malige, in vele opzichten verdienstelijke Orkestmeester Benucci, de steen des aanstoots. Den wezenlijken aart van het geschil heb ik, onkundige leek, nooit kunnen begrijpen: - genoeg, dat er geschil bestond: en dat dien ten gevolge de yver van mijn geachten kunstvriend om voor het tooneel te arbeiden al meer en meer verflaauwde. Later was het een noodlottige kwaal, die hem tot den arbeid ongeschikt maakte, en zoo doende bleef deze geheel steken. Jaren verliepen er, en zelfs het bestaan van het stuk was my glad uit het geheugen gegaan, toen ik, na de uitgave van het Eerste Deel mijner Dramatische Werken, my plotselings herinnerde hoe ik, na de opvoering van Saffo, woorden voor een Zangspel vervaardigd had, waarvan de
muzyk, die er by moest komen, onvoltooid gebleven was. Ik schreef diensvolgends aan den Komponist om mijn handschrift, - en het lang vergeten papieren kind keerde aldra tot zijn vader. Ik zend het nu, uit zijn kerker verlost, de wijde waereld in. Moge het daar, uit aanmerking van de meer dan achttienjarige opsluiting welke het ondergaan heeft, een niet te streng oordeel ondervinden.