‘Ik hoor dat je een beetje boos bent op die stomme Monki. Nou ja, dat is ook een brutale aap...’
Weer spatte Tijger bijna uit elkaar van kwaadheid. ‘Wat denkt die kleine punker wel!’ schold hij. ‘Ik zal hem pakken en tot pudding knijpen!’
| |
[pagina 10-11]
[p. 10-11] | |
Anansi vroeg: ‘Hoe ga je hem vangen?’ Tijger krabde zijn kop. ‘Tja, hoe kan ik hem vangen, Anansi?’
‘Ik weet wat,’zei Anansi.
‘Je moet raad vragen aan Konijn. Die is verschrikkelijk slim. Die heeft een kast vol dikke boeken. Maar als je bij hem komt, moet je hem heel veel geld betalen. Kijk, als je pijn hebt in je kies, dan ga je naar de tandarts, dan moet je die ook veel betalen. Konijn is een soort dokter. Niet voor de pijn in je kies, maar voor pijn in je ik.’ ‘Pijn in je wat?’ vroeg Tijger. Hij snapte maar half wat Anansi zei. En hij vertrouwde hem nog voor geen kwartje. ‘Hoeveel geld moet ik betalen?’ ‘Vraag dat maar aan Konkoni. Dat is een hele slimme raadsman,’ zei Anansi. En weg was hij.
Ging hij daar niet de kant op van Konijn zijn huis?
| |
[pagina 12-13]
[p. 12-13] | |
Vlug vlug ging Tijger naar het postkantoor.
Daar vulde hij zijn zakken met papier en gerinkel. Hij had dan wel geen kiespijn, maar toch een naar gevoel.
Of hij een schop gekregen had, zo ongeveer tussen zijn broeksknoop en zijn grote snor. En hij begreep dat daar ergens zijn ik moest zitten.
Dus toen ging Tijger naar Konijn en zei: ‘Aap Monki heeft mij vreselijk beledigd. Nu ga ik hem verschrikkelijk te pakken nemen. Wat moet ik doen om hem te vangen?’
| |
[pagina 14-15]
[p. 14-15] | |
Konijn trok een geleerd gezicht. Hij ging naar de boekenkast en pakte zijn schetsboek en zijn grote pot met kleurpotloden.
‘Kijk,’ zei hij. ‘Hier teken ik jouw huis. Waar is de deur? Mooi, hier. En het raam is daar? Ik teken het. En wat is hier onder het dak?’ ‘Dat is de slaapkamer van al mijn kleine Tijgertjes’, zei Tijger. Hij vond Konijn een knappe tekenaar, al snapte hij nog niet waarom er moest getekend worden.
‘Je moet een prachtig feest geven, vriend Tijger. Je nodigt iedereen uit. Je vraagt Anansi of hij komt muziek maken, met die beroemde popgroep van hem. Dan wordt je feest een groot succes.’
| |
[pagina 16-17]
[p. 16-17] | |
‘Kost dat niet veel geld?’ vroeg Tijger.
‘Als je mij goed betaalt, maak ik dat wel in orde met Anansi,’ zei Konijn vriendelijk. ‘En deze tekening wordt ook voor jou.’
Toen gaf Tijger hem alles wat hij in zijn zakken had.
Konijn ging voort: ‘Nut komt het... zo kun je Monki vangen. Als iedereen aan het dansen is doe je de deur op slot.
Maar laat het raam wel open, anders stikken alle beesten.’
‘Maar dan is iedereen gevangen,’ zei Tijger ongeduldig.
‘Dat is een beetje veel.
Ik wil alleen die Monki maar te pakken nemen.’
| |
[pagina 18-19]
[p. 18-19] | |
‘Wacht nou!’ riep Konijn vlug. 'Ik ben nog lang niet klaar. Dit is het plan. Dan kruip je zachtjes op de vliering en je laat het luikje open. Je blijft voorzichtig kijken tot dat Monki aan komt dasen, vlak onder het luik. Dan spring je boven op hem en je knijpt hem fijn.’
‘Dat is een prachtig plan, ha- ha- ha!’ zei Tijger. ‘Dat ga ik doen.’ Hij gaf Konijn zo'n geweldige klap op zijn schouder, dat die bijna door de vloer ging. ‘Reusachtig bedankt,’ zei hij. Konijn scheurde netjes het plan uit zijn schetsboek en rolde het op.
‘Laat me horen welke dag je feest is,’ riep hij Tijger achterna.
Toen Tijger thuis kwam bij zijn Tijgerin zei hij: ‘Ina mijn vrouw, ben ik niet jarig binnenkort’
‘Maar lieve man,’ zei Tijgerina. ‘Weet je niet meer? Dat was je net zes maanden geleden.’ ‘En jij vrouw Ina, ben jij niet heel gauw jarig?’
