Bezinning en strijd(1972)–Alphons Levens– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Slaaf als ik Het doet je wel wat als Surinamer wanneer je bij de bushalte staande door een oude Hollandse heer wordt aangesproken: ‘hoe komt het dat jullie, zo kort in Nederland zijnde, toch nog een knap woordje Nederlands spreken?’ Ik legde het hem uit: ‘op school moesten wij Nederlands spreken en thuis moesten wij Nederlands Onze talen werden ons verboden, althans sommigen van ons.’ Hij begreep mij en hij begreep mij niet wist het verschil niet tussen Paramaribo en Curaçao, maar vloekte op de Nederlanders die zoveel onrecht begaan in de wereld en daar in de West. Hij vloekte op zijn landgenoten die zoveel kwaad spreken over Surinamers en niet beseffen dat ook zij schuld hebben in Suriname en Willemstad. Hij vloekte op deze maatschappij die ook hem frustreerde en zoveel slaven maakte zelfs op deze dag. Hij vloekte op onrecht, misdaad en ellende en op de grote man die hem klein hield. Ik stapte de bus in... hij moest nog wachten op zijn bus. Binnen stelde ik mezelf de vraag: ‘Verwijt ik ook deze man?’ [pagina 41] [p. 41] Hij is slaaf als ik. Slaaf van dezelfde heerschappij dat heel deze wereld dupeert. Slaaf als ik. Jammer dat ook op zíĵn hoofd de blaam moet rusten voor mijn grotere ondergeschiktheid. Jammer dat hij dit niet weet. Jammer, dat hij ongeschoold is; want deze man, deze kleine man, had rechtsgevoel. Gevoel voor menselijkheid. Hij zou mij kunnen helpen om mens te worden, om vrij te zijn, maar hij wist het niet. Politiek was hij dom en onbewust. Het deed mij wat, ik besefte het: deze kleine Hollandse man voelde mee met mij. Hij voelde het onrecht aan. Echter was hij even onmachtig; een slaaf als ik. Vorige Volgende