Bezinning en strijd

[p. 9]

Begrepen

Drie rijke lui,
een koeli, een nengre en een ‘bakra’
Ze zaten op het terras.
De ‘bakra’ in het midden.
Die drie rijke lui.
Ze dronken dure drank
en keken naar beneden.

Wíĵ kwamen langs.
Baboen, Nene, Omoe, Min en Indjí,
vijf arme mensen.
We keken naar boven.
Een ‘bakra’ in het midden???
Een wantrouwelijke toestand;
hij schaadt de Surinaamse zaak.

Vijf arme Surinamers
keken gelijk naar boven,
zagen met eigen ogen.
Zó spelen ze het spel
gezamenlijk tegen ons.

Baboen keek Min aan,
Indjí keek Nene aan,
Omoe keek Min aan.
Ze hadden allen gezien
en allen begrepen
die vijf arme mensen.

Zwijgend lopen zij verder;
de drie rijken glunderen al.
Maar in gedachten spannen ze samen,
deze vijf arme mensen.