‘Dat duurt nog zeker wel een half jaar,’ zei Ina met een lach.
| |
[pagina 20-21]
[p. 20-21] | |
‘Maar waarom vraag je dat?’
‘Omdat ik een groot feest wil geven, en alle dieren van het bos ga vragen om te komen.’
‘Alleen ons jongste kind,’ zei Tijgerin. ‘Die wordt aanstaande zaterdag één jaar.’ ‘Dat is mooi!’ zei Tijger. ‘Dan krijgt hij een verjaarspartij en iedereen wordt uitgenodigd.’
‘Hoera!’ riepen de kleine Tijgertjes. ‘Dan mogen wij er ook bij zijn! Dan hoeven we niet vroeg naar bed!’ Tijger keek schuin omhoog naar het luik van de kinderslaapkamer, en hij lachte. En Mama Tijger lachte ook toen ze Papa zag lachen. Tijger vroeg alle dieren om op zijn feest te komen.
‘Die lollige Monki zei, dat hij een knoop kon leggen in mijn staart nietwaar? Je zult eens zien hoe leuk ik met dat aapje dansen ga,’ zei hij tegen iedereen die het horen wilde.
| |
[pagina 22-23]
[p. 22-23] | |
De dieren kwamen heel nieuwsgierig naar het feest. De tijgerbaby werd geknuffeld omdat hij toevallig jarig was, en alle tijgerkinderen deelden lekkere hapjes rond.
En de muziekgroep van Anansi swingde er op los. Anansi speelde mondharmonica en sloeg de maat op een leeg bierkistje. Soms zong hij ook en klapte in zijn handen. Dan trommelde hij met al zijn voeten op de kist. Je kon niet blijven stilzitten, zo leuk klonk dat. Todo de Kikker en Fefe de Hond speelden de kleine en grote trom die Kawina en Timbaal heten. Kaka Kukleku had een grote rammelaar gemaakt van cocosnoot. Dat ratelde en rinkelde en rolde als de donder. Alata de Rat tikte de melodie met een dun stokje op een fles.
Dat klonk zo klingelig en grappig dat je omviel van het lachen. En allemaal zongen ze de liedjes die Anansi verzon, zoals:
‘Waarom kijk je zo, waarom volg je me?
Ik ben geen showfiguur, ik ben geen cirkusclown.
Waarom kijk je zo, waarom volg je mij?
Ik ben geen super-hit-paradepaard!’
Steeds vrolijker en doller werd het feest en alle dieren riepen: ‘Anansi is de beste drummer van de wereld!’
| |
[pagina 24-25]
[p. 24-25] | |
Monki de Aap danste het allermooiste om de beurt met Popje Papegaai, Krabita Geit en Sam de Schildpad. En Doxy de Eend had dolle pret met Karel Kakkerlak, wat eindigde met glaasjes limonade op hun hoofd. Zelfs baby Tijger waggelde verrukt in het rond met de twee kleinste kindertjes van Anansi. Dat was nog eens een feest, geen beest had zoiets ooit meegemaakt!
Dat duurde zo de hele nacht, totdat het licht werd.
| |
[pagina 26-27]
[p. 26-27] | |
De kleinste kinderen waren al lang ergens ingeslapen.
Toen zong Anansi:
‘Aap kijk naar de zolder,
door het open raam kun je weg...
Monki zei tegen zichzelf: Wat zingt Anansi voor een stom liedje? Wat heeft dat te betekenen: ‘Aap kijk naar het plafond?’ En tegelijk keek hij omhoog - daar zag hij Tijger door het zolderluik loeren, klaar om te springen. ‘Aha,’ fluisterde Monki.
‘Dus dat bedoelt Anansi... De deur is op slot, maar het raam is open...’
En floep!
Daar was hij over de vensterbank in de tuin verdwenen.
| |
[pagina 28-29]
[p. 28-29] | |
Tijger plofte tussen de gillende dansers, en iedereen vloog ondersteboven.
| |
[pagina 30-31]
[p. 30-31] | |
De hele beestenbende stommelde overeind en rende naar het raam.
Konijn had al die tijd heel ernstig gekeken, maar nu begon hij vreselijk te grinniken. En Tijger draaide vlug de deur van het slot en schoot naar buiten.
Daar zat vriend Monki in de hoogste boom. Tijger kon maar niet snappen hoe hij daar zo gauw gekomen was... Wat moesten al die beesten lachen!
En wie lachte het hardst?
| |
| |
Anansi.
|
|